Jeptha, of offerbelofte. Koning David hersteld. Faëton, of roekeloze stoutheid
(2004)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 223]
| |
Derde bedrijf
klymene, Febus, Zonnelingen
klymene
De zorg der goden wil mijn zoon op weg geleiden.Ga naar voetnoot583
Het viel mij als een steen op 't hart dat hij in 't scheiden
585[regelnummer]
de vader smeekte mij en zijne zusters naar
de kust van Padus heen te zenden om ons daarGa naar voetnoot586
t'ontmoeten. Wat mocht hem bewegen dit zijn haven
te noemen? Wat wou dit: ‘Daar ligt mijn hart begraven’?
En waarom ligt zijn hart begraven aan die stroom?Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Dit voorspook spelt niets goeds en baart me schrik en schroom.Ga naar voetnoot590
Waartoe de watervliet van Padus uitgekoren
en Ethiopië - 't gewest waar hij geboren
en zijne zusters eerst uw klaarheid stralen zag -Ga naar voetnoot593
verlaten en uitheems verhuisd? Een ieder plachGa naar voetnoot594
595[regelnummer]
naar zijn geboorteland naturelijk te haken.Ga naar voetnoot595
Deez' landstreek voedde hem, dat kan hij niet verzaken.Ga naar voetnoot596
Ook paalt het zuiden zoveel nader aan uw hof,Ga naar voetnoot597
de oorsprong van zijn heil, hetwelk tot groter lof
en zegen strekt dan van zijn vaders grens te dwalen,
600[regelnummer]
een vreemde nagebuur te zoeken in de palenGa naar voetnoot600
van 't donker westen, eens zo wijd van uwen troon.Ga naar voetnoot601
Of schijnt de middagzon in 't hoofdpunt niet zo schoonGa naar voetnoot602
en al te krachtig op het hoofd der zuiderlingen,
dat hij de avond kiest en westwaarts uit moet springen?
605[regelnummer]
Ik kan, hoe 't zij, geenszins dit vatten en verstaan.
Zijn afscheidsrede jaagt mij schroom en doodsschrik aan.
| |
[pagina 224]
| |
febus
Ai, moeder, zet uw hart gerust en wil niet schrikken.Ga naar voetnoot607
Ik weet deez' afscheidsreed' in hare vouw te schikken.Ga naar voetnoot608
Uw zoon ging niet verdwaald, noch blindelings te keur
610[regelnummer]
in 't kiezen van die stroom in d'avondstreek. De geurGa naar voetnoot610
en adem van dat land verkwikt mijn hete stralen
en paarden, nat van zweet en moe, in 't nederdalen.Ga naar voetnoot612
Wanneer de dagvaart om de halve hemelklootGa naar voetnoot613
is afgelegd, die streek ontvangt m' in haren schoot,
615[regelnummer]
gelijk een blijde bruid de brui'gom placht t'ontvangen
met open armen en een onverzaad verlangen.Ga naar voetnoot616
Hij wege, wie het lust', al 't aardrijk in een schaal,
deez' landstreek overweegt de landen allemaal
in schoonheid, waar mijn zon het ganse jaar haar ogen
620[regelnummer]
en aanschijn nederslaat uit 's hemels gouden bogen.Ga naar voetnoot620
Waar' 't wonder zo uw zoon verlangde naar dit land
dat d'eerste landkroon van all' and're landen spant?Ga naar voetnoot622
De landstroom Padus, die ten berg' af neêr komt spoelen,
is machtig 's jong'lings brand in zijne kil te koelenGa naar voetnoot624
625[regelnummer]
en hem te wassen, waar zijn afgeronnen karGa naar voetnoot625
te water ondergaat, begroet van d'avondstar.
klymene
Och, had hij zich die tocht niet durven onderwinden.Ga naar voetnoot627
febus
Schep moed, gij zult hem daar in 't nederdalen vinden.
klymene
Hiertoe verlenen hem de goden heil en spoed,Ga naar voetnoot629
630[regelnummer]
dat ik hem kranse met zijn vaders lauwerhoed.Ga naar voetnoot630
| |
[pagina 225]
| |
febus
Wat oefenspelen laat de jong'ling zich behagen?Ga naar voetnoot631
klymene
Te vliegen over 't veld door bos en groene hagenGa naar voetnoot632
naar dassen, hert en hind', en allerhande wild.
febus
Hij zweemt naar vaders aard, die macht van pijlen spiltGa naar voetnoot634
635[regelnummer]
op wereloos gediert', ook vrees'lijk' everzwijnen
de zwijnspriet placht te biên in ruigten en woestijnen,Ga naar voetnoot636
gelijk zijn moei Diaan' in 't heetste van haar jachtGa naar voetnoot637
all' and're wellusten om deze lust misacht.Ga naar voetnoot638
En deez' uw dochters, hoe besteden zij haar uren?
klymene
640[regelnummer]
Aan sieren, tekenen, boetseren, en borduren,Ga naar voetnoot640
en dans, en maatgezang, en spel, en fluitenklank,
ontstoken aan 't geluid van blijde vogelzangk.Ga naar voetnoot642
Ter liefde van de kunst geen moeiten haar verdrieten,Ga naar voetnoot643
all' even afgericht en fiks op sterrenschieten.Ga naar voetnoot644
febus
645[regelnummer]
Zo volgen ze de rei des Zangbergs, rijk van toon.Ga naar voetnoot645
Daar spant Melpomen, die de treurrol speelt, de kroonGa naar voetnoot646
der negen zusteren en kan mijn hart beroeren,
| |
[pagina 226]
| |
als zij Prometheus komt ten treurtonele voerenGa naar voetnoot648
en klinkt hem door Vulcaan op 't barre noordse strandGa naar voetnoot649
650[regelnummer]
met enen spijker van geslepen diamant
aan ene strandklip, vast geketend ongenadig.Ga naar voetnoot651
klymene
Aan welk een gruwelstuk was d'arme man misdadig?
klymene
Och ellendige, mij deert
655[regelnummer]
uw jammer om een kunst wel waardig te benijden.
Al waar' 't een misdaad, z' is veel minder dan dit lijden.
De straf en misdaad staan hier zeker t'ongelijk.Ga naar voetnoot657
febus
Maar neen, dat was het niet. Hij kwam het hemels rijk
en heilig vuur te na. Dat kon geen god gehengen,Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
want om het leven in zijn kleien beeld te brengen
genaakte hij mijn zon met enen berkentak,
en, eer ik ommezag in 't steigeren, ontstakGa naar voetnoot662
de vuurdief 't berkenhout van achter aan de wagen
en bracht het leven in zijn vrouwenbeeld, de plagen
665[regelnummer]
ter wereld door de vrouw, de bron en 't enig zaad
van alle schelmerij. Verdiende zulk een kwaad
een zachter straf dan deez'? Wie uitspat buiten orde
en 't vuur te na komt, dient zo streng gestraft te worden.
| |
[pagina 227]
| |
zonnelingen
Vrouw moeder, best dat wij 't boetseren laten staan.Ga naar voetnoot669
klymene
670[regelnummer]
Hoe wil mijn Faëton deez' zonnevaart vergaan?
Mij dunkt ik hoor Promeeth nog schreien aan zijn keten.Ga naar voetnoot671
febus
Hij schreide jammerlijk, verlaten en vergeten
op 't nare barre strand, waar 't eeuwig stormt en ruist.Ga naar voetnoot673
Jupijn, terecht vergramd, met zijn vergramde vuistGa naar voetnoot674
675[regelnummer]
bij wijlen afstijgt en met gloeiendige ving'renGa naar voetnoot675
de rode bliksem zwaait en schrik'lijk onder 't sling'ren
de stoute vuurdief roost, maar niet tot as verbrandt.Ga naar voetnoot677
klymene
Helaas, hoe kon hij dit uitharden in die stand?Ga naar voetnoot678
febus
Het rustte hier niet bij. De dondergod beschikteGa naar voetnoot679
680[regelnummer]
dat d'arend door de borst hem in de lever pikte
bij dag, de lever 's nachts hergroeid' en telkens wies.Ga naar voetnoot681
Zo boette d'aanwas 's nachts het dagelijks verlies.Ga naar voetnoot682
Dat leert de zonnevloek zich aan de zon vertasten!Ga naar voetnoot683
klymene
Genâ, o Febus, och wie zal mijn hart ontlasten?
685[regelnummer]
Nu zorg ik Faëton kwam uwe zon te na.Ga naar voetnoot685
febus
Hij steeg met mijn verlof te wagen. Wordt 't schâ
geleden op die tocht, mij past dat ik 't verdadig.Ga naar voetnoot687
| |
[pagina 228]
| |
zonnelingen
Och vader, vader, och zijt broeder toch genadig.
febus
Mijn hart hangt over hem nog eveneens als 't plach.Ga naar voetnoot689
klymene
690[regelnummer]
Ai, sterk dit met een pand dat ik betrouwen mag.Ga naar voetnoot690
febus
Ik zal het sterken, u aan d'oostpoort trouw geleiden
en met juwelen rijk beschenken nu wij scheiden.
Deurwaardsters, Uren voort, en haalt ons voor de dagGa naar voetnoot693
't juwelenkoffer, 't schoonst dat mensenoog ooit zag,
695[regelnummer]
gewrocht van Mulciber. Men mag de stof waarderen,Ga naar voetnoot695
maar kunst beschaamt de stof. Hij wou me dit vererenGa naar voetnoot696
en wij vereren 't u en uwe docht'ren meê.
Het puik van diamant en perlen, waar de zee
en Ganges moed op draagt, ligt in deez' doos gesloten.Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
Sluit d'oostpoort open. Nu mijn liefste disgenoten,
gij smaakt' ambrosie en dronkt nektar, godendrank,Ga naar voetnoot701
dat kan u sterken. En gij zult de ondergangGa naar voetnoot702
aan Padus' oever, stil gevoerd van oostenwinden,Ga naar voetnoot703
in ene koele wolk', al sluimerende, vinden,
705[regelnummer]
en t' avond uwen zoon, god geve zonder smart,
gelijk het wordt gewenst van 't vaderlijke hart.Ga naar voetnoot706
Nu kust m', o rozenmond Klymene, mijn getrouwe,
en gij mijn dochters, dat de westerse landouweGa naar voetnoot708
u vrolijk wellekoom'. Wij willen telkenmaal
710[regelnummer]
in 't nederzinken van de avondzonnestraal
u daar bezoeken. Weest tevreden, spaart uw tranen.
| |
[pagina 229]
| |
Onz' zorgen zullen u de weg ter ere banen.
Nu treedt door d'oostpoort. Wij geleiden uwe reis.
Dat heen is d'uitgang van het oosterse paleis.Ga naar voetnoot714
juno, Febus
juno
715[regelnummer]
Wat wolk is ginder snel naar 't westen heengevlogen?
Wat vuur ontsteekt de lucht? Mijn pauwenstaart, vol ogenGa naar voetnoot716
en schoon van veder, ziet geschonden en gezengd.
Wat komt ons over? Suft g' in 't hof alleen? GehengtGa naar voetnoot718
gij zonder toezicht dat uw paarden henerollen?Ga naar voetnoot719
720[regelnummer]
Of kennen zij hun spoor? Of is u 't hoofd op hollen?Ga naar voetnoot720
De zonnewagen stijgt met kracht naar 't hoofdpunt toeGa naar voetnoot721
en steekt mijn lucht op 't hoofd. Uw paarden zijn de roe,Ga naar voetnoot722
de teugel en 't gezag des meesters lang ontwassen.Ga naar voetnoot723
De brand wordt reeds gevoeld van beide 's werelds assen.Ga naar voetnoot724
725[regelnummer]
Hoe gaat dit? Zijt ge tong en spraak nu teffens kwijt,Ga naar voetnoot725
en teffens doof en stom? Spreek op, 't is sprekens tijd!
febus
'k Had enen enk'len dag besloten stil te vierenGa naar voetnoot727
en liet een ander in mijn plaats de wagen stieren.
juno
Een ander in uw plaats te zetten, zonder lastGa naar voetnoot729
730[regelnummer]
en god Jupijns verlof? Deez' roekeloosheid past
een dronken boksvoet of Sileen, die licht kan dolen.Ga naar voetnoot731
De zonnewagen is u veel te hoog bevolen.Ga naar voetnoot732
De zegen en de vloek der wereld hangt eraan.
| |
[pagina 230]
| |
febus
Ik hoopte dat die tocht ten beste zou beslaan.
juno
735[regelnummer]
Op ene losse hoop al 's aardrijks heil te wagen?
Met ere mocht ge wel uw vader oorlof vragen.Ga naar voetnoot736
Had hij dit roek'loos stuk bezegeld met zijn stem,Ga naar voetnoot737
zo bleeft ge buiten last en schooft de schuld op hem.Ga naar voetnoot738
febus
Men hope dat de tocht ten beste mag gedijen.
juno
740[regelnummer]
En wie betrouwde gij de toom in 't henerijen?
febus
Aan enen, mij niet vreemd, doch traag op zijn verzoek.Ga naar voetnoot741
juno
Zo waren eiser en bestemmer even kloek.Ga naar voetnoot742
febus
Wie zou eens dromen dat hier onheil uit kon rijzen?Ga naar voetnoot743
juno
Zo spreken dommen, geen voorzichtigen, geen wijzen.
febus
745[regelnummer]
Van achter zien we dit met and're ogen aan.Ga naar voetnoot745
juno
Zo staan z' u in de nek. Zij plachten voor te staan.
febus
't Verstand is altijd niet op 't snedigste geslepen.
| |
[pagina 231]
| |
juno
De plompheid blijkt. Hier is te dapper misgegrepen.Ga naar voetnoot748
febus
Wie zijne misgreep ziet, kan 't beteren hierna.
juno
750[regelnummer]
Dat 's niet genoeg. Hoe boet men d'algemene schâ?Ga naar voetnoot750
febus
Een ouder had ik best gezet in mijne stede.
juno
Zo koost g' een wulpse? Want dit schijnt aan uwe rede.Ga naar voetnoot752
febus
Men denk' een jonge moet ook leren door een proef.
juno
Wat was dit voor een wulp? O proefstuk al te droef.
febus
755[regelnummer]
Men noemt hem Faëton, gewonnen bij Klymene.
juno
Hoe, reisd' uw zoon zo wijd van 't zuiden herwaarts hene?Ga naar voetnoot756
febus
Om zijnen vader zelf te groeten in 't paleis.
juno
Betrouwt g' een stoute knaap de beurt van uwe reis?Ga naar voetnoot758
febus
Ongaarn', alleen uit dwang. Ik kon het niet ontzeggen.Ga naar voetnoot759
| |
[pagina 232]
| |
juno
760[regelnummer]
Ontbeid, ontbeid, hij zal het schendig laten leggen.Ga naar voetnoot760
febus
Ik stond te hoog en duur verplicht aan mijnen eed
en kon hem zijn verzoek, dat mij in 't harte sneed,
niet weig'ren zonder snood het heiligst' t'onteren:Ga naar voetnoot763
de jammerpoel, waarbij all' oppergoden zweren.Ga naar voetnoot764
juno
765[regelnummer]
Gij zwoert dan roekeloos en stond het roek'loos toe?
Helaas, veel nutter hem met ene vlammenroe
ten hoov' uit naar 't gewest van waar hij kwam gedreven
dan die vervloekte eis de ruime toom gegeven,Ga naar voetnoot768
al 't aardrijk ten bederv' en hem ten zwaren val,
770[regelnummer]
waarvan de hemel, aard' en zee gewagen zal.Ga naar voetnoot770
febus
Zo hij te vallen kwaam', gewis het zou me treffen.
juno
Wie boven zijnen staat verwaand zich durft verheffen
en steken overdwaals de goden naar hun kroon,Ga naar voetnoot773
verdient, ten spiegel van verwaande aard, tentoonGa naar voetnoot774
775[regelnummer]
te staan op een schavot, zo hoog als 's hemels tinnen.Ga naar voetnoot775
febus
Hij won de halve weg, dat 's meer dan eerst beginnen.Ga naar voetnoot776
juno
Maar in het einde van deez' renbaan blinkt de prijs.
febus
Ik onderrichtte hem. Volhardt hij op deez' wijs,
zo mag men 't jeugdig hoofd met ere lauwerieren.
| |
[pagina 233]
| |
juno
780[regelnummer]
En mist de dagvaart, pas zijn uitvaart dan te vieren!Ga naar voetnoot780
febus
Zo moest hij blijven in zijn allereerste proef.Ga naar voetnoot781
juno
Een droeve wagenbreuk. Nooit schipbreuk viel zo droef.
febus
De oogst verzengen is nog d'akkers niet verbranden.
juno
Een watervloed verdelgd' en dompeld' alle landen,
785[regelnummer]
nu staat een vuurvloed elk te vrezen deze dag.
febus
Tot nog toe hoort men schaars van onder het gewag.Ga naar voetnoot786
juno
Ontbeid, d'ontvonkte brand zal haast de slaper wekken.
febus
Vergader wolken. Laat de lucht bijtijds betrekken.Ga naar voetnoot788
juno
Deez' hete brand verteert de wolken dor en droog.
febus
790[regelnummer]
Uw Iris spanne voor de zon haar regenboog.Ga naar voetnoot790
juno
Zij smelt van hitt' en durft het in de brand niet wagen.
| |
[pagina 234]
| |
febus
De Waterstorter kon de hitte licht verjagen.Ga naar voetnoot792
juno
Zijn watervat is leeg van vochtigheid en dauw.
febus
De hemelheer verkwikk' de landman en de bouw.Ga naar voetnoot794
juno
795[regelnummer]
Men mag geen noodlot, noch zijn palen overtreden.Ga naar voetnoot795
De bovenzee verschilt van 't water daar beneden,
gelijk het aardse vuur van 't hemels element.
febus
De nood houdt streek noch stijl, maar let op 't heilzaam end.Ga naar voetnoot798
juno
Dat stond u toe, zo had g' u dit niet onderwonden,Ga naar voetnoot799
800[regelnummer]
of hem aan uwe zij gezet en ingebonden.Ga naar voetnoot800
Nu is hij meester van deez' dagvaart, u betrouwd.Ga naar voetnoot801
Een jongen speelt met vuur te zorgelijk en stout.Ga naar voetnoot802
Indien de knaap alleen zich aan uw fakkel brandde,
zo mocht ge delen in die rouw, en schâ, en schande.
805[regelnummer]
Nu lijdt de wereld, of de halve wereldkloot,
tenzij 't geluk dit schutt' en uitbluss' in zijn dood.Ga naar voetnoot806
Zo 't hoger loopt, men zal de raad der goden dagen
om raad te schaffen voor het hollen van de wagen.
Mercuur is bij der hand. Mij dunkt, ik hoor mijn luchtGa naar voetnoot809
810[regelnummer]
die, ademloos en droog van keel, ten hemel zucht.
| |
[pagina 235]
| |
rei van uren
Eerste Zang
Wij passen op onz' ronde,
gedurig op de wacht,
verzuimen gene stonde,Ga naar voetnoot813
voltrekken dag en nacht
815[regelnummer]
het ambt ons hoog bevolen.
Wat dwaalt, of nimmer dwaalt,
dit uurwerk mag niet dolen.Ga naar voetnoot817
Geen zonnewijzer faalt
in 't merken van zijn streken.
820[regelnummer]
Al hoort men klok noch klank,
onz' stomme tongen spreken
en roepen: ‘Gaat uw gangk.
Verzuimt geen ogenblikken,
het leven rent voorbij.
825[regelnummer]
O mensen, kost ge wikken
en wegen uw getijGa naar voetnoot826
dat nimmer weer zal keren,
gij zoudt de tijd waarderen.’
Eerste Tegenzang
Toen wij met onze handen
830[regelnummer]
de paarden onder't juk
van Febus' wagen spanden,
onwillig en met drukGa naar voetnoot832
uit angst voor 's jong'lings leven,
begonnen zij 't gebit,
835[regelnummer]
het mondstuk weer te streven,Ga naar voetnoot835
al pruisend en verhit.Ga naar voetnoot836
Zij trappelen en steig'ren,
nog worden ze getoomd,
nadat zij 't driemaal weig'ren,
| |
[pagina 236]
| |
840[regelnummer]
weerbarstig en beschroomd.Ga naar voetnoot840
Dat voorspook, dat ontstellenGa naar voetnoot841
schijnt Faëton niets goeds,
maar enig ramp te spellen,Ga naar voetnoot843
al dorst hij zo vol moeds
845[regelnummer]
opzitten, minst verlegen.Ga naar voetnoot845
Het wagen ging voor 't wegen.Ga naar voetnoot846
Tweede Zang
De wulpsheid acht geen raden,Ga naar voetnoot847
ziet recht noch rede aan,
kiest zorgelijke padenGa naar voetnoot849
850[regelnummer]
op ingebeelde waan
en eigen welbehagen.
Dat is een god bij haar,Ga naar voetnoot852
te trots om raad te vragenGa naar voetnoot853
in hachelijk gevaar.
855[regelnummer]
Haar dunkt, zij kan niet dwalen
en past op niemands gunst.Ga naar voetnoot856
Maar zeil in top te halen,
opzitten is min kunstGa naar voetnoot858
dan in behouden haven
860[regelnummer]
te raken en weer afGa naar voetnoot860
te zitten na het draven.
Zo delft d'onwijz' een graf
voor 't roekeloos vermeten,Ga naar voetnoot863
dan is 't te spa gekreten.Ga naar voetnoot864
| |
[pagina 237]
| |
Tweede Tegenzang
865[regelnummer]
Wij tellen d'ogenblikken
van deze bange dag
en sidderen en schrikken.
Men hoort allengs gewag
van 't ongelukkig mennen
870[regelnummer]
des wagens, hemelhoog
gevoerd op hoef en pennen.Ga naar voetnoot871
De vader houdt het oog
gedurig en van tranen
besprenkeld naar de zoon
875[regelnummer]
die, tegen zijn vermanen
en d'eer hem aangeboôn,
volhardd' een staat t'aanvaardenGa naar voetnoot877
die boven 't mensdom stijgt.
Indien hij met zijn paarden
880[regelnummer]
behouden 't westen krijgt,Ga naar voetnoot880
het einde waar de prijs leit,Ga naar voetnoot881
dat 's meer geluk dan wijsheid.
|
|