Lust tot poëzie
(1989)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermdLijkklacht aan het Vrouwekoor, over het verlies van mijn eegaaant.O heilig koor, dat van de mijnen
't vergaan en onvergaan gebeent
bewaart, en zachte rust verleent,
totdat de zon vergeet te schijnen -
5[regelnummer]
nu groeit 't getal van uwe lijken
door één, die meest mijn geest bedroeft
en met de lijkschroef 't harte schroeft,
die voor geen jammerklacht zal wijken.
Nu perst uw harde zerk het kermen
10[regelnummer]
en tranen uit het hart en oog
om mijn Creüsa, die omhoog
gevaren, smolt in bei mijn armen,
terwijl ik te Aquilea streefde
met Constantijn, de grote held,
15[regelnummer]
door zwaarden op de keel gesteld,
door vlam, die naar de sterren zweefde.
Ik wenste nog om enig teken
van haar, die als een schim verdween,
wanneer ze mij te troosten scheen
20[regelnummer]
en in de droom dus toe te spreken:
mijn lieve bedgenoot, deez' zaken
gebeuren geenszins zonder God;
| |
[pagina 75]
| |
vernoeg met uw getrokken lot
en wil uw heldenwerk niet staken.
25[regelnummer]
Dat ramp noch druk uw dagen korten,
voordat gij ziet, naar uwen wens,
de vluchtende tiran Maxens
bestorven in de Tiber storten.
Dán zal uw ziel ten hemel draven,
30[regelnummer]
wanneer het triomferend hoofd
't gewijde zwaard, aan God verloofd,
ontgordt op der Apost'len graven.
Bestel mijn sterf'lijk deel ter aarde
in 't koor der zegenrijke Maagd,
35[regelnummer]
waar zulk een schaar de naam van draagt
en die mijn naam ook gaf zijn waarde.
'k Verhuis, van 't aardse juk ontslagen
omhoog naar 't hemelse gebouw.
Verzorg de panden van onz' trouw:
40[regelnummer]
twee kinders, die ik heb gedragen.
Zo sprekend week zij uit dit leven.
marie, al laat gij mij alleen,
uw vriendschap, uw gedienstigheên
staan eeuwig in mijn hart geschreven.
45[regelnummer]
Hoe ver deez' voeten mochten dwalen,
'k zal derwaarts mijn bedrukt gezicht
nog slaan, waar voor het rijzend licht
uw bleke ster ging onderdalen.
|
|