4 Conclusie
Hoe ziet een goede tragedie eruit? Na het voorgaande is het eenvoudig de kernbegrippen te noemen waarop Vondel rond 1660, kort voor het einde van een bijna zestigjarige toneelcarrière, teruggegrepen zou hebben wanneer men hem met deze vraag geconfronteerd had. Een goede tragedie is voor hem in de eerste plaats een tragedie waarin het om emoties draait, niet alleen bij de protagonisten, maar ook bij de toeschouwers. De hoofdfiguren van Vondels drama's ná 1640 worden bijna allemaal aan gewetensconflicten onderworpen en zij zien zich voor zwaarwegende dilemma's gesteld. De noodzaak op een bepaald moment een keuze te moeten maken zet nauwelijks te beheersen emoties bij hen in gang, en dat blijft niet zonder gevolgen voor de toeschouwers. Zij zullen meeleven met de tragische protagonisten en hun emoties als het ware in eigen persoon ondergaan, de vertwijfeling en het verdriet van Jeptha, David en Faëton, de woede van Filopaie of de angst en het leed van Klymene. Daarnaast beantwoordt een goede tragedie voor Vondel aan de uitgangspunten van Aristoteles' Poetica. Niet zozeer omdat er veel prestige met dit klassieke geschrift verbonden is, maar vooral omdat de Griekse filosoof het treurspel eveneens als een primair op emoties gericht literair genre beschouwt. Hij formuleert voorschriften die hun betekenis in het bijzonder krijgen in het licht van de emotionele werking van een tragedie. Of men nu het samenspel van peripeteia en anagnorisis, de theorie van de tragische hamartia of de katharsis-leer beziet, uiteindelijk hebben deze concepten alle betrekking op emoties, ofwel bij de dramatis personae, dan wel bij de toeschouwers. Dat heeft ongetwijfeld ook Vondel gezien en zo laat het zich verklaren dat zijn Jeptha, Koning David hersteld en Faëton de aristotelische drama's geworden zijn
die men rond 1660 nergens anders in Europa aantreft.