Lucifer. Adam in ballingschap, of Aller treurspelen treurspel. Noah, of Ondergang der eerste wereld
(2004)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 119]
| |
Berecht betreffende den staat van den eersten mense voor en na den val en enige omstandigheden omtrent deze stofGa naar voetnoot+1Een overoude historieschilderij, van enen doorluchtigen Apelles gete-Ga naar voetnoot12kend en geschilderd en in alle delen volkomen, zulks dat er niet aan ont-3breekt, nochte in 't welschikken, tekenen, en schilderen der beelden, elkGa naar voetnoot3 4op hunne plaats, naar de gelijkmatigheid der leden, nochte in het leg-Ga naar voetnoot45gen der verwen, nochte aan naakten en gekleden, nochte aan het uitbeel-Ga naar voetnoot56den der hartstochten, nochte sieraden en alle andere omstandigheden vanGa naar voetnoot6 7de kunst vereist; zodanige ene historieschilderij is machtig d' ogen en aan-8dacht des rechtschapen kenners en kunstbeminners te bekoren en ont-Ga naar voetnoot89vonken, in het onverzaad bespiegelen van dit goddelijke wonderwerk.Ga naar voetnoot9 10Want hoe d' aanschouwer hier langer op blijft starogen en dit nauwkeuri-Ga naar voetnoot1011ger beziet en doorziet, hoe hij altijd hier meer in vindt dat bespiegelens-12waardig is en verwonderinge baart; naardien alle dingen hier vast staan, 13naar den eis der nature volwrocht en uitgevoerd, en het ene het andereGa naar voetnoot13 14niet bezwijkt. Eveneens ontvouwt zich de heilige leer der overoude katho-15lieke waarheid, gegrond op de getuigenissen der profeten en apostelen en 16heilige vaderen. Want dewijl de Kerk van den Heiligen Geest onfaalbaarGa naar voetnoot16 17geregeerd wordt, en met recht alleen dien titel voert, dat ze is De Kolom 18En Grondvest Der Waarheid, zo kan in hare lere niets gevondenGa naar voetnoot17 19worden, hetwelk onzuiver is, gelijk d' onroomsen zelfs haar dit recht enGa naar voetnoot19 | |
[pagina 120]
| |
20deze eer toestaan gedurende d' eerste vier of vijf achtereenvolgende eeu-Ga naar voetnoot2021wen, sedert het jaar der verlossinge. Onder andere leerstukken, bij haarGa naar voetnoot21 22geloofd en standvastig verdadigd, is dat van den staat van den eerstenGa naar voetnoot22 23mense, voor en na den val, gewichtig en van overgroot belang, dewijl dit, 24recht opgevat en verstaan, dient tot ene grondvest van andere leerstuk-25ken, hierop gebouwd en ter eeuwige zaligheid noodwendig. Dies zal het 26niet ondienstig zijn den paradijshandel, voor het opschuiven van het pa-Ga naar voetnoot2627radijstoneel, beknopt en godvruchtig t' overwegen. 28De Schepper alle dingen schiep Adam naar zijn beeld: heilig, wijs, 29rechtvaardig, oprecht en volkomen. Deze volkomenheid, waarmede hij 30geschapen was en zonder welke gave wij mensen na Adams val geboren 31worden, bestond in ene overnatuurlijke schenkage. Want de mens, na-Ga naar voetnoot3132tuurlijk uit vlees en geest bestaande, en hierom, naar zijne natuur, ten deleGa naar voetnoot32 33met dieren, ten dele met engelen in gemeenschap getreden, helt ten op-34zichte van het vlees en de gemeenschap met de dieren enigszins over tot 35het goed des lichaams en der zinnen, waartoe genegenheid en zinnen hemGa naar voetnoot35 36drijven. Ten opzichte van den geest en zijne gemeenschap met engelen, 37helt hij over naar het geestelijke en verstaanbare goed, waartoe verstand 38en wil hem drijven. Uit deze verscheidenheid of strijdigheid van overhel-39len rijst in enen zelven mense een zeker strijd en uit dien strijd en onder-40linge worstelinge een geweldige bezwaarnis en hachelijkheid van zich wel 41te dragen, naardien d'ene overhellinge d' andere hindert en tegenstaat. 42De goddelijke voorzienigheid, om, in den beginne der scheppinge, een 43geneesmiddel te vinden voor de ziekte van 's mensen kwijnende nature,Ga naar voetnoot43 44uit den aard der stoffe gesproten, beschonk den mens met enerhande uit-Ga naar voetnoot4445muntende gave van Erfrechtvaardigheid, waarmede, als met enen gouden 46toom, het meerder het minder deel mocht intomen en het meerder deel inGa naar voetnoot46 47gehoorzaamheid onder God lichtelijk ingetoomd worden. Aldus luis- | |
[pagina 121]
| |
48terde het vlees naar den geest, om tegen zijne wil niet uit te spatten, ten 49ware de geest tegen God kwaam' in te spannen: evenwel stond het in deGa naar voetnoot49 50macht van den geest tegen God in te spannen of niet. 51Dat deze volkomenheid van den eersten mense overnatuurlijk, of hemGa naar voetnoot51 52deze overnatuurlijke gave, gelijk een gulden handvest, geschonken was,Ga naar voetnoot52 53blijkt uit de getuigenissen der heilige boeken en oude leraren. De konink-Ga naar voetnoot5354lijke profeet beschrijft het scheppen des mensen aldus: Wat is de mens datGa naar voetnoot54 55ge hem gedenkt, of 's mensen zoon dat ge hem bezoekt? Gij verminderde 56hem luttel min dan d' engelen, gekroond met heerlijkheid en ere, en 57gesteld over de werken van uwe hand. Adams heerlijkheid en val wordt 58beschreven in enen anderen harpzang: Toen de mens in ere was, verstondGa naar voetnoot58 59hij het niet, werd bij het redenloze vee geleken, en is het gelijk geworden. 60Hieruit blijkt dat d' eerste mens met overnatuurlijke gaven gesierd was, 61dewijl de profeet met verwonderinge bespiegelt dat de mens bijkans metGa naar voetnoot61 62de nature der engelen gelijk staat; ten tweeden, dat hij d' andere gaven, 63den eersten mense in den beginne geschonken, noemt heerlijkheid en eer, 64die ongetwijfeld iet uitwendigs en hem bijgevoegd betekenen. Zo zegt ook 65Ecclesiasticus: God schiep den mens van aarde en bekleedde hem naar zij-Ga naar voetnoot6566nen aard met deugd. Hier ziet het scheppen op de natuur; het kleed der 67deugd op de bijgevoegde gaven. Hierop ziet ook Christus' gebloemd ver-Ga naar voetnoot6768haal van den mense, onder moordenaars gevallen, eerst van zijn kleed 69geplonderd, toen vol wonden geslagen; waar men met den naam van het 70kleed verstaat hoe d' eerste mens van zijne overnatuurlijke gaven be-71roofd, de natuur des mensen, na het plonderen, vol wonden geslagen 72werd. De heilige Oudvaders bestemmen deze zetrede. Sint Jan Gulde-Ga naar voetnoot7273mond zegt dat Adam en Eva, hoewel ze naakt waren, nochtans door 74d' Erfrechtvaardigheid niet naakt stonden: Want (zegt hij) zij waren met 75ene heerlijkheid, van boven komende, bekleed. Hier blijkt hunne Erf-76rechtvaardigheid bij een kleed geleken, dat van boven daalde, opdat we 77verstaan mogen hoe deze niet sproot uit de beginselen der nature, maar | |
[pagina 122]
| |
78boven den staat der nature, onzen eersten ouderen geschonken werd. SintGa naar voetnoot78 79Ambroos zegt: Adam was niet naakt, toen onnozelheid hem bekleedde.Ga naar voetnoot79 80Dezelve bevestigt dit elders aldus: Adam was, voor zijn overtreden, met 81een gewaad van deugden bekleed, maar door het overtreden gelijk uitge-82plonderd, zag zijne naaktheid, dewijl hij het aangetogen gewaad verlorenGa naar voetnoot82 83hadde. Dit zouden wij breder met reden sterken, maar vermijden de lank-84heid. Ondertussen ontschuldigt dit gewaad der Erfrechtvaardigheid, alsGa naar voetnoot84 85in 't voorbijgaan, ons treurtoneel, daar Adam en Eva niet naakt, maar 86met een zuiver kleed van deugd en onnozelheid te voorschijn komen. 87Ook vloeien de heilige bladen, zelf in 't nieuw verbond, alom over vanGa naar voetnoot87 88deze gebloemde wijze van spreken, die op zulk een geestelijk kleed slaat: 89gelijk ook de gelijkenis van den bruiloftsgast zonder bruiloftskleed, bijGa naar voetnoot89 90Christus ingevoerd en het feestgewaad, den verloren zone aangetogen. 91Paulus zegt: trekt den Heer Jesus Christus aan: elders; is 't dat wij nietGa naar voetnoot91 92naakt maar bekleed gevonden worden: elders; wij willen niet ontkleedGa naar voetnoot92 93maar overkleed worden. Sint Jan gedenkt de vrouw met de zonne be-Ga naar voetnoot9394kleed: elders de witte zijde betekenende de rechtvaardigheid der Heili-Ga naar voetnoot9495gen. Hij raadt de naaktheid met witte klederen te dekken en vertoont onsGa naar voetnoot95 96zeven engelen, bekleed met zuiver lijnwaad, omgord met gouden gorde-97len. De bruid bekleedt hij met fijn lijnwaad, de rechtvaardigheid der Hei-Ga naar voetnoot9798ligen. Laat ons voortgaan.Ga naar voetnoot98 99Adam en Eva, dus heerlijk met deze overnatuurlijke gave der Erfrecht-100vaardigheid begenadigd, leidden een gelukzalig leven naar lichaam en 101ziel, gene steurnis onderworpen en opgetogen in geestelijke wellusten vanGa naar voetnoot101 102hemelse bespiegelingen gelijk Gods huisgenoten. De grote Gregorius zegtGa naar voetnoot102 103dat de mens in den paradijze gewoon was met Gode in gesprek te treden 104en door ene inwendige zuiverheid en heerlijk gezicht met hemelse geestenGa naar voetnoot104 105te verkeren. | |
[pagina 123]
| |
106Maar gelijk er buiten den eeuwigen God niet bestandigs is en zelfs een 107groot deel der engelen in den hemel niet genoegden met het lot hun toege-108leid en boven het peil, hun van d' Almogendheid gesteld, bestonden teGa naar voetnoot108 109steigeren, waarom zij van God buiten het hemelse paradijs gesloten wer-110den, zo ging het op d' aarde, daar d' erfvijand des menselijken geslachtsGa naar voetnoot110 111listig toeleide, om door den hofslang, van hem bezeten, eerst de vrouw enGa naar voetnoot111 112door de vrouw den man te bekoren tot het overtreden van Gods gebod, 113het welk eindelijk den Satan gelukte. De gemelde Gregorius zegt: ToenGa naar voetnoot113 114Adam de Godheid ontviel, waarvan zijn hart gepropt was, bezweek hetGa naar voetnoot114 115licht des verstands en alle blijdschap, in den paradijze genoten. MozesGa naar voetnoot115 116zegt: D' ogen van hun beide werden geopend, en kennende dat ze naaktGa naar voetnoot116 117waren, vlochten vijgenbladers. Hier openbaart zich de Herkentenis van 118dit jammerlijke treurspel aller treurspelen, waarop datelijk volgt deGa naar voetnoot118 119Overgang van hun geluk in ene Ilias van ontelbare rampzaligheden naarGa naar voetnoot119 120lichaam en ziel, voortgevloeid over hen en alle hunne nakomelingen, 121spruitende uit het verlies der Erfrechtvaardigheid, door het gebod des 122Alderhoogsten. De katholieke kerk, zegt van wijlen heer Vossius, in zijneGa naar voetnoot122 123Pelagiaanse historie, heeft altijd geoordeeld, dat Adams eerste zonde, 124door Gods rechtvaardig oordeel, allen zijnen nakomelingen toegerekend 125werd en wij, uit kracht van dit oordeel, versteken van Erfrechtvaardig-Ga naar voetnoot125126heid, de gewisse dood en afgescheidenheid van God onderworpen zijn.Ga naar voetnoot126 127Apostel Paulus zegt: Gelijk door enen mens de zonde ter wereld kwam,Ga naar voetnoot127 128en door de zonde de dood, zo is ook de dood over alle mensen gekomen, 129in wien zij alle zondigen, elders: Gelijk door de misdaad van enen de ver-130doemenis over alle mensen kwam &c. Dezelve zegt elders, dat we uit derGa naar voetnoot130 131nature kinders van toorn, dat is Gods toorn onderworpen zijn. | |
[pagina 124]
| |
132Tegen deze ontwijfelbare waarheid der erfzonde en strafschuld van 133Adam en het ganse menselijk geslacht, op de heilige boeken en getuigenis-134sen der oude vaderen gegrond en in d' eerste driehonderd jaren en sedert 135doorgaans in Europe, Asia, en Afrika van oosterse en westerse kerkenGa naar voetnoot135 136bezegeld en vastgesteld, kantte zich Pelagius, een Schot en kloosterbroe-137der, geregeld en ingetogen van wandel, hetwelk zijne dwalinge te groter 138nadruk gaf, bij mensen meer voorzien met de simpelheid der duive danGa naar voetnoot138 139met de voorzichtigheid der slange. Hij, die in drie boeken de HeilheiligeGa naar voetnoot139 140Drie-enigheid verdedigde, openbaarde zich, omtrent vierhonderd jarenGa naar voetnoot140 141na het jaar der verlossinge, in Afrika, toen Rome en Italië van Goten over-Ga naar voetnoot141142gerompeld werden, hetwelk hem kans en gelegenheid gaf om stouter het 143onkruid alom onder de tarwe te zaaien en de zielen met zijnen bedriege-Ga naar voetnoot143144lijken angel en lokaas te vangen; want, gelijk het spreekwoord luidt, in 145troebel water is het goed vissen. Pelagius was loos en doortrapt van aard, 146veranderde menigmaal van verblijf en leerde, zo Hieronymus zegt, hei-147melijk hetgene hij in 't openbaar loochende. Zes en meer kerkelijke verga-Ga naar voetnoot147148deringen zweetten om den inbreuk en kanker van zijne valse leringe te 149keren, namelijk drie te Karthago, een Disopolitaans, een Milevitaans, een 150Arausikaans, zonder meer andere te noemen. Zijn aanhang beschimpteGa naar voetnoot150 151reukeloos en lichtvaardig de jammerklacht der vrouwen in arbeid en 152barensnood, kermende: Och, hadde Adam nooit in den appel gebeten! 153etc., gelijk de voedster in Euripides Medea klaagt:Ga naar voetnoot153 | |
[pagina 125]
| |
Och had nooit 't eerste schip door Cyanese rotsen,
155[regelnummer]
naar 't land van Kolchis heen, het zeegevaar gaan trotsen,
en nooit de scherpe bijl, in 't bos van Pelion,
den pijn geveld, opdat men Argo bouwen kon.Ga naar voetnoot157
158Maar gelijk d' eerste schakel van dwalinge vele andere schakels en een 159lange keten van dwalingen nasleept, zo ging het hiermede ook. Want uit 160kracht van het loochenen der erfzonde stelde Pelagius der nakomelingen 161misdaad alleen in 't navolgen van Adams voorbeeld, achtte dat Adams 162misdaad Adam alleen en niemand anders kwetste, de natuur geen erfge-163brek gevoelde, maar elk voortgeteeld werd in dien staat van volkomen-164heid, waarin Adam voor den val stond. Hij oordeelde de dood uit deGa naar voetnoot164 165noodwendigheid der nature te spruiten en niet bij schuld der ouderen 166over het ganse menselijk geslacht te vloeien en Adam zelf, schoon hijGa naar voetnoot166 167nooit het gebod overtrad, most sterven. Veel min stond hij toe dat wijGa naar voetnoot167 168door Adams misdaad den eeuwigen dood verdienden, waaruit hij besloot 169dat de kinders niet behoeven gedoopt te worden, niettegenstaand de 170gehele kerk de noodwendigheid des doops vaststelde uit Christus' woor-171den: Tenzij iemand weder geboren werde uit water en den H. Geest, zoGa naar voetnoot171 172kan hij in Gods rijk niet komen. Pelagius, om gene erfmisdaad toe te 173staan en te bekennen dat wij ‘in reatu’, gelijk de Latijnen zeggen, dat is,Ga naar voetnoot173 174strafschuldig geboren worden, ontkende stoutelijk dat door den doop deGa naar voetnoot174 175vlek van erfmisdaad der kinderen afgewassen en zij door dit wasbad derGa naar voetnoot175 176wedergeboorte, uit de macht der duisternisse, in het licht van Gods rijk 177overgevoerd worden. Hierbij berustte het niet, maar men trad tot hetGa naar voetnoot177 178geschil van de noodwendigheid des invloeds der genade van den H. Geest 179en het vermogen van den vrijen wille des mensen en van de nature. Pela-180gius ontkende de noodwendigheid der genade, tegen het gevoelen der 181Griekse en Latijnse vaderen en gehele kerke, en, om zijn dwalinge te 182bewimpelen, verstond alleen hierbij de natuurlijke gaven, zonder welkeGa naar voetnoot182 | |
[pagina 126]
| |
183wij niets vermogen te werken, doch wankelde ondertussen wel viermaal 184in zijne drift en hiel genen eenparigen voet. De rechtzinnige leraars drevenGa naar voetnoot184 185tegen hem dat hij door deze drift de natuur, die gekrenkt was, te hoog 186zette en de genade ontluisterde; dat de vrije wil en de leer der wet, gelijk 187hij leerde, niet genoeg waren, maar boven deze d' invloed der genadeGa naar voetnoot187 188vereist wordt. Pelagius lette luttel dat Christus den H. Geest belooft denGa naar voetnoot188 189genen die hem aanroepen, en door d' instellinge der heilige Geheimnis-Ga naar voetnoot189190tekenen de zwakheid der nature nodig achtte t' onderstutten en de Ge-191heimnistekens hierom met recht van d'oude vaderen genoemd worden 192‘vaten der genade en werktuigen van 's mensen rechtvaardiginge’. Im-Ga naar voetnoot192193mers, hij droeg zich hierin zodanig dat Vincent Lirinenzer met recht vanGa naar voetnoot193 194hem getuigt: Niemand heeft voor dien heillozen Pelagius zich zulk ene 195kracht van vrijen wille durven aanmeten dat hij hiertoe in het goed, totGa naar voetnoot195 196elk bijzonder werk, Gods genade niet noodwendig achte. Het orakel derGa naar voetnoot196 197waarheid wederspreekt hem met deze uitgedrukte woorden: Zonder mijGa naar voetnoot197 198kunt gij niet bedrijven; en Paulus zegt dat God in ons werkt het willen enGa naar voetnoot198 199volbrengen. Doch om ons niet dieper te dompelen in de barningen derGa naar voetnoot199 200geschillen, bij hem verwekt, en deze wijdlopendheid hier niet voegt, wil-201len wij dit afkorten en ondertussen ons, naar den raad des gemelden Liri-Ga naar voetnoot201202nenzers, houden aan hetgene Dat overal, dat altijd, en van allen geloofd 203werd. |
|