Lucifer. Adam in ballingschap, of Aller treurspelen treurspel. Noah, of Ondergang der eerste wereld
(2004)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
Tweede bedrijf
gabriël, Rafaël, Michaël
gabriël
Wij zweefden zacht en stil den blanken Melkweg neer,
300[regelnummer]
de morgenzon voorbij, die, schijnende uit het meer
van 't oosten zuidwaarts aan, met haren gouden wagen,
den middag kronen ging, toen wij deez' springbron zagen
vier aders leveren aan 't aardse paradijs,
naar 't hemelse genoemd, en waar de bruiloftswijs,
305[regelnummer]
tot vreugd van d' eerste trouw met vrolijke englentongen,
voor bruidegom en bruid, zal worden opgezongen.
Zo streken wij terstond de vleugels hier ter stee,
gelijk een arendsvlucht, die wijd, van over zee
of uit de starren strijkt in top van hoge cederen
310[regelnummer]
en dan zichzelve dekt en schaduwt met haar vederen.
Wat heeft de Godheid hier een hemelsdom geplant!
Hoe roken wij den geur van 't melk- en honingland,
en blanke leliën en vers ontloken rozen!
Hoe flonkren d'oevers hier van bdellion, turkozen,
315[regelnummer]
karbonklen, onyxsteen en flikkrend diamant!
De grond is een tapijt van bloemen, gene hand
van geesten kan zo rijk borduren en schakeren.
Wat vogels steken hier in kostelijke veren!
Daar staat d'eenhoren, die zich spiegelt in de bron.Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
Hier volgt de zonnebloem het aanschijn van de zon
en schijnt in 't hart ontvonkt van levendige stralen.Ga naar voetnoot321
Wat vogels zingen daar alle engelse koralenGa naar voetnoot322
met hunne kelen na! Hoe welig hangt dit ooft!
| |
[pagina 141]
| |
Hoe zwik deez' muskadel! D' oranjeboom belooftGa naar voetnoot324
325[regelnummer]
den mond verkwikkend sap, men ziet het vee gedijen
bij keur van geurig kruid en duizend lekkernijen.
De rug van 't dertel lam, gedost met ene vachtGa naar voetnoot327
van gloênde purperverf, getuigt door zijne dracht
in welk een beemd het weidt en draagt livrei en wapen
330[regelnummer]
van koning Adams hof, ter heerschappij geschapen.
De boom zweet honingdauw, de beek geeft room en wijn.Ga naar voetnoot331
De boomschors is kaneel. Hier valt de zonneschijnGa naar voetnoot332
gematigd, niet te heet, noch koel, hetzij de stralen
in top staan, 't zij het licht verrijze of koom' te dalen.
335[regelnummer]
D'Alzegenaar stort hier zichzelven teffens uit,
en waart in dier en erts en steen en plant en kruid,Ga naar voetnoot336
doch meest in Adam, heer van 't edelste geweste.
De hemel gaf zijn hart aan 't aardrijk hier ten beste.
rafaël
Aartsengel Gabriël, doorluchtigste gezant,
340[regelnummer]
deez' lusthof, die de kroon van 's aardrijks hoven spant,
behoeft geen englenlof en gaat het al te boven.
Het lofbazuinen kan zijn schoonheid slechts verdoven.
De Godheid wandelde in de lommer van deez' blaên
en liet, na 't planten, in den hof haar stappen staan.
345[regelnummer]
God heiligde den grond, zo zegenrijk betreden,
en schonk deez' streek den naam van wellust, dat is Eden,Ga naar voetnoot346
waar geen volkomenheid ontbreekt, in 's mensen oog.
gabriël
Mijn leistar, Rafaël, die in den hoogsten boogGa naar voetnoot348
des hemels werd gewijd in 't zevental, wilvaardigGa naar voetnoot349
| |
[pagina 142]
| |
350[regelnummer]
de Godheid naar den mond te zien en Gods rechtvaardig
besluit te sterken, het wordt tijd dat wij gelijk
den koning groeten, met den intree van zijn rijk,
en zijne koningin, en, onder 't heus bejegenen,
hun heil toewensende, de twee gelieven zegenen
355[regelnummer]
in 's Allerhoogsten naam en kronen blij van geest.
Dan zult ge aan mijne zij het heerlijk bruiloftsfeest
bekleden. Pas het paar, als ik 't gebie, te kransenGa naar voetnoot357
met eeuwig lauwerier, gebrocht van 's hemels transen,
doorvlochten met robijn en hemels diamant.
360[regelnummer]
Laat 's hemels rei den dis met zijn gewijde hand
voorzien van dierbaar ooft, gewassen aan die takken,Ga naar voetnoot361
dat 's mensen leven voedt en tegen het verzwakken
de zenuw stijft en sterkt; het bloed in enen staatGa naar voetnoot363
bewaart op zijn gewicht en ingeschapen maat;Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
als olie van d' olijf de vlam, die, zonder zwichten,
niet ophoudt even klaar te branden en te lichten.
De zon ga haren gang en merke tijd en uur,Ga naar voetnoot367
deez' boomvrucht kweekt en sterkt het wezen van natuur,
alle eeuwen uit en in, erfvijand van 't bederflijk.
370[regelnummer]
Zo leeft de mens als God en d' engelen, onsterflijk.
Gods veldheer Michaël blijv' midlerwijl de wacht
bevolen van den hof, om 't goddelijk geslacht,
het mensdom, gâ te slaan, zo ver het God gehenge,
opdat geen hels gespan zich in de bruiloft menge,
375[regelnummer]
en bruidegom en bruid, versteken van zijn hulp,
den dood niet drinken uit een parlemoeren schulp,Ga naar voetnoot376
waarin men druiven perst en rijpe muskadellen,
die aan de wijnrank, mild van sap, uit weelde zwellen.
Kortom, een ieder lette op zijn ontvangen last.
| |
[pagina 143]
| |
michaël
380[regelnummer]
Gezant des hemels, ik verschijn geharrenast
met hellem en rondas, uit diamant geklonken,Ga naar voetnoot381
en dit tweesnedig zwaard, waar vier en gloed en vonken
uit sprongen, toen ik 't heir van Lucifer besprong,
en uit Gods tronen in den diepen afgrond drong.
385[regelnummer]
Al kwam hij brullende van onder opgedonderd,
waar 's aardrijks navel walt God vloekt houdt afgezonderdGa naar voetnoot386
van 't koesterende licht, dat al wat leeft verkwikt:
wij staan voor geen geweld verbijsterd noch verschrikt.
Gebie slechts: 't lust me hem nog eens op 't spits t' ontvangen,Ga naar voetnoot389
390[regelnummer]
en 's afgronds wapenroof in 's hemels kerk te hangen.Ga naar voetnoot390
gabriël
Welaan, belieft het u, bewaak den hof rondom.
Eerst volg' een poos, totdat ons Adam wellekom',Ga naar voetnoot392
wij 't rijk gezegend paar bekransen met laurieren,
en onverwelkbaar loof. Men zal de bruiloft vieren,
395[regelnummer]
waar 's levens boom bedekt den klaren waterspronk,
waaruit terstond een leeuw met zijn leeuwinne dronk,Ga naar voetnoot396
en zoveel dieren als op Adams wenk verzamen,
bij hem getekend, elk met hun bijzondre namen.Ga naar voetnoot398
Mij dunkt daar ziet men bruid en bruidegom gepaard
400[regelnummer]
genaken hand aan hand, zij komen herrewaart.
Hoe lief en aangenaam is zulk een trouwgenootschap!
Ik wens Gods zegen hun t' ontvouwen met mijn boodschap.
Een rei wachtenglen volgt van achter op hun spoor,
en streelt met blijden zang 't aandachtige gehoor.
| |
[pagina 144]
| |
adam, Gabriël
adam
405[regelnummer]
Ai zie, mijn liefste, wat geluk zal ons gemoeten?
Daar komt het hemelsdom met zijne zuivre voeten
den grond van dezen hof bezwieren uit de lucht.
Zij laten ene streek van goud in hunne vlucht
van boven na. Ai zie, wat zijn dat schone pennen,
410[regelnummer]
hun vlug ten blanken rugge uitwassende, om te rennen
in wind en starren, op des Oppersten geboôn!
Zij brengen gaven mede en meer dan ene kroon
van lauwerblaên. Wat wil d' Almachtige openbaren,
die, schoon ons een getal wachtengelen bewaren,
415[regelnummer]
nog hoger geesten uit de starren nederzendt?
Godheilig hemeltal, de Godheid best bekend,
weest wellekom; hetzij 't u lust omlaag te zweven,
en uit te spannen, om 't gewest, waar mensen leven,
eens door en door te zien; het bovenste en 't beneên
420[regelnummer]
te zien afsteken op elkandre en tegen een,Ga naar voetnoot420
om klaarder 't onderscheid van 's hemels rijke schatten
en 's aardrijks minder goed in uw verstand te vatten;
hetzij u d' Opperste met een bijzondren last
hebbe uit zijn troon gestierd, gelijk 't Hem eeuwig past
425[regelnummer]
den schepselen een wet naar zijnen wil te zetten;
gij zijt ons welkom, meer dan welkom. Onbesmetten,
die d' onderwereld uw gemeenschap waardig kent,Ga naar voetnoot427
gij moet ons bei, naardien 't geluk u herwaarts zendt,
gezelschap houden, 't licht in onze duisternissenGa naar voetnoot429
430[regelnummer]
en 't hemels paradijs om 't aardse een weinig missen,
indien des mensen bede op englen iets vermag.
gabriël
O stedehouder van het opperste gezagGa naar voetnoot432
op aarde, zijt gegroet, eerste oorsprong der geslachten,
en stam der spruiten, waar de werelden op wachten;
435[regelnummer]
o vorst, die God alleen voor uwen leenheer houdt,
| |
[pagina 145]
| |
de Godheid, op wiens macht en goedheid gij betrouwt,
God, die u paarde door zijn hemelse genade
met deze uw eigen rib, uw vlees, en wedergade,
zendt ons van boven, om u heil in dezen staat
440[regelnummer]
te wensen in zijn naam, opdat de dageraad
der wereld schoner rijze en opluike in u beiden,
de bruiloft innega, op 't goddelijk geleide,
en d' eendracht u getrouw verbinde door den band
van 't onderling verbond, bezegeld hand aan hand.
445[regelnummer]
En gij, o zuster, bruid en dochter van uw hoeder,
genârijke Eva, licht der maagden, grote moederGa naar voetnoot446
van zoveel levenden als d'aarde uit uwen schoot
van ver alrede ontmoet, volschone bedgenoot
des schoonsten bruidegoms, gij morgenstar der vrouwen,Ga naar voetnoot449
450[regelnummer]
wat wil uw naam en faam zich wijd en zijd ontvouwen,
indien d' Alzegenaar, die u zo hoog verheft
en dus te prijk zet, in deze echt zijn oogmerk treft!Ga naar voetnoot452
Gedoogt nu dat we u beid', in 's Hoogsten naam, bekransen,
terwijl de hemelen al juichende om u dansen.
455[regelnummer]
Ontvangt deez' kronen, gij die dus gelukkig paart.
Een groter kroon wordt u in eeuwigheid bewaard.
adam
Gij komt ter goeder ure ons eren hier beneden.
gabriël
Wij komen door Gods last uw bruiloftsdis bekleden,
waar 's levens boom den dis met zijne schaduw dekt.
adam
460[regelnummer]
Gelooft zij d' Opperste, die zijn genade strekt
en uitbreidt wijder dan de heldre zonneglansen
zich spreien overal, uit zijn turkooizen transen.
Wij nemen uwen wens en zegen dankbaar aan.
De rijkste vader stort in zijnen onderdaan
465[regelnummer]
't genârijk hart uit, door ontelbaar tal van goeden.
| |
[pagina 146]
| |
De vrucht van 's levens boom is machtig ons te voeden
met alle lekkernij, die lijf en ziel vernoegt.
Hij heeft me deze gade uit liefde toegevoegd,
opdat ik haren troost en noodhulp zou genieten.
470[regelnummer]
Zo kan geen eenzaamheid mij kwetsen noch verdrieten.
Het hart der Godheid legt hier voor ons beiden bloot.Ga naar voetnoot471
gabriël
Gelukkig leeft ge met uw lieve trouwgenoot,
gelijk een koning, zij als koningin van Eden.
adam
Gij reien, volgt, terwijl wij door den lusthof treden,
475[regelnummer]
ons spoor met feestgezang. 't Gevogelt zingt u voor.
De dieren luisteren en geven u gehoor.
rei van wachtengelen
Eerste Zang
Wie kan zijn gratig oog verzadenGa naar voetnoot477
aan 't paar, ter bruiloftsfeest bereid,
bekleed met zuivere gewaden
480[regelnummer]
van hemelse Erfrechtvaardigheid?
Gewaden, niet van vrouw Nature
gewrocht, neen, zeker, neen o neen:
de stof van 't kleed is veel te pure,
en niet te vinden waar we treên.Ga naar voetnoot484
485[regelnummer]
Dat kleed viel hun ten deel van boven.
De Godheid schonk dien bruiloftsschat
hun beid' uit liefde in d' aardse hoven.
Och dat geen aardsheid dit bekladd',
noch vuile vlek het schende in 't pralen.
490[regelnummer]
Geen blankheid mag het hierbij halen.
Eerste Tegenzang
Deez' zuiverheid sproot uit geen zonne
die daaglijks opgaat voor 't gezicht,
| |
[pagina 147]
| |
maar uit der hemellichten bronne,
eerste oorzaak van al 't zichtbre licht.
495[regelnummer]
De Godheid, uit genâ bewogen
tot mildheid, wou zijn beeld bekleênGa naar voetnoot496
op 't herelijkst; het Alvermogen
het puik van 's hemels schat besteên
aan 't mensdom, bij hem uitgekozen.
500[regelnummer]
Nu wijken zuiverheid en geur
van witte leliën en rozen
voor deze bloem. Nu wijkt de keur
van bloemen en alle andre stoffen.
De Godheid heeft haar wit getroffen.Ga naar voetnoot504
Tweede Zang
505[regelnummer]
De mens, uit lijf en ziel bestaande,
twee delen, ongelijk van aard,
gevoelt geen strijd, geen overslaande
gewicht: want elk van bei bewaart
den evenaar, d' een wil als d' ander.Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
De reden onderworpt zich God,Ga naar voetnoot510
het lijf de ziele, wijs en schrander.
Verloor de mens deez' gaaf, dit lot,
en most hij bij zijn kracht volharden,Ga naar voetnoot513
natuur kon hem niet houden staan.Ga naar voetnoot514
515[regelnummer]
Men zag het bruiloftskleed aan flarden
en al die schoonheid gans vergaan,
waar Cherubijnen zelfs om blaakten.
Nu dekt een wolk van glans de naakten.
Tweede Tegenzang
Gelijk de keel en harpensnaren,
520[regelnummer]
gespannen op eenzelven toon,
een schoon geluid in d' oren baren,
dat englen trekt uit hunnen troon.
| |
[pagina 148]
| |
zo baart d' eenstemmigheid in 't paren
van lijf en ziele aaneengetrouwd,
525[regelnummer]
een lieflijkheid, die door alle ârenGa naar voetnoot525
de geesten streelt en onderhoudt.Ga naar voetnoot526
Dus leeft de mens gerust op d' aarde,
gelijk een God, in volle vreugd.
Och of de Godheid hem bewaarde
530[regelnummer]
in ene zelve lente en jeugd,
zo kon de bruiloft eeuwig duren.
Eén band verbindt de twee naturen.
Toezang
Engelsheid en diersheid mengen
in den mens zich ondereen.
535[regelnummer]
Om deze overeen te brengen
wou de Vader hier beneên
met een handvest hem verrijken,Ga naar voetnoot537
die den ongelijken trek
van de worstlende ongelijken
540[regelnummer]
vreedzaam houdt in hun bestek.
Eert uw handvest, o gelieven,
en bewaart uws Vaders last.
Zo kan u geen vijand grieven.
Houdt u buiten leed en last.
|
|