Jeptha, of offerbelofte. Koning David hersteld. Faëton, of roekeloze stoutheid
(2004)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 105]
| |
Koning David hersteld
| |
[pagina 107]
| |
Aan de weledele en gestrenge heer Cornelis van Vlooswijck, heer van Vlooswijck, Diemerbroeck en Paepekoop, burgemeester en raad van AmsterdamGa naar voetnoot+1Zijn Onder de natuurlijke hartstochten is der ouderen kinderliefde,Ga naar voetnoot1 2Στοργή bij de Grieken geheten, overkrachtig en niet alleen de redelijke,Ga naar voetnoot2 3maar ook stomme dieren eigen. Het lustte Plutarchus, de doorzichtigeGa naar voetnoot3 4zedenkenner en uitnemende zedenvormer, beknopt deze stof te handelen 5die een wijdlopend bericht vereist en met rijke voorbeelden kan bekleedGa naar voetnoot5 6worden. Deze beminner van de wijsheid ontvouwt hoe natuur de ouders 7inboezemde hun afkomst zorgvuldig op te kweken en te beschutten, zon-Ga naar voetnoot78der hoop van enige vergelding uit haar te verwachten. Hij wijst in zijnGa naar voetnoot8 9slotrede ons aan hoe deze kinderliefde elk zo diep ingeprent is, dat men 10het voor een heilloos voorspook hield zo dikwijls enig dier zijn eigen jongGa naar voetnoot10 11verslond. Euripides, in zijn Elektra, neemt waar hoe Clytaemnestra inGa naar voetnoot11 12stervens last haar blote borsten buiten de sluier toont om de dochter, door 13het herdenken dat ze die gezogen heeft, van de moedermoord af te schrik-14ken. 15En gelijk aan veel liefs veel leeds vast is, zo lijdt natuur nergens ge-Ga naar voetnoot1516voeliger dan in het hart van de ouders om de kinderen in lijden. Hetwelk 17van de voorzichtige hofraad Husaï mede door de aard van de stommeGa naar voetnoot17 18dieren werd uitgedrukt met zijn gelijkenis van de berin die, van haar jon- | |
[pagina 108]
| |
19gen beroofd, het woud met huilen overeind zet. Bij Ovidius verandertGa naar voetnoot19 20Niobe van droefheid in een steenrots om de nederlaag van haar zonen enGa naar voetnoot20 21dochters. In Euripides' Phoenissae neemt Jokaste, de moeder, zich uitGa naar voetnoot21 22wanhoop het leven en stort neer op de lijken van beide haar zonen, in het 23lijfgevecht omgekomen. Lucretius gedenkt hoe de offerpriesters het zwaardGa naar voetnoot23 24waarmee Ifigenia zal geofferd worden voor Agamemnons ogen verber-Ga naar voetnoot2425gen. De schouwburgen vloeien van tranen, waar Ulysses koningin Hecu-Ga naar voetnoot2525ba Polyxena, en Andromache Astianax ontweldigt om hun onnozel bloed 26te storten. Het wordt Junius Brutus tot een doorluchtige heldendaad toe-Ga naar voetnoot2627geschreven dat hij beide zijn zonen, aan verraad schuldig, ter straffe vor-28dert om het recht en de staat van Rome gestreng te handhaven. 29In de heilige bladen ontbreken ons geen voorbeelden die dit sterken.Ga naar voetnoot29 30Men hoort er Jakobs hartewee om Jozef die, zo de broeders glimpelijkGa naar voetnoot30 31uitstrooien, van een wild gedierte verscheurd is. Jochebed zoekt uit noodGa naar voetnoot31 | |
[pagina 109]
| |
32Mozes in een rieten kist op het water te bergen. Men ziet Rispa, SaulsGa naar voetnoot32 33bedrukte weduwe, onder het gerecht de lijken van haar zonen nacht enGa naar voetnoot33 34dag bewaken om roofvogels en hongerige ondieren van de lichamen af te 35keren. In Salomo's oordeel wil de rechte de valse moeder liever haarGa naar voetnoot35 36vrucht ten eigendom toestaan dan die met het zwaard laten delen. Maar 37de liefde van de aartsvader Abraham, dus lang overgeslagen, wordt hier-Ga naar voetnoot3738door betuigd, dat hij in het opofferen van zijn enige en ter dood gehoor-39zame zoon zichzelf en natuur uit liefde tot God overwon, waarom 's helds 40geloof en standvastigheid met zulk een heerlijke belofte gekroond werd, 41en hij God de Vader afbeeldde, van wie God de Zoon zelf uitroept: Zo liefGa naar voetnoot41 42had God de wereld, dat Hij Zijn enig geboren Zoon gaf. 43In deze toneelhandel draaft de onuitblusbare liefde van koning DavidGa naar voetnoot43 44tot Absalom onder zovele en verscheiden hartstochten van de andere 45personaadjen doorgaans vooruit, onaangezien hij de vader naar de kroonGa naar voetnoot45 46en het hart stak, en zijn opluikende Salomo, namaals 's vaders groteGa naar voetnoot46 47nazaat, niets dan onheil van die verwaten broeder te verwachten stond.Ga naar voetnoot47 48Koning Davids weeklacht en lijkgeschrei om Absaloms rampzalige dood 49- aldus in de heilige bladen uitgedrukt: Och, mijn zoon Absalom, ochGa naar voetnoot49 50Absalom, mijn zoon, mocht ik voor u sterven! Och Absalom, mijn zoon, 51och mijn zoon Absalom! - schijnt bijkans zijn triomfbazuin te verdoven.Ga naar voetnoot51 52En de zon van de koninklijke herstelling komt ten lange leste uit deze | |
[pagina 110]
| |
53duistere nacht en nevel van de vaderlijke rouw met schonere stralen 54tevoorschijn. Doch de rede ontschuldigt de afgeworstelde en neergesla-Ga naar voetnoot5455gen vader, aangezien hij al te gevoelig, ook met gevaar van zijn kroon, 56beseft de verdoemde staat waarin de zoon, die hem zo na aan het hart lag,Ga naar voetnoot56 57eeuwig van God verstoten blijft, hoewel de bedroefde man, door Joabs 58raad en uit hoogdringende nood, zijn onverzetbare rouw met macht in-Ga naar voetnoot5859toomt. 60Hier valt in zijn uitgang het treurspel op het allerkrachtigst en gaat alleGa naar voetnoot60 61treurspelen in droefheid te boven. Ik werd ontstoken deze treurstof, uitGa naar voetnoot61 62haar aard zo hartroerend en leerzaam, te ontvouwen, en nog te vuriger, 63aangezien koning Davids herstelling, als het andere deel, vast is aan zijnGa naar voetnoot63 64ballingschap, onlangs gespeeld, opdat ze tegen elkander te klaarder afste-65ken en, de onbestendigheid van het beloop van de wereld voor der aan-66schouwers ogen stellende, hun levendig inboezemen dat er heden niets zo 67vreemd voorvalt, of het is al vanouds gebeurd. Want onder het omwente-68len van het rad van avontuur komen dezelfde zaken in andere tijden, 69plaatsen en personaadjen telkenmale weder boven. Ik hoop de weledele 70heer Vlooswijck, die als een burgervader over de burgerij, de staat en de 71stad ten beste waakt, zal mij toelaten dit treurspel in het licht te brengen 72onder de schaduw van zijn naam en heerlijk wapen dat, in alle delen vol-Ga naar voetnoot7273trokken, dit werk een luister bijzet, terwijl ik wens altijd te blijven
weledele en gestrenge heer, uw weledele, gestrenge, dienstwillige J. v.d. Vondel |
|