Lust tot poëzie
(1989)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
Op de optocht van de schutterijen te Amsterdam
| |
[pagina 27]
| |
de donderslag verdooft;
welks schatkist land- en zeegeweld
verduurt, nooit uitgeput,
35[regelnummer]
de wettelozen wetten stelt
en 't heilig recht beschut.
De grijze vader Oceaan
geleidt de leeuwevlag,
die door een ongewone baan
40[regelnummer]
begroet de blijde dag.
Daar riekt ons 't geurige oosten toe
en schenkt met volle schoot
het zeilrijk IJ, nooit zeilens moe,
gedurig vloot op vloot.
45[regelnummer]
De bitse Nijdigheid, vol spijt
bekent, beschaamd en stom,
dat wie de waterleeuw benijdt,
met ene stille trom
nu afdruipt van de oorlogsdans.
50[regelnummer]
Batavië, vol moed,
verheft na 't keren van de kans
de kam uit Soenda's vloed.
Het kraait met vreugd d'opgaande zon
ten bedde uit, waar de kling
55[regelnummer]
des Tarters Chine en wreed Japon
in schrik houdt uit Peking.
Ontsluit de Tarter zijn gebied
voor Indus' maatschappij
- 't gewenste wit dat zij beschiet -
60[regelnummer]
zo staat de handel vrij.
Zo wellekomt het gans Euroop'
en 't Afrikaanse strand
onz' vloten met geen mind're hoop.
Zo houdt de welvaart stand.
65[regelnummer]
O brave schutters, trekt nu heen
| |
[pagina 28]
| |
en houdt uw wapens 'reed
ten dienst ter stede en 't algemeen:
zo sterkt gij uwen eed.
|
|