Minne-plicht ende kuysheyts-kamp(1625-1626)–Johan van Heemskerck, Joost van den Vondel– AuteursrechtvrijAls mede verscheyden aardighe en geestige nieuwe liedekens en sonnetten Vorige Volgende [pagina 119] [p. 119] Sonnet. KOmt preutse Nysa, komt verlaat het groene velt, Dat Mopsus niet, noch Pan, noch Chimon u meer vlayen, Ay goude Nysa komt, komt wildt soo lang niet bayen Dat Damons droevig hart niet barst, niet breke of sinelt. U Damon die de weecken, daegen, uyren teldt Tot op u komst, vant wreed' en droevich bitter schayen: Ick denck somtyt sou Mops myn Nimphje wel verlayen? Amy ick vrees, want hy met Nysa woordt ghequelt. Ach, ach, tis even eens Licor of Nysa vreesen, Helaes k'wil also lief Gallo als Damon weesen, Och was ick Corydon, van Silvia ghevryt, En mocht ick eenichsins de Nymph' Nysa behaeghen, De dagh viel myn een uyr, myn jaaren koorte daeghen: Nu sucht ick, en verlang, en reck de taye tyt. Vorige Volgende