Lust tot poëzie
(1989)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
Op de vijf zinnenaant.'t Misbruik der zinnen werkt in 't einde pijn en smart,
doch redelijk gebruik vernoegt des mensen hart:
dat's aardse zaligheid. Wie wenst hier groter goed
dan in 't gezonde lijf een gans vernoegd gemoed?
| |
Het gezicht5[regelnummer]
De blinde, die weleer aanschouwde 't lieve licht,
kan tuigen wat het zij te missen het gezicht,
te wroeten als de mol in duisternis en dromen.
De blinde is hallef dood. Men leeft door 't oog volkomen.
| |
Het gehoorHet redelijk begrijp, in ons het god'lijk deel,
10[regelnummer]
veroorzaakt tussen mens en dier een groot verscheel.
Maar och, wat zou het zijn, ontbeerden wij de spraak?
En nog waar' beide niets, zo ons 't gehoor ontbraak'.
| |
De reukDe ontloken rode roos heeft niets dan blad en kleur
voor reukeloze neus, niet snuivende de geur.
15[regelnummer]
De reuk des geurs verkwikt het kwijnend hart des zieken
en bindt aan 't lijf de ziel, die vlug was met haar wieken.
| |
De smaakDe smakeloze tong wordt met geen lust gevoed.
Zij weet van wrang noch zout, noch bitterheid, noch zoet.
De beste saus is smaak, al schafte zelf Jupijn.
20[regelnummer]
Want waar de smaak ontbreekt, daar kan niets lekkers zijn.
| |
[pagina 54]
| |
Het gevoel't Gevoelen is de Min, waarnaar het alles jankt;
het kittelt zelfs Jupijn, zodat hij 't zich bedankt.
Men neemt 't gevoelen weg, dan treurt het welig wicht
met fakkel zonder vlam, met koker zonder schicht.
|
|