Lucifer. Adam in ballingschap, of Aller treurspelen treurspel. Noah, of Ondergang der eerste wereld
(2004)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 188]
| |
Vijfde bedrijf
lucifer, Asmodé
lucifer
Zo vang' de rouwklacht aan. Geen zang heeft zulken aard.Ga naar voetnoot1412
asmodé
Hoe wakker heeft deez' wacht zijn hofwacht nu bewaard!Ga naar voetnoot1413
lucifer
Het gaat naar onze wens. Wij zijn dien hoek te boven.Ga naar voetnoot1414
1415[regelnummer]
O Asmodé, het rijk des afgronds wil u lovenGa naar voetnoot1415
en innehalen, op de schorre nachtklaroen.Ga naar voetnoot1416
Onz' hof wordt met tapijt van spinrag en feestoen
van dorre blaên bekleed, om 't zegefeest te houwen.
Wij kronen u ten vorst der oosterse landouwen.
1420[regelnummer]
Gij steurde 't eerste feest der levenden en zult,Ga naar voetnoot1420
ten God der bruiloften van 't Oosten ingehuld,
gemachtigd worden, 's nachts het bruiloftsbed t' ontsteken
met geile vlammen en des bruigoms hals te breken
waar hij gewonden legt in d' armen van zijn bruid.
| |
[pagina 189]
| |
asmodé
1425[regelnummer]
Dat 's meer dan ik verdiende, Op uwen zegen sluit
mij d' ijzren kroon om 't hoofd. Zij roeste, uw naam ter ere.Ga naar voetnoot1426
lucifer
Waar steekt deez' jonge bruid, met haren nieuwen here?
asmodé
Zij dropen achter af, van schaamte en schrik gepraamd,Ga naar voetnoot1428
en slopen in een hol, mistroostig en beschaamd
1430[regelnummer]
om hunne naaktheid: want nu zien ze eerst uit hun ogen,
of andere ogen, loos beguicheld en bedrogen.Ga naar voetnoot1431
Zij weven schaamrood, om de schamelheid t' ontgaanGa naar voetnoot1432
van hunne naaktheid, een groen web van vijgenblaênGa naar voetnoot1433
om 't middenlijf: want wij hen bij de lokken sleurdenGa naar voetnoot1434
1435[regelnummer]
door braam- en doornenhaag en distelpunt en scheurden
de witte zijde van hun eerste onnozelheid.Ga naar voetnoot1436
Dit zijn de slippen, vuil van stof en rood bespreid
van slijk en sprenklen bloeds. Zij jammeren en krijten.
Men hoort ze elkandere de schuld der misdaad wijten
1440[regelnummer]
en vloeken. Eden galmt van jammerlijk misbaar.
Mistroostige Adam krabt zijn aanzicht, rukt het haarGa naar voetnoot1441
met lokken uit zijn hoofd en wekt de hofgeschallen,Ga naar voetnoot1442
uitschreeuwende: waartoe, waar ben ik toe vervallen!
Ik gaf mijn bruid niet, maar mijn vijandin gehoor.
1445[regelnummer]
Mijn vlees heeft mij verraên. Ik volgde een heilloos spoor.
Een vuile snoeplust was de pijl die Eva griefde,
en mij al teffens. Och, dit komt van vrouwenliefde.Ga naar voetnoot1447
Ik ben van mijne rib en eigen vlees verraên.
De vrouwenliefde komt mij al te dier te staan.
| |
[pagina 190]
| |
1450[regelnummer]
Ik wou de vlag, in top gezet, uit trots niet strijken,Ga naar voetnoot1450
en God in wijsheid en in wetenschap gelijken.
De hovaardij heeft mij bedorven en bekoord.
Het spook des afgronds klampt mij met geweld aan boord.
Ik voel en voer alree een oorlog in mijn leden.
1455[regelnummer]
Het vlees wil anders dan de geest; verstand en redenGa naar voetnoot1455
en wil, getaisterd van dien onverwachten smak,
gevoelen al te spade een vreselijken krak.Ga naar voetnoot1457
'k Gevoel de jammeren van buiten en van binnen.
Hoe kan men zulk een schâ herhalen en verwinnen!Ga naar voetnoot1459
lucifer
1460[regelnummer]
Zo wordt mijn wraak verzaad. Nu triomfeert de hel.
Dat mijn erfvijand zich nu were en wetten stell'
om zulk een inbreuk van erflasteren te keren:Ga naar voetnoot1462
wij passen langer op geen hinderdam noch berenGa naar voetnoot1463
van wetten en belofte en vreeslijk dreigement.
1465[regelnummer]
Natuur legt onder, plat getreden en geschend.
Al 't menselijk geslacht is mijn en errefeigen.Ga naar voetnoot1466
Het past niet langer op beloften noch op dreigen.
De wil helt over van 't geboden goed tot kwaad.
'k Wil kerken zaaien en altaren Hem ten smaad.Ga naar voetnoot1469
1470[regelnummer]
Men zal mijn beelden daar met mensenoffren eren,Ga naar voetnoot1470
en goud en wierook en bij 's afgronds godheid zweren,
uit schrik voor straf. Ik schuif nu glimpelijk en valsGa naar voetnoot1472
den oorsprong van het kwaad van mij op 's vijands hals.
Laat al de wereld vrij van Adams erven krielen:
1475[regelnummer]
uit zestig eeuwen bergt hij pas een handvol zielen.Ga naar voetnoot1475
Zo stijg ik, na mijn val, op enen hoger trap.
Zoveel vermag de lust, een mondvol appelsap.
Maar duiken we ene poos. Wij zullen met onze oren
| |
[pagina 191]
| |
den groten ommezwaai van 't eeuwig treurspel horenGa naar voetnoot1479
1480[regelnummer]
uit Adams eigen mond. Nu loopt de treurrol af.
Hij komt tot kennis van zijn misdaad door de straf,
die d' overtreders op den hiel treedt. Hij loopt herwaarts,Ga naar voetnoot1482
bestorven om het hoofd en doods, dan weder derwaarts.
De Beeldenvormer zag 't wanschepsel aan, en riep:
1485[regelnummer]
Helaas, nu rouwt het Mij dat ik ooit mensen schiep.Ga naar voetnoot1485
adam, Eva
adam
O duistere spelonk, ik docht in uwe naarheidGa naar voetnoot1486
mijn smet en naakte schaamte en schande; voor de klaarheid
des hemels en den glans van 't aldoordringend licht
te dekken, maar vergeefs: geen hol, geen bos is dicht.Ga naar voetnoot1489
1490[regelnummer]
Ik word verraden van het wroegende geweten,
dat overtuigt me. Een worm te diep in 't hart gezeten,Ga naar voetnoot1491
het overtuigen van 't beschuldigde gemoed,
doorknaagt mijn ingewand. Waar zet ik mijnen voet
om rust te vinden voor het barnen van mijn zinnen?Ga naar voetnoot1494
1495[regelnummer]
Och welk een onrust kraakt en knerst gedurig binnenGa naar voetnoot1495
in mijnen boezem! Hoor, hoe giert het heen en weer,Ga naar voetnoot1496
getrokken van 't gewicht der misdaad, keer om keer.
Hoe is mijn staat verkeerd! Ik dwaal gelijk de blinden
En zoeke d' oude rust en kan ze nergens vinden.
1500[regelnummer]
Zij vlucht gestadig voor en voor en wil niet staan.Ga naar voetnoot1500
Wat grijp ik naar de lucht? Hier is geen vatten aan.Ga naar voetnoot1501
Waar blijven d' engelen, de blijde feestgenoden,
de wachters van den hof? Helaas, zij zijn gevloden.
Nu zwijgt de bruiloftsgalm. De vooglenzang zit stom.
| |
[pagina 192]
| |
1505[regelnummer]
Geen reien juichen meer voor bruid en bruidegom.
De hemelse bazuin houdt op het feest te groeten.
De helse horen houdt nu aan met vreeslijk toeten.
eva
Wat komt u over? Zijt gij zinneloos, of dwaas?Ga naar voetnoot1508
adam
Ik zie de spokerij en hoor het nachtgeraas
1510[regelnummer]
rondom mij hene. Zie de razernijen klimmen
van onderop en hoe ze ons dreigen en begrimmen.
De nevel die 't gezicht benevelde, verdwijnt.Ga naar voetnoot1512
Nu zien we een ommegang van spook dat ons verschijnt.Ga naar voetnoot1513
Ik kan de rampen en het leed, bij u gebrouwen,Ga naar voetnoot1514
1515[regelnummer]
niet overzien, veel min op ene rij ontvouwen.
eva
Zo schuift ge uw eigen schuld alleen op mijnen hals.
adam
O oorzaak van mijn val en zoveel ongevals,
hier uit te spruiten! Och dit komt van echtgenoten!
Op zulk een voorwaarde is ons huwlijk niet gesloten.
eva
1520[regelnummer]
Met wat beding heeft dan uw hand mijn hand getrouwd?
adam
Dat gij, mijn noodhulp, trouw uw man handhaven zoudt.Ga naar voetnoot1521
eva
Het voegt den man zijn vrouw godvruchtig voor te treden.
adam
Laat deez' gevloekte boom getuigen wie eerst Eden.
durf schenden en zich aan 't verboden ooft vertast.Ga naar voetnoot1524
| |
[pagina 193]
| |
eva
1525[regelnummer]
De zwakke vrouwenkunne is van een lust verrast.Ga naar voetnoot1525
adam
En uw vervloekte lust mij bitter opgebroken.
eva
Het voegt een manshoofd zich te houden onbesproken
en stand te houden, zo het vrouwenbeeld bezwijkt.
adam
Gij smeet mij overstag.
eva
Rechtschapen vroomheid wijktGa naar voetnoot1529
1530[regelnummer]
om smeken, noch gevlei noch dreigen van een vrouwe.
Schep moed: ik blijf uw troost, in 't nijpen van den rouwe,
gelijk voorheen in weelde en 't opperste geluk
en zal u nimmermeer bezwijken in den druk.
adam
Het is vergeefs getroost, deez' schade al t' onherhaalbaar.Ga naar voetnoot1534
eva
1535[regelnummer]
Wat raad? De schepper schiep ons beiden niet onfaalbaar,Ga naar voetnoot1535
maar faalbaar en van een bouwvallige natuur.Ga naar voetnoot1536
adam
Dus sleept de wellust van een ogenblik, een uur
een lange keten na van rampen en verdrieten.
Het lust me langer niet het leven te genieten.
1540[regelnummer]
'k Verbeeld me, waar ik gaen sta, een bange dood.
Zij grimt me lelijk aan. Och open uwen schoot,
ontvang me, o aarde: want de lust is mij benomen.
Ontvang me wederom. Ik ben van u gekomen.
Dit lichaam komt u toe. De ziel verhuize en zoek'
| |
[pagina 194]
| |
1545[regelnummer]
een heimelijk verblijf, waar een verdiende vloek
haar henevoere, want zij heeft des Hoogsten zegen
misbruikt. Wat toeft de dood! Het leven is me tegen,
de nare duisternis veel liever dan de dag.
Mijn schande legt te naakt. Zo 't mij gebeuren mag
1550[regelnummer]
te sterven, keer het niet. Laat u mijn dood behagen.
Geen reden port u op het tijdig lijk te klagen:Ga naar voetnoot1551
want tijdig sterft hij, die niet meer te hopen heeft.
Al is mijn leven kort, 'k heb nog te lang geleefd
na zulk een heilverlies en kan niet meer verliezen.
1555[regelnummer]
Wat slag van sterven staat mij 't reedste nu te kiezen?
Van enen hogen berg af springen zonder schroom,
of plompen in d'Eufraat en drijven met den stroomGa naar voetnoot1557
en maalstroom recht in zee, ten aze voor de vissen?
Ai vrouw, wat houdt ge uw man? Gij mocht me nutter missenGa naar voetnoot1559
1560[regelnummer]
dan houden: want de zon, die 't hoofd haast onderhaalt
en naar de westkim spoedt, is lang voor mij gedaald.
Mijn ogen schuwen 't licht. Ontsla me, ik overleefdeGa naar voetnoot1562
het zegenrijke lot, mij toegelegd en streefde,
van hovaardij vervoerd, te welig en te steil,
1565[regelnummer]
en boven 't menselijke eens vastgestelde peil.
Zo most ik billijk in 's doods afgrond nederstorten.Ga naar voetnoot1566
eva
Waartoe vervalt ge? Wilt ge u zelven 't leven korten,
en mij, een droeve weeuw, verlaten? Ben ik niet
uw eigen vlees en been?
adam
Ja, 't vlees, dat mij verried,
1570[regelnummer]
verleidde, o valse tong, met slangengift bestreken!
eva
De slang verleidde mij door hare boze treken.Ga naar voetnoot1571
| |
[pagina 195]
| |
adam
Gij zijt de boze slang, die mij den doodsteek gaaft.
eva
Waar blijft uw hoog vernuft, dat naar de starren draaft?
Waar is het helder licht van uw verlichte reden?
1575[regelnummer]
Indien mijn tranen en ootmoedige gebeden
u niet bewegen, zo vergun me, op mijn geklag,
dat ik aan uwe zijde en teffens sterven mag:
want 't lust me zonder uw genootschap niet te leven.
'k Ontken geenszins dat ik dit misdrijf heb gesteven,Ga naar voetnoot1579
1580[regelnummer]
mijn snoeplust u vervoerde in dezen droeven staat.Ga naar voetnoot1580
Zo laat ons samen dan de schuld van zulk een kwaad
ook boeten. Woudt ge door de doodschuld mij behagen?Ga naar voetnoot1582
'k Zal haar verdiende straf gewillig leren dragen.Ga naar voetnoot1583
Daar is mijn hand. Ik ben de dood getroost. Vaar voort.
1585[regelnummer]
Nu suf niet langer. Tree mij voor. Nu sta uw woordGa naar voetnoot1585
als een rechtschapen man. Geen dood zal mij vervaren
te ploffen van een rots, of in de zoute baren
te plompen, hand aan hand. Ik trouwde deze hand.
adam
Och liefste, 't is mijn schuld. Mijn troost, mijn waardste pand,
1590[regelnummer]
ik wil mijn leven, u ter liefde, nog verlengen.
Wis af deez' tranen, die de bleke blaên besprengen
van uwe kaken. Zet uw edel hart gerust.
Schoon hier geen levenslust meer overschiet, nog lust
mij 't leven om uw gunst en aanschijn, mijn getrouwe.
1595[regelnummer]
Gij zult niet, in den schijn van ene weduwvrouwe,
den eersten bruiloftsdag beschreien en alleen
en doods en hangends hoofds, op enen kouden steen
gezeten, klagen dat uw mart, van rouw verwonnen,
de handen aan zichzelf mistroostig heeft geschonnen.
1600[regelnummer]
'k Wil mijn mistroostigheid intomen en al stil
verwachten 't uiterste en wat hierop volgen wil.
| |
[pagina 196]
| |
eva
Wat hoor ik daar? Een storm begint hier op te steken,
de donkre en zwangre lucht ontstuimig uit te breken.Ga naar voetnoot1603
De bladers ruisen uit vier hoeken heen en weer.
1605[regelnummer]
De bulderende wind smijt bos en bomen neer.
Het aardrijk davert, dreunt en loeit en huilt van onder.
Het bliksemt blik op blik. Op 't weerlicht rolt de donderGa naar voetnoot1607
de donderkloten door de wolken slag op slagGa naar voetnoot1608
en d'avondschaduw jaagt den ondergaanden dag.
adam
1610[regelnummer]
Hoe beeft het hart van schrik! Hoe sidderen mijn leden,
van ene kille koorts en doodschrik hard bereden!
Mijn haren rijzen. Al het bloed trekt snel bijeen.Ga naar voetnoot1612
D'alziende rechter, om het gruwzaam overtreên
van zijn gewijde wet, te trots getergd tot toren,
1615[regelnummer]
genaakt. Waar vluchten wij? Hij komt en laat zich horen.
Mijn liefste, vlucht met mij ten bos in, waar nooit zon
haar aldoordringend licht en stralen schieten kon.
Geen web van vijgenblaên kan onze naaktheid kleden.
De hartenkenner ziet, van boven tot beneden,
1620[regelnummer]
van top tot teen, niets heels aan lichaam en aan ziel.Ga naar voetnoot1620
Hoe kort treedt 's hemels straf het misdrijf op den hiel!
Duik onder, liefste, ik zal u met mijn schaduw dekken.
O lust! O appelboom! O schande! O lastervlekken!
O bos, bedek ons, zo uw schaduw iets vermag!
1625[regelnummer]
Het hoog gerecht verschijnt. O droeve bruiloftsdag!
uriël, Adam, Eva
uriël
O Adam, Adam, hoor. Waar loopt ge u nu verstekenGa naar voetnoot1626
in naren schaduw? Meent ge in schaduw uw gebrekenGa naar voetnoot1627
| |
[pagina 197]
| |
en smet te schaduwen voor Gods alziende licht?
Geen diepe nachtspelonk, geen hol, hoe naar en dicht,
1630[regelnummer]
kan u verbergen, voor d' Oneindigheid, gevondenGa naar voetnoot1630
in hemel, aarde en zee en grondeloze gronden.
'k Verdaag u in Gods naam. Verschijn, verschijn terstond.Ga naar voetnoot1632
De Vader, die u schiep en aan zijn wet verbond,
verdaagt u. Waarom vlucht ge uw Schepper, uwen Vader?
adam
1635[regelnummer]
O stem, 'k gehoorzaam u, vergeef me, ik kom u nader.Ga naar voetnoot1635
De voorbô van uw komst in 't godgeheiligd woud,
het schriklijk onweer, dat uw majesteit ontvouwt,
verbaasde hem, die, naaktgeschapen, zich moet schamen,Ga naar voetnoot1638
uit ootmoed en ontzag, die 's mensen plicht betamen.
uriël
1640[regelnummer]
Wie openbaarde u toch deez' naaktheid, al te naakt?
Heeft ook uw mond de vrucht der kennisse gesmaakt?
Beken de misdaad vrij. Ontzie ze niet te noemen.Ga naar voetnoot1642
Verschoon uw schuld niet, want hier baat nu geen verbloemen.
O trouweloze, durft ge alleen om 't ooftgenot,
1645[regelnummer]
op doodstraf u verboôn, ontwijden 't hoog gebod?
adam
Het is mijn schuld niet, maar de liefelijke woorden
der vrouwe, mij van u ter hulp gegund, bekoorden
mijn oren en het hart; de boomvrucht en haar verf
mijn ogen; en den mond, helaas, tot mijn bederf,
1650[regelnummer]
te smaken: uit de vrouw is mijn bederf geboren.Ga naar voetnoot1650
uriël
O vrouw, ter noodhulp van uw wedergâ gekoren,
wat voerde uw zinnen tot deez' wederspannigheid?
| |
[pagina 198]
| |
eva
Een slang, Gods schepsel, heeft mijn simpel hart verleid,
den appel in den mond gesteken na 't bekoren.
uriël
1655[regelnummer]
O hofslang, listig dier, gevoel nu 's Hoogsten toren.
Gij zult voortaan, gehaat van allerhande vee
en dieren, op uw buik voortkruipende, geen vreê
noch rust gevoelen en in uw spelonk gedreven
het ganse leven lang, bij aarde, uw voedsel, leven.
1660[regelnummer]
Het hoog gerechte zal een onuitblusbren haat
ontsteken tussen u en tussen 't vrouwenzaad,Ga naar voetnoot1661
dat u het hoofd verplet; hoewel gij, bits in 't wrijtenGa naar voetnoot1662
en wederstreven, dit durft in de hielen bijten.
O vrouw, die uwen man bedriegelijk verried,
1665[regelnummer]
gij zult geen ende zien van 't nakende verdriet
in dracht en barensnood en een slavin verstrekken,Ga naar voetnoot1666
van Adam, uwen here, en zijnen wil voltrekken.
En gij, die haren stem gehoor gaaft boven God,
in 't smaken van de vrucht en schenden van 't verbod,
1670[regelnummer]
zult zweten onder 't juk des arbeids, vol misnoegen.
Het aardrijk, nu gevloekt, vergeldt den last van 't ploegen
en zaaien menigwerf met onkruid, stro, en kaf.
De doorn en distel stikt het zaad, dat d' akker gaf,
totdat ge, nat bezweet, verkeert in stof en aarde,
1675[regelnummer]
begraven in den schoot der moeder, die u baarde.Ga naar voetnoot1675
Opdat ge midlerwijl gevoelt in 't aards gekwel
hoe d' Opperste het recht beneên genade stell',
zal uwe wedergâ nakomelingen baren,
God uw gezondheid en beschaamdheid nog bewarenGa naar voetnoot1679
1680[regelnummer]
en 't lichaam dekken met de warme schapenvacht.
Nu fluks ten hove uit. Fluks gij Cherubijnenwacht,
Gods hoftrawanten, komt en past u trouw te kwijten.Ga naar voetnoot1682
Verjaagt de ballingen, verjaagt dit paar bandijtenGa naar voetnoot1683
| |
[pagina 199]
| |
ten paradij ze uit. Gaat, bewaakt den gouden boom
1685[regelnummer]
van 't leven. Houdt gestreng de dertle lust in toom
met scherpe zwaarden, die van gloed en vlamme blaken,
opdat geen ballingen de vrucht des levens smaken.Ga naar voetnoot1687
eva
O welk een brand ontsteekt het ganse paradijs
en weidt de bomen af! Nu zwijgt de bruiloftswijs.Ga naar voetnoot1689
1690[regelnummer]
Nu schrikken teffens al de vogels en de dieren.
Zo past het u en mij de bruiloftsfeest te vieren
met deze fakkelen. Och lief, waarheen, waarheen?Ga naar voetnoot1692
adam
Het is geen dralens tijd. De geest, die ons verscheen
schijnt geen Uriël, maar God zelf, wiens wet wij braken
1695[regelnummer]
om boven 's mensen peil tp steigren in de dakenGa naar voetnoot1695
des hemels, boven God, in wijsheid en in macht.
Een reukeloos bestaan heeft ons ten val gebracht.Ga naar voetnoot1697
Helaas, wie onderstut mijn twijfelende stappen?
Mijn weergade, onderstut me in droeve ballingschappen.
1700[regelnummer]
De benen sidderen. Het is hoog tijd te vliên.
Wij scheiden, zonder hoop van immer u te zien,
o lusthof paradijs! O schoot van onz' geboorte!
Wat baat het ommezien! Ons wordt geboôn deez' poorte
te ruimen, om een dorre en dorstige landouw
1705[regelnummer]
te zoeken, in ellende. O knagend naberouw,
o zwetende arrebeid, o endeloze ellenden!
Geleidt me, volgt me na, met hele kommerbenden.Ga naar voetnoot1707
Hier heeft de zomer uit. De winter klampt me aan boord.
Gods slagzwaard volgt ons op de hielen. Spoên we voort.
uit
|
|