Lucifer. Adam in ballingschap, of Aller treurspelen treurspel. Noah, of Ondergang der eerste wereld
(2004)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |
Vierde bedrijf
eva, Adam
eva
Waar staan we, in 't paradijs of waar de starren blaken?
Wat trek verrukt mijn geest omhoog? Mijn voeten raken
geen aarde. D' aarde ontzinkt den voeten in 't verschiet.
935[regelnummer]
De goddelijke galm van 't heilig bruiloftslied
ontknoopt den band, die ziel en lichaam hiel gebonden.
De ziel, op hemelsheid verslingerd en verslonden,Ga naar voetnoot937
gevoelt geen aardsheid en, verkeerd in zuivre vlam,
zoekt d' eerste bron, waaruit zij haren oorsprong nam.
adam
940[regelnummer]
Mijn lief, waarhene? Toef: gij most me niet ontzweven.
eva
Ik worde krachtig naar de bron des heils gedreven,
die mijnen brand alleen kan koelen. Laat me gaan.
adam
Uw element is hier, uw liefste spreekt u aan.Ga naar voetnoot943
eva
Nu kome ik weder tot mijzelf en bij mijn zinnen.
adam
945[regelnummer]
Het voegt de Cherubijns en gloênde Serafinnen
zo hoog te zweven, waar zij, met gebogen kniên
| |
[pagina 169]
| |
op 't aanschijn vallende, de Majesteit ontzienGa naar voetnoot947
te naderen en haar met wierookschalen eren.
eva
Gelukkig zijn ze, die met engelen verkeren.
950[regelnummer]
De milde bruiloftsdis vereerde ons hemelspijs,
en manne en druif, gegroeid in 't aardse paradijs,
die al het ander ooft door lekkernij verdoven:
Maar 's engels rede ging al 't bruidsbanket te boven.Ga naar voetnoot953
Hij schoof de nevels van het menselijk gezichtGa naar voetnoot954
955[regelnummer]
en toonde ons welk een stad de Godheid in het lichtGa naar voetnoot955
hierboven bouwde, waar, de balling uitgesloten,Ga naar voetnoot956
de redelijke ziel, den lichame ingegoten,
haar burgerrecht verwacht, indien ze zonder smet
den Allerhoogsten eert, naar d' ingestelde wet.
adam
960[regelnummer]
Die stad is van den grond tot in den top voltogen.Ga naar voetnoot960
eva
Zo alle leden eens veranderden in ogenGa naar voetnoot961
van hemelse adelaars, uit liefde tot deez' stad,
nog zagen d' ogen zich aan dit gezicht niet zat.
adam
Van welke zijde zou het oog 't gezicht ontginnen?Ga naar voetnoot964
| |
[pagina 170]
| |
eva
965[regelnummer]
D' Aartsengel most zich op die rede eerst zelf bezinnen.
adam
Men kan niet bouwen eer de grondslag is geleid.
eva
't Gesteente geeft den grond een groter heerlijkheid.
De jaspis, de saffier, smaragden en berillen,Ga naar voetnoot968
sardonyx, sardius en amethisten willen
970[regelnummer]
chalcedon, chrysoliet noch genen chryzofraas
noch hyacinten noch den moedigen topaas
in 't pralen wijken, elk is moediger in 't pronken.
adam
De muren steigren hoog en dicht aaneengeklonken
uit louter jaspis, net op een vierkante maat.
eva
975[regelnummer]
De poorten, elk een perle, en elke schone straat
met klinkklaar goud gevloerd, gewillig doorgang geven
aan alle geesten, die hier heen en weder zweven.
adam
Hier rijst geen tempel, noch gewellefd tempelwerk:
want d' onbepaaldheid van Gods wezen is de kerkGa naar voetnoot979
980[regelnummer]
waarin hij wordt gediend van nimmer telbre geesten,
die hem alleluia op endeloze feesten
toezwaaien en den lof voortwentelen zo lang
de juichende englengalm beantwoordt het gezang.
eva
Hier rolt geen zonnekloot ten ende van haar bane,
985[regelnummer]
noch 't ongestadig licht der wisselbare mane
verlicht deez' grote stad, waar 't eeuwig schijnend licht
van 't alvernoegende en verzadende aangezicht
| |
[pagina 171]
| |
den schoonsten dag verleent, een dag, waarnaar wij mensen
(och of die dag verscheen) uit al ons harte wensen.
adam
990[regelnummer]
Hoe lieflijk ruist me in 't oor de verse waterval,Ga naar voetnoot990
die uit den hoogsten troon, nog klaarder dan kristal,
in 't midden door de straat, zo helder henevloeide,
en 't hout des levens, dat in 't midden wast, besproeide!Ga naar voetnoot993
Wat gaf deez' boom al 't jaar, in een gezonder lucht,
995[regelnummer]
van d' ene in d' andere maand, een kostelijke vrucht.
eva
D' Aartsengel onderhiel ons met die bruiloftswijzen
en hoopte 't mensdom eens in 's hemels paradijzen
te wellekomen, op een blijder bruiloftsfeest.Ga naar voetnoot998
adam
Terwijl we hier beneên van enen zelven geest
1000[regelnummer]
gedreven, onderling elkandere beminnen,
laat ons, van dag tot dag, een trap ten hemel winnen,
en steigeren van 't laagste in 't opperste geluk.
eva
Gebie me wat u lust, ik reken het geen juk
mijn lusten onder uw geboôn vanzelf te buigen.
adam
1005[regelnummer]
Laat onz' afzetsels jaar op jaar ons trouw getuigen.Ga naar voetnoot1005
De liefde wordt door liefde ontvonkt en opgewekt.
Gij ziet hoe minzaam duif en doffer trekkebekt.
De zwaan bekoort de zwaan, die bruisend aan komt zwemmen,
de sterke leeuw laat zich van zijn leeuwinne temmen,
1010[regelnummer]
het veil omhelst den olm, men ent de plant op plant,Ga naar voetnoot1010
één trek van liefde zet het al naar zijne hand.
| |
[pagina 172]
| |
Wat leven voelt, wil zich met ene weergâ mengen.
Natuur schept lust in haars gelijken voort te brengen.
D' aanstaande wereld wordt uit uwen schoot verwacht.
1015[regelnummer]
Gij zult, als moeder van het menselijk geslacht,
aartsvaders, koningen, wetgevers, helden baren,
heldinnen, dochters en schoondochters eerlijk paren
met uwe neven. 'k Zie uw naam alree geëerd,Ga naar voetnoot1018
waar gij de ledigheid der aarde alom stoffeertGa naar voetnoot1019
1020[regelnummer]
met zoveel zielen als de velden bloemen dragen.
Ai laat, op zulk een hoop, mijn wens uw ziel behagen.
eva
Zo lang het aardrijk in den arm des hemels hangt,
en d' aarde, zijne bruid, haar vruchtbaarheid ontvangt
van zulk een bruidegom, die haar met duizend ogen
1025[regelnummer]
van starren aanlonkt en bestraalt uit 's hemels bogen,
zo lang zal mijne min met d' uwe gaan gepaard,
en elke dienst en kus blijft mij een weerkus waard.
adam
Het zij met uw verlof, dat ik in deze streke,
aan d' ene zijde, een poos met God den schepper spreke,
1030[regelnummer]
en in mijn eenzaamheid bedank' voor uw genot.
Verschoon me een ogenblik.
eva
Mijn liefste, ga met God.
belial, Eva
belial
Geluk, o bruid, aanstaande moeder
der eeuwen: heil in d' echte staat.
De hemel zij en blijve uw hoeder,
1035[regelnummer]
de bruidegom uw toeverlaat.
De roos en lelie luiken onder
uw voeten schoner op. O bloem
der schoonste bloemen, wereldswonder
van alle schoonheên, die haar roem
| |
[pagina 173]
| |
1040[regelnummer]
en vlag voor uwe schoonheid strijken,
nog schoner moet ge namaals prijken.
eva
Wat stem genaakt me uit dichte bladeren
en schaduwen? Wie komt me hier
met zulk een gloed van liefde naderen?
1045[regelnummer]
Zo gij een geest zijt of een dier,
ontmom, vertoon u. Laat me kennen
wie mij dus minnelijk begroet.
Hetzij gij zweeft op lucht en pennen,
of d' aarde treedt met uwen voet;
1050[regelnummer]
ontwolk u, dat de zon hier doorschijn.
Of zijt ge mens, kom vrij te voorschijn.
belial
Ik ben een schepsel, schone jonge,Ga naar voetnoot1052
genootschapt van uw bruidegom,Ga naar voetnoot1053
begaafd met ene mensentonge
1055[regelnummer]
en sprake. Alle andere staan stom,Ga naar voetnoot1055
misdeeld van uwe heldre reden.
'k Beken mijn kleenheid onder u.
Al zit ge hoger, ik benedenGa naar voetnoot1058
aan uwe voeten, blijf niet schu:Ga naar voetnoot1059
1060[regelnummer]
misgun geen slang u heil te wensen.
'k Bemin den ommegang der mensen.
Zo nestlen minzame ooievaren
rondom u in geboomte en lucht.
De dolfijn steekt uit zoute baren
1065[regelnummer]
het hoofd, door een verborgen zucht
en heimelijken trek gedreven
naar mensen en het vrouwenbeeld.
Gij ziet deez' vogels om u zweven
en hoe de dolfijn d' oevers streeltGa naar voetnoot1069
| |
[pagina 174]
| |
1070[regelnummer]
en strijkt met zijnen staart en vinnen,
uit liefde om 's mensen hart te winnen.
Het zou den wild' eenhoren lustenGa naar voetnoot1072
in uwen zuivren maagdenschoot,
nog van geen hand gerept, te rusten,
1075[regelnummer]
gaaft gij uw aanschijn voor hem bloot.Ga naar voetnoot1075
Die snelvoet geeft zich niet gevangen
dan aan een maagd en smilt en schreit,
als hij u ziet, van groot verlangen,
om zulk een schone, hem ontzeit.Ga naar voetnoot1079
1080[regelnummer]
Zo prikkelt min zijn maagdendriften.
Zijn horen kan venijnen schiften.Ga naar voetnoot1081
eva
Waartoe de dieren dus geprezen?
belial
Opdat ge niet, dus bijster schu,
van mensbeminners hoeft te vrezen.Ga naar voetnoot1084
1085[regelnummer]
Ik zoeke geen genot bij u,Ga naar voetnoot1085
maar loutre gunst. Gij zijt het waardig,
gezegende overschone bruid.
Mijn macht is kleen, mijn hart dienstvaardig
voor u ten beste. Ik node u uit
1090[regelnummer]
op dezen boom, waarin de prijs leit
van alle wetenschap en wijsheid.
eva
Zwijg stil en wacht u mij te noden
op ooft dat wetenschap belooft.
deez' appel werd mijn mond verboden,
1095[regelnummer]
dies nood me op geen verboden ooft.
| |
[pagina 175]
| |
De Godheid sprak: gij moogt wel eten
van alle bomen in den hof,
maar schuw de kennisvrucht vermeten
te plukken. Schuw deez' misdaad, of
1100[regelnummer]
gij zult de dood onfaalbaar sterven,
en u en al uw zaad bederven.Ga naar voetnoot1101
belial
Is 't waar? Zou God, zo hoog gezeten,
almachtig, goed, oneindig wijs,
wel spreken: gij zult geenszins eten
1105[regelnummer]
al wat er groeit in 't paradijs?
eva
Wij plukken allerhande vruchten
en eten ze ook; maar God gebood
dien boom in 't middenperk te vluchten
gelijk de pest en bare dood.Ga naar voetnoot1109
1110[regelnummer]
Wat zou me lusten uit te spatten,Ga naar voetnoot1110
de dood met hand en tand te vatten!
belial
O simple duif, deez' wet is strijdig
met recht en reden. Geef gehoor.
Hoe, toont de Godheid zich zo nijdig?Ga naar voetnoot1114
1115[regelnummer]
Ik bid, o simple, keer uw oor
zo schuw niet af van nutte raden
en dezen eedlen feniksboom.Ga naar voetnoot1117
De wijsheid schuilt in deze bladen.
Men moet een jonge vrouw den toom
1120[regelnummer]
niet korten. Laat ze welig weiden.
Haar lust en God zijn niet gescheiden.Ga naar voetnoot1121
Deze appels kennen geen venijnen.
Zij smilten lieflijk op de tong,
| |
[pagina 176]
| |
verheugen 't hart, als hemelwijnen.
1125[regelnummer]
Zij houden 't mensdom eeuwig jong.Ga naar voetnoot1125
En 't is nu bruiloft, waar Gods reien,
uit lust om u te prijk te zien,Ga naar voetnoot1127
in uwe schoonheid zich vermeien.
Wat wellust zou men u verbiên!
1130[regelnummer]
Wat zou menu zo nauw bestippen!Ga naar voetnoot1130
Dit ooft verlieft op uwe lippen.
belial
De Schepper heeft niet kwaads geschapen.
1135[regelnummer]
Hoe zijt ge alree zo nauwgezet?Ga naar voetnoot1135
Dit 's bijgeloof. Waar wil dit henen!
Geen spijs noch drank besmetten 't lijfGa naar voetnoot1137
en minst de ziel. Hou op van stenen.Ga naar voetnoot1138
Pluk stout en nuttig uw gerijf.Ga naar voetnoot1139
eva
1140[regelnummer]
Ai zeg me eerst, die mij dus durft noden,
waarom is mij dien boom verboden?
Waarom is aan deez' vrucht te smaken
de dood gehecht? Waarom verbiedt
de hovenier haar aan te raken,Ga naar voetnoot1144
1145[regelnummer]
op lijf- en zielstraf, schuilt er nietGa naar voetnoot1145
venijnigs onder schone verven?
| |
[pagina 177]
| |
belial
Ai simple duif, betrouw mijn woord,
ik zweer het u, gij zult niet sterven.
Gebruik wat oog en mond bekoort:
1150[regelnummer]
en wilt ge u op mijn eed betrouwen,
'k zal d' oorzaak van 't verbod ontvouwen.
eva
Het zou me lusten dit te horen.
Ontvouw me Gods geheimenis.
belial
Verkeerden al deez' blaên in orenGa naar voetnoot1154
1155[regelnummer]
zij mochten 't melden: want het is
verboden Gods geheim te melden.
'k Zal 't evenwel op mijn gevaar,Ga naar voetnoot1157
al zou 't me zelf het leven gelden,
u openbaren, mag het maarGa naar voetnoot1159
1160[regelnummer]
bij u berusten. Schut mijn schadeGa naar voetnoot1160
en hou me buiten ongenade.
De nijdigheid wil niet gedogenGa naar voetnoot1162
deez' lekkre vrucht uw mond te biên,
opdat ge niet, uit andre ogen,
1165[regelnummer]
met ogen des verstands, zoudt zien,
haarzelve in wetenschap gelijken,Ga naar voetnoot1166
veranderen in een godin,
en Gode in gene wijsheid wijken.
Die rijke schatten schuilen in
1170[regelnummer]
deze appels, die ter kennis leiden,
om goed en kwaad vaneen te scheiden.
Dit 's d' oorzaak van het streng verbieden.
Deze appelschel beschaduwt God.Ga naar voetnoot1173
| |
[pagina 178]
| |
Tast toe, eer 't iemand koom' bespieden.
1175[regelnummer]
Ik schud den boom, om zulk een lot,Ga naar voetnoot1175
een godheid, in uw mond te storten.Ga naar voetnoot1176
Ai zucht niet. Staak dit droef gezucht.
Wat wilt ge uw lust alree verkorten?
Bespiegel deze hemelvrucht,
1180[regelnummer]
dien gouden appel, mild van sappen,
hij schenkt u hemelse eigenschappen.
eva
Och eedle boom, hoe durf ik wagen
uw ooft te plukken! Eedle boom,
gezaligd door het appeldragen,
1185[regelnummer]
hoe klopt mijn hart, uit schrik en schroom?
O blozende appel, 'k zie u schieten
een straal van goud en levend rood.
Die zonder smet u mocht genieten!Ga naar voetnoot1188
'k Genaak u bevend. Zou de dood,
1190[regelnummer]
een worm zich in dien boezem bergen?
Hou op, hou op mijn lust te tergen.Ga naar voetnoot1191
Waarom mijn lust van ooft onthouden?
Wat schaadt een beet? Onnoozle schuld,
een snoeplust wordt licht kwijtgeschouden.
1195[regelnummer]
Ik pluk. Gedoog het met geduld,
o Schepper, zo 'k mijn hand bederve.Ga naar voetnoot1196
De halve misdaad is begaan.
O blozendheid! O schone verve!
belial
Nu schone, zet den mond hier aan.
1200[regelnummer]
Ai proef eens. Staat ge nog verlegen?Ga naar voetnoot1200
Nu eet, dat u de hemel zegen'.
Uw bruigom komt hier aangetreden,
en schijnt in zijnen geest verrukt.
Wordt hij op dit banket gebeden,
1205[regelnummer]
dien roden appel, vers geplukt,
| |
[pagina 179]
| |
hoe kan zijn mond de bruid ontzeggenGa naar voetnoot1206
deez' vrucht te proeven op haar woord?
Ik help uw rede zo beleggen,Ga naar voetnoot1208
dat, schoon het ooft hem niet bekoort,
1210[regelnummer]
hij zal, om niet uw gunst te grieven,
u innevolgen en believen.Ga naar voetnoot1211
adam, Eva
adam
Hoe wel bekomt het mij, gerust in eenzaamheid
en opgetogen, met de hoogste majesteitGa naar voetnoot1213
te spreken mond aan mond en een genadetekenGa naar voetnoot1214
1215[regelnummer]
van haren uitstraal op het voorhoofd, onder 't spreken,Ga naar voetnoot1215
t' ontvangen, dat mijn ziel, in enen andren staat
herschapen, uitroept: Heer, hou op: ik ben verzaad
van uwe goedheid, al te machtig en milddadig
en uitgestort! Hou op en zijt uw knecht genadig.
1220[regelnummer]
Nu keer ik weder naar mijn bruid, mijn halve ziel.
Waar mag ze steken? Wat bespiegling onderhiel
haar midlerwijl? Ik zie ze in schaduwe gezeten
bij dien verboden boom. Wat 's dit? Wie brocht haar eten?
Dit voorspook spelt niets goeds. Ik zie mij doof en stom.Ga naar voetnoot1224
eva
1225[regelnummer]
Genaak, mijn liefste. Hoe? Is nu de bruidegom
afkerig van zijn bruid? Ik wacht u met verlangen.
adam
Hoe staat het hier? Hoe dus? Wat lust heeft u bevangen?
Mijn lief, wie nodigde u ter feest op deze wijs?
eva
Gods appelboom verleent mij schaduwen en spijs.
| |
[pagina 180]
| |
adam
1230[regelnummer]
Wat spijs? Een spijs zo hoog van God geboôn te schuwen?Ga naar voetnoot1230
eva
En hierom lustte 't mij te min daarvan te gruwen.
't Verbod ontstak de lust. Mijn bruidegom, mijn troost,Ga naar voetnoot1232
bezie dien appel eens. Ai zie hoe schoon hij bloost.
Indien de schel het oog uitwendig kan vermaken,
1235[regelnummer]
gedenk hoe liefelijk het binnenste moet smaken.
adam
Och smaak! Een koude koorts rijdt over al mijn leên.Ga naar voetnoot1236
Mijn haar rijst overend. Och lief, waar wil dit heen!
Wat wordt mijn hart beklemd! Dat God dien appel schende,Ga naar voetnoot1238
den boom uit d' aarde rukke, o jammer, o ellende!
1240[regelnummer]
Is dit alree de vrucht, de vreugd van 't bruiloftsbed?Ga naar voetnoot1240
Ontheiligt ge zo snood des Allerhoogsten wet?
eva
Nu bruigom, zijt gerust. 'k Versta wel wat de wet zeit
en beter dan gij meent. Wat steurt uw nauwgezetheidGa naar voetnoot1243
zich om een appelbeet? Dit 's louter bijgeloof.
adam
1245[regelnummer]
Helaas, wat hoor ik nu! Och waar' ik stom en doof
en blind, ontbrak het mij aan ogen en aan oren,
zo zou ik in dien staat, 't is droef, u zien noch horen.
eva
Niet hoger, bruidegom. Hier is geen kwaad begaan.Ga naar voetnoot1248
Ontvang mijn eerste gave en tast dien appel aan.Ga naar voetnoot1249
1250[regelnummer]
Geloof en volg uw bruid en proef en na het smaken
zo oordeel met verstand en kennisse van zaken.
| |
[pagina 181]
| |
adam
Zou ik, u volgende, den Oppersten versmaên?
De hemel hoede mij voor zulk een stout bestaan.Ga naar voetnoot1253
Men kan niet straffeloos deez' hofwet overtreden.
eva
1255[regelnummer]
Wat hofwet? Deze wet is strijdig tegen reden.
adam
Gods reden overtreft al 't menselijk vernuft.
eva
Een die rechtschapen is wordt niet zo licht verbluftGa naar voetnoot1257
van ijdle vreze. Ik smaak wat kennis in deez' spijs leit.
adam
God vrezen is 't begin van kennisse en van wijsheid.Ga naar voetnoot1259
1260[regelnummer]
Wie Hem gehoorzaamt en zich onder zijne wet
gewillig buigt, is vrij van zulk een lastersmet.
Ik merk alrede hoe zich d' engelen dit belgen.Ga naar voetnoot1262
eva
'k Geloof een engel schudde een appel van deez' telgen.
Ik ving dit boombanket in 't vallen met mijn hand,
1265[regelnummer]
niet als een gruwel, maar een heilgenadepand.Ga naar voetnoot1265
Wat laat ge tranen langs uw kaken nedervloeien?
Wilt gij de lust van uw beluste bruid besnoeien,
haar fors bejegenen met enen wederzin?Ga naar voetnoot1268
Dat 's zeker nog te vroeg, dat brengt geen vriendschap in,Ga naar voetnoot1269
1270[regelnummer]
dat hebt ge ook niet beloofd, toen gij mij eerst aanschouwde,
de huwlijksgod mijn hand in d' uwe vlocht en trouwdeGa naar voetnoot1271
en 't huwlijk zegende. Ben ik uw vlees en been,Ga naar voetnoot1272
zo draag u als een man en laat ons lotgemeen
| |
[pagina 182]
| |
te gader leven. 'k Nood u op Gods eigen gaven.
1275[regelnummer]
Zo zal uw kennis trots tot aan de starren draven.
Zo wordt ge in wetenschap en wijsheid God gelijk.
Gebruik uw vrijen wil en toon mij d' eerste blijkGa naar voetnoot1277
van liefde, in 't volgen van mijn allereerste bede.
Zij lijdt geen weigeren. Gevolgzaamheid baart vrede.Ga naar voetnoot1279
adam
1280[regelnummer]
O welk een strijd? Wat 's dit een wichtig hoofdgeschil:Ga naar voetnoot1280
in wetenschap God zelf gelijken, eigen wilGa naar voetnoot1281
te volgen, zonder op het ooftverbod te letten,
of onder God staan en het juk van zijne wetten
te dragen als een slaaf uit vreze voor de straf?
eva
1285[regelnummer]
Wat sammelt ge? Gebruik wat ons de hemel gaf,Ga naar voetnoot1285
uw vrijen wil en 't goed, u heden aangeboden.
De Godheid heerst omhoog: hier heersen aardse goden.
adam
O welk een strijd! Hier staat het vrouwenbeeld, daar God.
Hier vleit me hare beê, daar dreigt me een streng verbod.
1290[regelnummer]
Zal ik de liefde en gunst van mijne vrouw ontberen,
of d' opperste genade in ongenâ verkeren?
Een onweer barnt er in mijn geest. Wat baart de keurGa naar voetnoot1292
in zulk een onderscheid al angst! Wat stelle ik veur,Ga naar voetnoot1293
de vriendschap van mijn vrouw of 's hemels gunst te derven?
1295[regelnummer]
Durf ik in mij het beeld, dat God gelijkt, misverven,Ga naar voetnoot1295
mijn ziel ontluisteren om zulk een snood genot?Ga naar voetnoot1296
| |
[pagina 183]
| |
Neen, neen, van mijne vrouw gescheiden, rustig God,Ga naar voetnoot1297
den oorsprong van mijn heil omhelsd en aangehangen.
'k Heb van zijn milde hand alree te veel ontvangen,
1300[regelnummer]
en wacht oneindig meer uit zijnen vollen schoot.
Ik kies het leven voor de barelijke dood.
Mevrouw, wat vergt ge mij! Ik laat me niet misleiden.
'k Getroost me niet van God, maar eer van u te scheiden,
indien ik een van bei moet kiezen. Dit sta vast.
eva
1305[regelnummer]
Zo breekt ge alree den band des huwlijks, zonder last,Ga naar voetnoot1305
ja tegen 's hemels wil en durft het huwlijk schennen
om enen appelbeet en geeft uw aard te kennen,
dien trouwelozen aard, gelijk een jonge wulp.Ga naar voetnoot1308
Nu Adam, dat gaat wel. Ga heen: gij hoeft geen hulpGa naar voetnoot1309
1310[regelnummer]
noch vrouwentroost: gij kunt genoeg met dieren leven
en kent ze, hoofd voor hoofd, en kunt ze namen geven.
Gij keert u aan geen vrouw en acht ze uw vlees en beenGa naar voetnoot1312
niet langer, want uw hart verkeert in ijs en steen.
Welaan, ik ben 't getroost, maar komt ge uw vrouw te zoeken
1315[regelnummer]
en vindt ze niet, dan moogt gij huilen, schreien, vloeken,
maar 'k zwere 't zal u niet gebeuren haar te zien,
noch Eva acht u waard voortaan den mond te biên.
Ik neem den hof en al de dieren tot getuigen
van uwen wreevlen aard. De wreedste leeuwen buigenGa naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
zich onder hun leeuwin. De tiger brandt van min,
en ziet niet lievers dan zijn lieve tigerin
naar d' ogen en den mond. Zij drinken uit een aderGa naar voetnoot1322
en eten ene spijs en wandelen te gader.
Maar Adam acht zijn bruid, zijn jonge weergâ, niet.
1325[regelnummer]
Leef lang. Gedenk dat gij uw vrouw nu 't leste ziet.Ga naar voetnoot1325
| |
[pagina 184]
| |
adam
Och och, waar gaat ze heen? Och, woudt ge een luttel beiden!Ga naar voetnoot1326
Mijn liefste, hou nog stand.Ga naar voetnoot1327
eva
Wij zijn alree gescheiden.
Wat houdt ge mij? Laat los. Zo leeft ge vrank en vrij.
Bemin een andre, die gij meer bemint dan mij.
1330[regelnummer]
Gij kwaamt al slapende aan een bedgenote en vrouwe,
en naamt ze zonder liefde en scheidt nu zonder rouwe.
Wie zonder min vergaart, kan scheiden zonder smart.
Een andre ribbe legt u nader aan het hart.
Dat d'Opperste u een vrouw, naar uwen zin, boetsere.
1335[regelnummer]
Gebeurt dit, als ik 't wens, bemin ze en hou ze in ere,
belief ze meer dan mij, of zo u dat bezwaart,Ga naar voetnoot1336
blijf liever eenzaam als voorheen en ongepaard:
zo zult ge een vrouwenhart niet kwetsen en bedroeven.
adam
Och zwijg, mijn liefste, zwijg, gij nijpt mijn hart met schroeven.
1340[regelnummer]
Hoe kan ik God en u behagen in deez' zaak!
De hoogste wijsheid vindt in trouwbreuk genen smaak.
Zij voegde ons samen. Laat ons dan tezamen leven.
O Vader, kunt ge uw zoon een struikeling vergeven,
dat ik een ogenblik mijn wedergâ behaag',
1345[regelnummer]
zo zie dit over. Dit 's een overgaande vlaag.Ga naar voetnoot1345
Men moet een zwakke zacht en minnelijk bejegenen
met alle eerbiedigheid. Gij kunt den appel zegenen,
en scheiden het vergift, gesproten van 't verbod.Ga naar voetnoot1348
Nu geef den appel hier, zo delen wij een lot.
eva
1350[regelnummer]
Zo leert men goed en kwaad met kennis onderscheien.
Wel, waarom schudt ge 't hoofd?
| |
[pagina 185]
| |
adam
Ik hoor de bruiloftsreien
een klacht aanheffen, die den bruiloftsgalm verdooft.
eva
Mijn lief, hoe ziet ge dus bestorven om uw hoofd?Ga naar voetnoot1353
Schep moed, mijn lief; gij hoeft te schrikken noch te schromen.
1355[regelnummer]
Ik heb alleen dien last op mijne ziel genomen.
rei van wachtengelen
Eerste Zang
Helaas, wat baat een englenwacht,
zo 't alziend oog van boven
den mens niet gâslaat naar zijn macht!Ga naar voetnoot1358
Hoe legt de stamheer van 't geslacht
1360[regelnummer]
met al zijn zaad verschovenGa naar voetnoot1360
en in der eeuwigheid beroofd
van zulk een heilkroon, hem beloofd!
O feest van weinig uren!
De hemel zelf gevoelt dien krak.
1365[regelnummer]
De staat van deez' naturenGa naar voetnoot1365
had eeuwig kunnen duren.
Maar och, zij droegen zich te zwak
in Gode te behagen.
O tijd van bitter klagen!
Eerste Tegenzang
1370[regelnummer]
Had Adam zich aan 't engelsdom
gespiegeld, dat hovaardig,
terwijl 't in volle weelde zwom,
nog hoger dan zijn staatpeil klom,Ga naar voetnoot1373
en, wrijtende en kwaadaardig,
1375[regelnummer]
den milden leenheer trotsen wou,Ga naar voetnoot1375
| |
[pagina 186]
| |
hij leefde vrij van naberouw.
Tenzij nu Gods genade
de hand reike aan 't gevallen paar,
dat, bij de slang te rade,
1380[regelnummer]
aan 't omzien kwam te spade;Ga naar voetnoot1380
wie rukt het uit zijn jammer, waar
het legt in schande en schennis!
Hoe dier staat lust naar kennis!
Tweede Zang
Men mag nochtans naar kennis staan.
1385[regelnummer]
Wij hemelgeesten dringen.
uit kenniszucht al hoger aan,
en volgen Gods verborgen baan
in onz' bespiegelingen.
Want in den ronden spiegelkloot.Ga naar voetnoot1389
1390[regelnummer]
der Godheid legt de wereld bloot,
wil d' Opperste openbaren
aanstaande zaken, in dien schijn
alsof ze alrede waren,
in wezen, voor het baren.
1395[regelnummer]
Kon Adam dan een hels venijn
uit zucht ter kennis trekken?
Dit staat u naakt t' ontdekken.Ga naar voetnoot1397
Tweede Tegenzang
De Godheid kent zichzelve en eerst.Ga naar voetnoot1398
De kennis is dan heerlijkGa naar voetnoot1399
1400[regelnummer]
en van de schuldvlek allerveerst.Ga naar voetnoot1400
| |
[pagina 187]
| |
De Godheid, die het al beheerst,
zal niemand hierom deerlijk
van zijn genâ verstoten, want
Hij heeft den kennisboom geplant.
1405[regelnummer]
Maar die ze uit trotsheid zoeken
door middelen, van Hem verboôn,
dat zijn verkeerde kloeken.Ga naar voetnoot1407
Hoort Adam nu vast vloeken.Ga naar voetnoot1408
Nu spant vorst Lucifer de kroon.
1410[regelnummer]
Och Adam, hoge ceder,
hoe ploft ge dus terneder!
|
|