Lucifer. Adam in ballingschap, of Aller treurspelen treurspel. Noah, of Ondergang der eerste wereld
(2004)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
Tweede bedrijf
lucifer, Belzebub
lucifer
Gij, snelle geesten, houdt nu stand met onzen wagen:Ga naar voetnoot348
al hoog genoeg in top Gods Morgenstar gedragen;Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
al hoog genoeg gevoerd. 't Is tijd dat Lucifer
nu duike, voor de komst van deze dubble star,Ga naar voetnoot351
die van beneden rijst en zoekt den weg naar boven,Ga naar voetnoot352
om met een aardsen glans den hemel te verdoven.
Borduurt geen kronen meer in Lucifers gewaad;
355[regelnummer]
verguldt zijn voorhoofd niet met enen dageraadGa naar voetnoot355
van morgenstar en straal, waarvoor d' aartsenglen nijgen;
een andre klaarheid komt in 't licht der Godheid stijgen,
en schijnt onz' glansen dood, gelijk de zon bij daag
de starren dooft, voor 't oog der schepselen omlaag.
360[regelnummer]
't Is nacht met engelen en alle hemelzonnen:Ga naar voetnoot360
de mensen hebben 't hart des Oppersten gewonnen
in 't nieuwe paradijs: de mens is 's hemels vriend.
Onz' slavernij gaat in. Gaat hene, viert en dientGa naar voetnoot363
en eert dit nieuw geslacht als onderdane knapen.
365[regelnummer]
De mensen zijn om God en wij om hen geschapen.
't Is tijd, dat 's engels nek hun voeten onderschraag',
dat ieder op hen passe en op de handen draag'Ga naar voetnoot367
of op de vleugels voere in d' allerhoogste tronen.
Onze erfenis komt hun als uitverkoren zonen,
370[regelnummer]
onz' eerstgeboorte leit nu achter in dit rijk.Ga naar voetnoot370
| |
[pagina 40]
| |
De zoon des zesden dags, den Vader zo gelijkGa naar voetnoot371
geschapen, strijkt de kroon. Met recht is hem gegevenGa naar voetnoot372
den groten staf waarvoor alle eerstgeboornen bevenGa naar voetnoot373
en sidderen. Hier geldt geen tegenspraak: gij hoort
375[regelnummer]
wat Gabriël bazuint voor 's hemels gouden poort.
belzebub
O stedehouder van Gods opperheerschappijen,
wij horen 't al te wel en midden in 't verblijen
der reien enen klank die 't eeuwig feest bedroeft.
De last van Gabriël leit klaar: dat woord behoeftGa naar voetnoot379
380[regelnummer]
geen Cherubijnentong om ons den zin t' ontvouwen.Ga naar voetnoot380
Men hoefde Apollion naar d' onderste landouwen
niet af te vaardigen om nader gâ te slaan
wat Adam al bezit, zo laag beneên de maan.
Het blijkt hoe heerlijk hem de Godheid begenadigt,
385[regelnummer]
ook door een lijfwacht van veel duizenden verdadigtGa naar voetnoot385
en handhaaft in zijn staat en aanzien, min noch meerGa naar voetnoot386
of hij gehuldigd waar' tot aller geesten heer.
De poort des hemels staat voor Adams afkomst open.
Een aardworm, uit een klomp van aarde en klei gekropen,
390[regelnummer]
braveert uw mogendheid. Gij zult het mensdom zienGa naar voetnoot390
zo verre boven u en, vallende op uw kniên,
met nederslachtigheid en neergeslagene ogenGa naar voetnoot392
aanbidden zijne macht en hoogheid en vermogen.
Het zal, verherelijkt van d' allerhoogste macht,
395[regelnummer]
zich zetten aan de zij der Godheid in zijn kracht
en heersen, langer en nog wijder dan de rondenGa naar voetnoot396
der endloze eeuwigheid, aan tijd noch plaats gebonden,
om God, haar middelpunt en omloop, tegelijk
zich draaien zonder rust. Wat hoeft men klaarder blijk
| |
[pagina 41]
| |
400[regelnummer]
dat God de mensen wil verheffen, ons verneren?
Wij zijn ter dienstbaarheid, de mensen tot regeren
geboren. Leg voortaan den scepter uit der hand:
een lager is er, die de kroon daar boven spant,
of spannen zal eerlang. Leg af uw morgenstralen
405[regelnummer]
en hulsel voor deez' zon, of pas haar in te halen
met zangen en triomf en goddelijk sieraad.
Wij zien den hemel haast veranderen van staat.
De starren zien vast uit en wijken met verlangen
om met eerbiedigheid dit nieuwe licht t' ontvangen.
lucifer
410[regelnummer]
Dat zal ik keren, is het anders in mijn macht.Ga naar voetnoot410
belzebub
Daar hoor ik Lucifer en zie hem, die den nacht
van 's hemels aangezicht verdrijven kan en jagen.
Waar hij verschijnt, begint het heerlijk op te dagen.Ga naar voetnoot413
Zijn wassend licht, het eerste en allernaaste aan God,
415[regelnummer]
vermindert nimmermeer. Zijn woord is 't hoog gebod,
zijn wil en wenk een wet, van niemand t' overtreden.
De Godheid wordt in hem gediend en aangebeden,
bewierookt en gevierd en zou een lager stem
nu dondren uit Gods troon, gebieden boven hem?
420[regelnummer]
Zou God een jonger zoon, geteeld uit Adams lenden,
verheffen boven hem? Dat waar' het erfrecht schendenGa naar voetnoot421
van 't alleroudste kind en zijn stadhouderij
ontluisteren. Naast God is niemand groot als gij.
De Godheid zette u eens in glorie aan haar voeten:
425[regelnummer]
geen mens verstoute zich onze orden om te wroetenGa naar voetnoot425
en dit bezworen recht t' ontwijden, zonder reên,
of al de hemel raakt in 't harnas tegeneen.
lucifer
Gij vat het recht: het past rechtschapen heerschappijenGa naar voetnoot428
geenszins haar wettigheid zo los te laten glijen,
| |
[pagina 42]
| |
430[regelnummer]
want d' oppermacht is d' eerste aan hare wet verplicht;Ga naar voetnoot430
verandren voegt haar minst. Ben ik een zoon van 't licht,
een heerser over 't licht, ik zal mijn recht bewaren.Ga naar voetnoot432
Ik zwicht voor geen geweld noch aartsgeweldenaren.
Laat zwichten al wat wil, ik wijk niet enen voet.
435[regelnummer]
Hier is mijn vaderland. Noch ramp, noch tegenspoed,
noch vloeken zullen ons vervaren, noch betomen.
Wij zullen sneven, of dien hoek te boven komen.Ga naar voetnoot437
Is 't noodlot, dat ik val, van eer en staat beroofd,
laat vallen, als ik val met deze kroon op 't hoofd,Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
dien scepter in de vuist, dien eersleep van vertrouwden,
en zoveel duizenden als onze zijde houden.
Dat vallen strekt tot eer en onverwelkbren lof:
en liever d' eerste vorst in enig lager hof,
dan in 't gezaligd licht de tweede, of nog een minder.
445[regelnummer]
Zo troost ik mij de kans en vrees nu leed noch hinder.Ga naar voetnoot445
Maar hier komt 's hemels tolk en wakkere heraut
met Gods geheimnisboek, zijn zorge toebetrouwd.Ga naar voetnoot447
Het waar' niet ongeraên hem nader t' ondervragen.
Ik wil hem tegentreên en aftreên van den wagen.
gabriël, Lucifer
gabriël
450[regelnummer]
Heer Stedehouder, hoe? Waarhene leit de reis?Ga naar voetnoot450
lucifer
Naar u, heraut en tolk van 't hemelse paleis.
gabriël
Mij dunkt, ik zoude uw wit aan 't voorhoofd kunnen gissen.Ga naar voetnoot452
| |
[pagina 43]
| |
lucifer
Gij, die den duistren grond van Gods geheimenissen
door 't licht van uw vernuft ontdekt en openbaart,
455[regelnummer]
verlicht me met uw komst.
gabriël
Wat is 't, dat u bezwaart?
lucifer
Het raadslot en besluit der Godheid, die de waarde
des hemels lager schat dan 't element der aarde,
den hemel onderdrukt, het aardrijk uit een poel
door alle starren voert, het mensdom op den stoel
460[regelnummer]
der englen zet, berooft hun 't recht der eerste gaven,
gebiedt ze om 's mensen nut te zweten en te slaven.
Het geestendom, gewijd tot ambtenaars van 't hofGa naar voetnoot462
des hemels, zal voortaan een aardworm, uit het stof
gekropen en gegroeid, ten dienst staan, op hem passen,
465[regelnummer]
en in getal en staat ons over 't hoofd zien wassen?
Waartoe vernedert ons d' oneindige genâ
zo vroeg? Wat engel paste op zijnen dienst te spâ?Ga naar voetnoot467
En hoe waar' 't mooglijk dat de Godheid zich zou mengelen
met mensen, de natuur der uitgekorene engelen
470[regelnummer]
voorbijslaan, en zijn aard en wezen storten inGa naar voetnoot470
een lichaam, d' eeuwigheid verknopen aan 't begin?
Het hoogste aan 't allerlaagst? Den Schepper aan 't geschapen?
Wie kan uit dit besluit den zin te samen rapen?
Zal 't eeuwigschijnend licht nu schuil gaan in den nacht
475[regelnummer]
der wereld? Zullen wij, stadhouders van Gods macht,
voor dit geleend gezag, een wulps vermogen, knielen?Ga naar voetnoot476
Ontelbre lichaamloze en godgelijke zielen
zien buigen voor een grof en zakkend element,Ga naar voetnoot478
waar God zijn majesteit en wezen inneprent?
480[regelnummer]
Wij geesten zijn te grof om dit geheim te vatten.
Gij, die het slot bewaart van Gods geheimnisschatten,
| |
[pagina 44]
| |
ontvouw ons, mag het zijn, dit donkere geschil
uit uw gezegeld boek; ontvouw ons 's hemels wil.
gabriël
Zo veel 't geoorloofd zij te melden uit Gods bladen.
485[regelnummer]
Veel weten kan altijd niet vordren, somtijds schaden.
De Hoogste ontdekt ons slechts wat Hij geraden vindt.Ga naar voetnoot486
Het al te sterke licht schijnt Serafijnen blind.Ga naar voetnoot487
De zuivre Wijsheid wou ten deel' haar wil bezegelen,Ga naar voetnoot488
ten dele ontsluiten. Zich te schikken en te regelen
490[regelnummer]
naar heur gestelde wet, dat voegt den onderzaat,
die aan zijn meesters last en wil gebonden staat.
De reden en het wit waarom wij namaals wachten,Ga naar voetnoot492
na 't overleven van een tafel erfgeslachten,Ga naar voetnoot493
den Heer, die, God en mens geworden in der tijd,
495[regelnummer]
den scepter voeren zal en breed en overwijd
de starren, aarde en zee en al wat leeft regeren,
verbergt de hemel u: de tijd wil d' oorzaak leren.Ga naar voetnoot497
Gehoorzaamt Gods bazuin: gij hebt zijn wil gehoord.
lucifer
Zo zal een vreemdeling, een worm, het hoogste woord
500[regelnummer]
hierboven voeren en een ingeboren zwichtenGa naar voetnoot500
voor vreemde heerschappij? De mens een zetel stichten,
zo verre boven God?
gabriël
Genoeg u met uw lot
en staat en waardigheid, u toegeleid van God.
Hij hief u in den top van alle hierarchijen,
505[regelnummer]
doch niet om iemands glans en opgang te benijen.
De wederspannigheid verplet haar hoofd en kroon,
| |
[pagina 45]
| |
indien ze wederstreev' des Oppersten geboôn.
Uw aanzien schept zijn licht alleen uit Gods vermogen.Ga naar voetnoot508
lucifer
Ik heb tot nog mijn kroon voor God alleen gebogen.
gabriël
510[regelnummer]
Zo buig ze ook voor 't besluit der Godheid, die het al,
wat wezen heeft uit niet of namaals wezen zal,
bestiert tot zeker eind, hoewel wij 't niet beseffen.Ga naar voetnoot512
lucifer
Den mens in 't heilig licht der Godheid te verheffen,
den mens, zo hoog met God vergodlijkt in zijn troon,
515[regelnummer]
te zien het wierookvat toezwaaien, op den toon
van duizendduizenden eenstemmige koralen,Ga naar voetnoot516
verdooft de majesteit en diamanten stralen
van onze morgenstar; die straalt nu langer niet
en 's hemels blijschap slaat aan 't kwijnen van verdriet.
gabriël
520[regelnummer]
De zaligheid bestaat in een gerust genoegen,Ga naar voetnoot520
in 't stemmen met Gods wil en zich naar Hem te voegen.
lucifer
De majesteit van God en Godheid wordt verkleend
indien ze haar natuur met 's mensen bloed vereent,
verenigt en verbindt. Wij geesten grenzen nader
525[regelnummer]
aan God en zijn natuur, als zoons van enen VaderGa naar voetnoot525
geteeld en Hem gelijk, indien 't geoorloofd isGa naar voetnoot526
te stellen tegeneen deze ongelijkenis
van een oneindigheid en 't eindig, de bepaalde
| |
[pagina 46]
| |
bij d' onbepaalde macht. Indien de zon verdwaaldeGa naar voetnoot529
530[regelnummer]
uit hare streek en zich bekleedde met een smook,
om al den aardkloot toe te lichten, uit een rook
en zwarten damp, hoe zou de vreugd der wereld sterven!
Wat zou het aards geslacht al glans en leven derven!
De zon al majesteits ontberen in haar loop!
535[regelnummer]
Ik zag den hemel blind, de starren overhoop,
wanorden orden en geschiktheid overrompelen,Ga naar voetnoot536
indien de bron van 't licht haar klaarheid kwam te dompelen
in 't graf van een moeras. Verschoon me, o Gabriël,Ga naar voetnoot538
indien ik uw bazuin, de wet van 't hoog bevel,
540[regelnummer]
een luttel wederstreve, of schijn te wederstreven.
Wij ijvren voor Gods ere; om God zijn recht te geven
verstout ik mij en dwaal dus verre buiten 't spoor
van mijn gehoorzaamheid.
gabriël
Gij ijvert krachtig voor
de glorie van Gods naam, doch zonder t' overwegen
545[regelnummer]
dat God het punt waarin zijn hoogheid is gelegen,
veel beter kent dan wij, dies staak uw onderzoek.
De mensgeworden God zal dit geheimnisboek,
met zeven zegelen gesloten, zelf ontsluiten.
Nu smaakt ge niet het pit, maar ziet de schors van buiten.
550[regelnummer]
Dan zal men d' oorzaak zien, de reden, den waarom
van zijn verholendheên en diep in 't heiligdomGa naar voetnoot551
der heiligdommen gaan. Nu voegt het ons te duikenGa naar voetnoot552
en dezen dageraad t' aanbidden, te gebruikenGa naar voetnoot553
met dankbaarheid, totdat de kennis in haar kracht
555[regelnummer]
de twijfeling verdrijv', gelijk de zon den nacht.
Nu leren wij allengs Gods wijsheid tegenstappen,Ga naar voetnoot556
eerbiedig en beschroomd. Zij openbaart bij trappen
het licht der wetenschap en kennis, en begeert
dat ieder, op zijn wacht, zich onder haar verneêrt.
| |
[pagina 47]
| |
560[regelnummer]
Heer stedehouder, rust en handhaaf d' eerste onz' wetten.Ga naar voetnoot560
Ik ga, waar God mij zendt.
lucifer
Men zal er scherp op letten.Ga naar voetnoot561
belzebub, Lucifer
belzebub
De Stedehouder hoort, waar dit plakkaat op draaitGa naar voetnoot562
dat Gabriëls bazuin zo trots heeft uitgekraaid.
Hij gaf Gods oogmerk u, ook scherp genoeg, te ruiken.Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Men zal uw mogendheid aldus de vleugels fnuiken.Ga naar voetnoot565
lucifer
Zo licht niet, neen gewis, men kan erin voorzien.Ga naar voetnoot566
Geen minder drome hier zijn meerder te gebiên.
belzebub
Hij dreigt weerspannigheid haar hoofd en kroon te pletten.
lucifer
Nu zweer ik bij mijn kroon het al op één te zetten,Ga naar voetnoot569
570[regelnummer]
te heffen mijnen stoel in aller heemlen trans,
door alle kreitsen heen en starrelichten glans.
Der heemlen hemel zal mij een paleis verstrekken,
de regenboog een troon, 't gestarrente bedekken
mijn zalen, d' aardkloot blijft mijn steun en voetschabel.Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
Ik wil op een karos van wolken, hoog en snel
gevoerd door lucht en licht, met bliksemstraal en donder,
verbrijzelen tot stof, wat boven of van onder
| |
[pagina 48]
| |
zich tegen ons verzet, al waar' 't den veldheer zelf;Ga naar voetnoot578
ja eer we zwichten, zal dit hemelsblauw gewelf,
580[regelnummer]
zo trots, zo vast gebouwd, met zijn doorluchte bogen
te barsten springen en verstuiven voor onze ogen,
't geradbraakt aardrijk zien als een wanschapen romp,Ga naar voetnoot582
dit wonderlijk heelal in zijnen mengelklomp,Ga naar voetnoot583
en wilde woestheid weer verwarren en verkeren.Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Laat zien, wie Lucifer durft trotsen en braveren.
Men dage Apollion.Ga naar voetnoot586
belzebub
Hier treedt hij voor den dag.
apollion, Lucifer, Belzebub
apollion
O stedehouder van Gods onbepaald gezag,
orakel in den raad der onderdane goden,
ik offer u mijn dienst en wacht op uw geboden.
590[regelnummer]
Wat eist de majesteit van haren onderdaan?
lucifer
Het lust ons uwen zin en inzien te verstaan
op een gewichtig stuk; dat zal me niet mislukken.
Het wit is Michaël de slagveer uit te rukken,
opdat onz' toeleg niet op zijn vermogen stuit'.
595[regelnummer]
Hij voert met zijnen arm zo vele orakels uitGa naar voetnoot595
als ooit de Godheid heeft met hare hand gedrevenGa naar voetnoot596
in eeuwig diamant: daar wordt de mens geheven
in top der hemelen, door alle kreitsen heen,
en ziet het engelsdom zo diep, zo laag, beneên
600[regelnummer]
zijn voettapijt, in stof vast grimmelen als wormen.Ga naar voetnoot600
Het lust me met geweld dien zetel te bestormen,
| |
[pagina 49]
| |
en op te zetten bij dat opzet, in één slag,Ga naar voetnoot602
al teffens wat mijn staat en star en kroon vermag.Ga naar voetnoot603
apollion
Een loffelijk bestaan: dat uwe kroon vermereGa naar voetnoot604
605[regelnummer]
en aanwasse op dien voet. Ik reken mij tot ere
te raden, onder u, tot zulk een brave daad.
Het zij die recht en wel of averechts beslaat,Ga naar voetnoot607
de wil is prijselijk, al wou het niet gedijen.
Maar om niet reukeloos noch radeloos te strijen,Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
hoe treedt men allerbest tot zulk een stout bestaan?
Hoe veiligst tegen 't punt van 't raadslot aangegaan?Ga naar voetnoot611
lucifer
Men kante hier met list ons eigen raadslot tegen.
apollion
Dat zeggen heeft wat in: geleende macht te wegenGa naar voetnoot613
in ene zelve schaal met d' Almacht! Haar gewicht
615[regelnummer]
weegt over. Wacht uw kroon: wij vallen veel te licht.Ga naar voetnoot615
belzebub
Zo licht niet, of de kans zal eerst in twijfel hangen.
apollion
Van wien, of hoe, of waar dien aanslag aangevangen?
Het overpeinzen kwetst alree Gods majesteit.
lucifer
Men hou haar ongekwetst en stappe met beleidGa naar voetnoot619
620[regelnummer]
die steile steilten op en nooit gebaande rotsen.
Beleid en moed verwint en durft gevaren trotsen.
| |
[pagina 50]
| |
apollion
Geen Almacht, noch haar kroon: men koom' ze niet te na,Ga naar voetnoot622
tenzij men leren wil met naberouw te spa.Ga naar voetnoot623
De minder moet gedwee voor zijnen meerder wijken.
lucifer
625[regelnummer]
Laat d' Almacht rusten: zet gelijkheid en gelijken
te samen. Laat eens zien, wiens wapen zwaarder weeg'.
Ik zie onz' vijanden gevlucht, den hemel leeg
met enen slingerslag; onz' heiren overladen
van herelijken roof; dan wijder zich beraden.Ga naar voetnoot629
apollion
630[regelnummer]
Gij weet wat Michaël, Gods veldheer, al vermag:
Gods regimenten staan verplicht aan zijn gezag.
Hij draagt den sleutel van het wapenhuis hierboven.
De wacht is hem betrouwd. Hij houdt op alle hovenGa naar voetnoot633
getrouw een wakend oog, zodat er niet een starGa naar voetnoot634
635[regelnummer]
van al het hemels heir, in 't minst, zich reppen darGa naar voetnoot635
noch op dien hemeltocht uit zijn gelid verroeren.
Men vangt haast aan maar zulk een oorlog uit te voeren,Ga naar voetnoot637
dat draaft onz' macht voorbij en sleept een langen staart
van zwarigheden na. Wat tuig, wat stormgevaart
640[regelnummer]
kan tegen hem bestaan, en d' opperbenden slopen?
Al zette 's hemels slot zijn diamantpoort open,
het vreesde list noch laag, noch overrompeling.
belzebub
Indien men ons besluit bekrachtig' met de kling,
ik zie de morgenstar op onzen hogen standerd
645[regelnummer]
braveren, 's hemels staat en heerschappij veranderd.
| |
[pagina 51]
| |
apollion
De veldheer Michaël voert, ruim zo trots en fier,
Gods wonderlijken naam in 't veld van zijn banier,
de zon in top.Ga naar voetnoot647
lucifer
Wat baat een naam met licht geschreven?
Een heldenstuk als dit wordt geenszins doorgedreven
650[regelnummer]
met titelen en pracht, maar dapperheid en moed,Ga naar voetnoot650
en treken van vernuft en loosheid uitgebroed.Ga naar voetnoot651
Gij zijt een meester, tuk om geesten in te luien,Ga naar voetnoot652
te rijgen aan uw snoer, te leiden, op te ruien.
Gij kunt bederven zelfs de vroomsten van de wachtGa naar voetnoot654
655[regelnummer]
en leren weifelen wat nooit op weiflen dacht.
Begin, wij zien Gods heir gereten aan twee delen;
de hoofden en de leên aan 't muiten en krakelen,
de meeste macht alree geblinddoekt en verdoofd,
en oversten en elk vast roepen om een hoofd.Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
Indien ge een vierde deel op onze zij kunt tronen,
men zal uw kloek beleid met eer en ambten kronen.
Ga heen en overleg dit stuk met Belial:
het moet er duister zijn, waar hij verdolen zal.
Zijn tronie, glad vernist van veinzen en bedriegen
665[regelnummer]
in 't mommen, niemand kent die haar voorbij kan vliegen.Ga naar voetnoot665
Ik stijg te wagen: leg het over met u twee.Ga naar voetnoot666
De hofraad is vergaard, en wacht onz' komst alree.Ga naar voetnoot667
Men zal, zodra gij komt, u beiden binnenroepen.
Heer overste, bewaak de hofpoort met uw troepen.
belial, Apollion
belial
670[regelnummer]
Gods stedehouder dient zich van ons beid' omhoog.
| |
[pagina 52]
| |
apollion
Wij vliegen tegelijk, als pijlen van zijn boog
belial
en doelen op één wit, doch hachelijk te raken.Ga naar voetnoot672
apollion
Sta vast, de hemel wil van dezen aanslag kraken.Ga naar voetnoot673
belial
Laat kraken al wat wil, het moet er nu op staan.Ga naar voetnoot674
apollion
675[regelnummer]
Hoe grijpen wij dit stuk met kans en voordeel aan?
belial
De wapens dienen ons, men moet van 't heir beginnen.
apollion
De hoofden eerst, meteen de stoutsten zien te winnen.Ga naar voetnoot677
belial
Door ietwat glimpelijks en met een schijn verbloemd.Ga naar voetnoot678
apollion
Zo geef het dan een naam: laat horen hoe gij 't noemt.
belial
680[regelnummer]
Men handhaav' 't engelsdom, zijn handvest, eer en staten,Ga naar voetnoot680
en kieze een hoofd, waarop zich ieder mag verlaten.
apollion
Dat hebt ge recht gevat: ik wens geen schoner stofGa naar voetnoot682
| |
[pagina 53]
| |
noch zaad tot muiterij, om burgerij en hofGa naar voetnoot683
te schennen tegeneen en scharen tegen scharen:Ga naar voetnoot684
685[regelnummer]
want ieder is gezind zijn staat en eer te warenGa naar voetnoot685
en wettigheid, waartoe d' Almogendheid hem riep,
eer zij de mensen vormde en zoveel spader schiep.
Het hemelse paleis is ons tot erf gegeven.
Den geesten, die dus hoog op hunne vleugels zweven
690[regelnummer]
en vrij van lichamen niet zakken naar omlaag,
past beter dit gewest dan 't aards geslacht, te traag
om tegen zijn natuur te kiezen deze bogen.Ga naar voetnoot692
Hier valt de dag te sterk, te krachtig en hun ogen
verdragen geenszins 't licht, ons vroeger aangewend.
695[regelnummer]
De mens beware dan zijn eigen element,
als andre dieren: hij genoeg' zich met de palenGa naar voetnoot696
van zijnen rijken hof. Het rijzen en het dalen
van zon en maan verdeel' de maanden en het jaar.
Hij neem' den ronden loop der heldre starren waar.
700[regelnummer]
Hij nuttige zijn ooft en al den geur der kruiden,
en keer' zich oost, en west, ten noorden, en ten zuiden.
Dat zij zijn tijdverdrijf, en wat behoeft hij meer?
Wij kennen nimmer hier een aardsen opperheer.
Zo sluit ik. Kunt ge, help dien zin beknopter uiten.
belial
705[regelnummer]
Den mens in eeuwigheid ten hemel uit te sluiten.
apollion
Dat klinkt alle engelen te wonderwel in 't oor.
Dat vliegt, gelijk een vier, van 't een in 't ander koor,
Door negen ordens heen en alle hierarchijen.
belial
Zo zal men allerbest versufte traagheid mijen.
710[regelnummer]
Ons heil en uitkomst hangt aan snelheid en aan spoed.
| |
[pagina 54]
| |
apollion
Niet min aan kloek beleid en dapperheid en moed.
belial
Die zal door toeval van ontelbre vanen groeien.Ga naar voetnoot712
apollion
Zij morren vast; men moet hier heimlijk onder roeien,Ga naar voetnoot713
zich mengen in dien hoop en voeden hun beklag.
belial
715[regelnummer]
Dan diende Belzebub, een god van groot gezag,
zijn wapen aan hun klacht en wettigheid te hangen.Ga naar voetnoot716
apollion
Niet plotsling, maar allengs en als door zijdegangen.
belial
De stedehouder met zijn tegenwoordigheid
biê zelf de sterke hand aan zulk een trots beleid.
apollion
720[regelnummer]
Wij zullen in den raad zijn zin en voorstel horen:
hij veinze voor een poos en geve in 't end de sporen
aan 't opgeruide heir, verlegen om een hoofd.
belial
Aan 't hoofd hangt al de zaak. Hoe veel gij hun belooft,
zij zullen zonder hoofd dien optocht niet beginnen.
apollion
725[regelnummer]
Wat ree gewonnen is, behoeft men niet te winnen.Ga naar voetnoot725
Wie meest gekwetst wordt in zijn heerlijkheid en staat,
dien geldt het eerst; die stapp' vooraan en sla de maatGa naar voetnoot727
in zoveel duizenden.
| |
[pagina 55]
| |
belial
De billijkheid en reden
vereren hem deez' kroon. Doch eer we dieper treden,
730[regelnummer]
zo laat ons al 't gevaar eerst wegen, niets bestaan,Ga naar voetnoot730
of al de hofraad steek' hier zelf zijn zegel aan.
rei van engelen
Zang
Hoe zien de hoffelijke gevelsGa naar voetnoot732
zo rood? Hoe straalt het heilig lichtGa naar voetnoot733
zo rood op ons gezicht,
735[regelnummer]
door wolken en bedroefde nevels?
Wat damp, wat mist betrekt
dat zuiver, nooit bevlekt,
en loutere saffier;Ga naar voetnoot738
die vlam, dien glans, dat vier
740[regelnummer]
van 't heldere Alvermogen?
Hoe schijnt ons nu de diepe gloed
der Godheid toe zo zwart als bloed,Ga naar voetnoot742
die flus zo klaar alle ogenGa naar voetnoot743
Verheugde? Wie begrijpt, wie kent
745[regelnummer]
deze oorzaak onder d' engelsdommen,
die boven Adams element,
nog flus op galm van kelen zwommen
op lucht van geesten, in de glans
die galerij en tin en trans,
750[regelnummer]
gewelf van koor en hof verguldde
en met een ziel van vreugd vervulde
alwat hierboven leeft en zweeft?
Wie is er, die ons reden geeft?
Tegenzang
Toen wij op Gabriëls bazuinen,
755[regelnummer]
ontvonkten en een nieuwe wijs
| |
[pagina 56]
| |
aanhieven, God ten prijs,
de rozegaarden en de tuinen
van 't hemels paradijs,
door zulk een dauw en spijs
760[regelnummer]
van lof en zang verblijd,
ontloken, scheen de NijdGa naar voetnoot761
van onder in te sluipen.
Een groot getal der geesten stom
en bleek en doods, ging, drom bij drom,
765[regelnummer]
misnoegend henedruipen.
De wenkbrauw hing verslenst op 't oog.
Het gladde voorhoofd zette een rimpel.
De hemelduiven hier omhoog,
onnozel eerst, oprecht en simpel,
770[regelnummer]
aan 't zuchten sloegen, zo het scheen;
alsof de hemel waar' te kleen
voor haar toen Adam wierd verkoren,
en zulk een kroon den mens beschoren.
Deez' smet ontstelt het oog van 't Licht.Ga naar voetnoot774
775[regelnummer]
Z' ontsteekt die vlam in Gods gezicht.Ga naar voetnoot775
Wij willen ons uit liefde in 't midden van hun mengen,
En deze oplopendheid weer tot bedaren brengen.
|
|