Minne-plicht ende kuysheyts-kamp(1625-1626)–Johan van Heemskerck, Joost van den Vondel– AuteursrechtvrijAls mede verscheyden aardighe en geestige nieuwe liedekens en sonnetten Vorige Volgende [pagina 148] [p. 148] Questadolce Sirena. OPhebus fiere proncker, Geen rust ick u misjon. Vaert vry met u gefloncker, In zee der vloeden bron: Den avondt met syn doncker, Is voor bod' van mynson. Niet dat gh'in myn sin wycken, Moet voor u suster klaar, En t' heyr dat 's hemels rycken, Betrecken kont met haar. k' VVil by u niet ghelycken, Haar lichten al te gaar. Maer inde duysterheeden, [pagina 149] [p. 149] Die komen sweven aen, En met een mist bekleeden, U af gelayde paen, Sal ick te myner beeden, Twee starren op sien gaen. Twee starren die met blaecken, Verdryven nachten swart, Die teelen en ontwaecken, Doen vier dat starren tart, In myn gemoet, en maecken, Een Hemel van myn hart. Die sal ick op het spaade, Meer dan een morgenstondt, Inblinckende ghewaden, Sien glinstren als versondt, [pagina 150] [p. 150] En proeven de genade, Die min syn dienaers jont. FINIS. Vorige Volgende