Jeptha, of offerbelofte. Koning David hersteld. Faëton, of roekeloze stoutheid
(2004)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
Tweede bedrijf
ifis, Hofmeester, Rei
ifis
Ik heb dus lang de heuvels op en nederGa naar voetnoot419
420[regelnummer]
met deze rei bewandeld heen en weder,
mijn maagdenstaat en jeugd genoeg beweend.
De berggalm heeft onz' lijkklacht nagesteend.Ga naar voetnoot422
De zon en maan, bij beurt op haren wagen,Ga naar voetnoot423
getuigen hoe ons al te drukkig klagenGa naar voetnoot424
425[regelnummer]
de rotsen zelfs beweegde, west en oost.
Nu kwam, nu kwam ik vader thuis, getroost
- De hemel laat' mijn opzet hem behagen! -
dit lichaam God en 't outer op te dragenGa naar voetnoot428
voor vaders zeeg' op Ammons heir behaald.Ga naar voetnoot429
430[regelnummer]
Het heeft me noch aan wil, noch tijd gefaald.Ga naar voetnoot430
Hoe treurt het hof dus eenzaam zonder hoeder?
Het aangezicht van vader en van moeder
te derven slaat mij neer in deze staat.
Gij, stut van 't hof en vaders eerste raad,
435[regelnummer]
weet op wat voet wij stil van vader scheidden.Ga naar voetnoot435
Ontvouw nu wat geval hier tussenbeideGa naar voetnoot436
geschoten is, dat vader niet verschijnt.
Dus wordt een hart door uitstel afgepijnd.
hofmeester
Mevrouw was nog nauw bergenwaarts vertrokken,
440[regelnummer]
of Efraïm, gewoon van ouds te wrokken,Ga naar voetnoot440
borst tegen hem gelijk een onweer uit,Ga naar voetnoot441
| |
[pagina 42]
| |
als waar' die stam misdeeld in d'eer en buitGa naar voetnoot442
op Ammons heir door vaders deugd bevochten.
Dit dreef hem weer om zulke landgedrochten
445[regelnummer]
te tomen, en - God wou 't - het is gelukt.
Dat tuigt die vaan, de stier, de haat ontrukt.Ga naar voetnoot446
Uw moeder reed op zijn ontbod flus derwaartsGa naar voetnoot447
na deez' triomf. Nu spoedt uw vader herwaarts.
Ik wacht hem vast, opdat hij heden hierGa naar voetnoot449
450[regelnummer]
uw hoogtijd, in uw moeders afzijn, vier',Ga naar voetnoot450
terwijl ze 't heir in 't veld ziet triomferen.Ga naar voetnoot451
ifis
Wist moeder niet dat ik moest wederkeren
van 't hoog gebergt', gelijk het was gezeid?
hofmeester
Zij wist het, maar men heeft haar loos misleid
455[regelnummer]
door vaders last, gelijk het was besteken.Ga naar voetnoot455
ifis
Zou ik voor 't laatst mijn moeder zien, noch spreken?Ga naar voetnoot456
O onbescheid! Mocht vader dit van 't hart?Ga naar voetnoot457
Ik ben de schrik des doods voorbij; ik tart
de dood en zie haar rustig onder d'ogen.Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
'k Heb lang de hals voor vaders zwaard gebogen,Ga naar voetnoot460
maar mij dus streng die redelijke eis
ontzeggen? Eer mijn vaderlijk paleisGa naar voetnoot462
verlaten, en nog eenwerf vier paar weken
mij op gebergt', en rots, in bos versteken.Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Ik sterf niet eer ik moeder zie en spreek.
Gij reien, volgt m' al weder naar de streek
| |
[pagina 43]
| |
der heuvelen; vangt weder aan te treuren
en met misbaar 't gewaad van 't lijf te scheuren,
de vlechten uit te trekken; weer verstoktGa naar voetnoot469
470[regelnummer]
in rouw, gezucht, gesteend, gekermd, genokt,Ga naar voetnoot470
de galm gewekt die lust schept na te bouwen,Ga naar voetnoot471
totdat gehuil en jammerklachten flauwen
van rots in rots. Ik past' op mijn getij,Ga naar voetnoot473
nu staat met recht het uitstel weer aan mij.
475[regelnummer]
Mijn speelnoots, dat 's u voor naar d'oude heuv'len.Ga naar voetnoot475
Of wij op berg en rots, of outer sneuv'len,
dat 's evenveel. 't Verschilt slechts in de wijs.
Ik offere mijn leven, God ten prijs.
Wat uitstel is niet weigeren te sterven.
480[regelnummer]
Zou ik voor 't jongst ook moeders aanspraak derven.Ga naar voetnoot480
't Is nodig haar te spreken, en een blijk
van dankbaarheid, want kwaam' zij op mijn lijk
te zwijmen, 't bloed zou mij vanzelf ontspringen,
het laatste woord gelijk ter keel' uitwringenGa naar voetnoot484
485[regelnummer]
tot een bewijs van kinderlijke trouw,
haar jongste troost, te klein in grote rouw.Ga naar voetnoot486
hofmeester
Mevrouw, ai blijf. Tenminste hoor mij spreken.
ifis
U horen? Neen, men kent uw loze streken,
die moeder, voor mijn aankomst, stuurt van kant.Ga naar voetnoot489
hofmeester
490[regelnummer]
Door vaders last, niet wijd, maar bij der hand.Ga naar voetnoot490
Bedaar een poos, all' ogenblik wordt vader
ten hoov' verwacht. Dan spreekt elkander nader.
Verzoek dat gij van moeder afscheid neemt.
| |
[pagina 44]
| |
ifis
En slaat hij 't af?
hofmeester
Zijn hart is niet vervreemd
495[regelnummer]
van liefde. Hij bewil'gd' u vier paar weken
en stelde 't uit.Ga naar voetnoot496
ifis
Die tijd is nu verstreken.
hofmeester
Uw vader bindt zich niet zo stipt aan tijd.
hofmeester
Hou slechts aan met droevig smeken.
500[regelnummer]
Heeft hij u ooit van uw verzoek versteken?Ga naar voetnoot500
ifis
Verzoek staat vrij, het weigeren aan hem.
Ik hoor zijn spraak gelijk een engels stem.Ga naar voetnoot502
Als vader spreekt, wat heeft een kind te zeggen?
'k Wil voor hem op mijn aanzicht nederleggen
505[regelnummer]
en schroom geen dood, maar ongehoorzaamheid.
Betuig hem hoe ik nederkwam, bereidGa naar voetnoot506
ten outer, als een willig' offerande.
Schoon 't zwaard mij treff', het vuur dit lichaam brande
tot stof en as, 'k getroost mij zo 't God voegt,Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
als vader en vrouw moeder zijn vernoegd.
| |
[pagina 45]
| |
'k Gebruik mijn recht, hoef niemand dit te vergen.Ga naar voetnoot511
Genoten, volgt m' al weder naar de bergen.
hofmeester
Heeft moeder zich van mijnen raad gediend,
houdt vader mij voor zijnen oudsten vriend
515[regelnummer]
en eersten raad van al zijn staatsvertrouwden,Ga naar voetnoot513
hiet moeder mij u minzaam onderhouden,Ga naar voetnoot516
toen zij vertrok, totdat ze wederkwaam',
en is er niets een kind meer aangenaam
dan zich geheel naar moeders wil te schikken -
520[regelnummer]
wacht vader die wij hier all' ogenblikken
verwachten en vertrouw wat wij met raad
vermogen, u ten dienst' in deze staat.Ga naar voetnoot522
Uw hoogheid hoeft ons nergens in te sparen.
Deez' stramme leên en grijze zilverharen,
525[regelnummer]
dit voorhoofd, van de ouderdom geploegd
vol rimpelen, verzoeken dat g' u voegt.Ga naar voetnoot526
Belieft het u, tree binnen, hoor ons spreken.
rei
Mevrouw, ai hoor, en luister naar zijn smeken.
jephta, Heirmeester
jephta
Heirmeester, dat ging wel. Ik dook nauw inGa naar voetnoot529
530[regelnummer]
het eikenbos, of mijne gemalin
stoof ons voorbij. Gij zaagt hoe aan haar zijde
de slotvoogd 't bos van Efraïm vermijdde.Ga naar voetnoot532
Al hoorde men tot nog toe geen gewag
van 't geen er smeult, het moet nu aan de dag.Ga naar voetnoot534
| |
[pagina 46]
| |
535[regelnummer]
Hier staat het hof ten hemel opgetogen.Ga naar voetnoot535
Wij zagen 't eer met vreugd en vrolijk' ogen,Ga naar voetnoot536
maar sedert ons de hoop van onze stam
ter hofpoort' uit met bommen tegenkwam,
toen Ammon ons ten roof viel met zijn vanen,Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
aanschouwden wij deez' poort nooit zonder tranen,
en 't hart vol druk. Wat baat het dat een heer,
gezegend, trots en heerlijk triomfeer',
de vleugels van de vijand koom' te korten,
als hij gekeerd zijn stamhuis in ziet storten.Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Een vorst leeft meest tot heil van 't algemeen;
of deelt hij in 't gemeen, dat is alleenGa naar voetnoot546
voor 't enig oir, van boven hem gegevenGa naar voetnoot547
om na zijn dood in 't enig oir te leven.
Deez' hoop wordt mij ontweldigd, en ik moet
550[regelnummer]
God loochenen of scheiden van mijn bloed,Ga naar voetnoot550
onnozel bloed dat van 't altaar zal leken.Ga naar voetnoot551
Wat baat die stier, ter hoftinn' uitgestekenGa naar voetnoot552
tot 's vijands schimp, gesleurd in bloed en stof.
Een feller zwaard treft heden Jeptha's hof,
555[regelnummer]
waar Efraïm en Ammon om zal vieren,Ga naar voetnoot555
herwinnen al d'ontrukte krijgsbanieren.
Het dwarse lot zet heden ruim betaaldGa naar voetnoot557
die trotse zeeg', op beid' in 't veld behaald.
Trek in de stier. Wat vordert dit braveren?Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
't Is uit met mij. De kans was lang aan 't keren,
toen in 't gevaar des lands mijn droeve ziel
die hoog' altaarbeloft' uit nood ontviel,Ga naar voetnoot562
onkundig dat, tot boete van elks lijden,
dit woord mij eerst de hartaêr af zou snijden,Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
dan 's dochters hals. Och woord, een zwaard, gesmeed
| |
[pagina 47]
| |
van Ammons wraak! O onherhaalbaar' eed!Ga naar voetnoot566
Hoe sprong mijn hart toen Ifis werd geboren.
Deez' overwinst en schat wordt nu verlorenGa naar voetnoot568
door schipbreuk van een enig enkel woord.
570[regelnummer]
Hoe stom en stil is nu dezelfde poort,
waaruit zij mij met bommen in kwam halen,
en zegezang, en blijde morgenstralen
der ogen, als de dageraad der jeugd
mij tegenblonk en oplook met een vreugdGa naar voetnoot574
575[regelnummer]
die snel verdween, gelijk bij zomerdagen
de held're lucht betrokken wordt met vlagen.
Mij dunkt ik hoor mijn dochter wederom,
zij heet me nog met bommen wellekom.
ifis, Jeptha
ifis
Ter goeder uur' omhels ik vader wederGa naar voetnoot579
580[regelnummer]
en schrei van vreugd. Een maagdenhart is teder,
zowel in rouw, als blijdschap weer te staan.Ga naar voetnoot581
Tot tweemaal heeft de wisselbare maan
haar horens in een ronde kring gebogenGa naar voetnoot583
na mijn vertrek ten berg', uit vaders ogen.
585[regelnummer]
Nu is er niets dat mij vervaren kan.Ga naar voetnoot585
Indien ik nog de kroon in 't harte span,
gelijk voorheen, laat mij mijn liefde blussen,Ga naar voetnoot587
heer vader, gun m' uw mond nog eens te kussen.
Wat wordt mijn hart van droefenis verlicht,
590[regelnummer]
nu God mij gunt uw hemels aangezicht
t'aanschouwen. Kon ooit zon, op tin en daken
van 't hof, mij meer verkwikken, meer vermakenGa naar voetnoot592
dan uw gezicht, genadig mij gegond.
Geloofd zij God, dat vader ongewond
595[regelnummer]
en gaaf verschijnt van waar ontelb're punten,Ga naar voetnoot595
| |
[pagina 48]
| |
geschut en speer het op zijn leven muntten.
Wie had die storm verwacht van Efraïm.Ga naar voetnoot597
Maar afgunst volgt de krijgseer, als de schimGa naar voetnoot598
het lichaam. Doch wat hindert dat benijden,
600[regelnummer]
als 't Gode, die u handhaafd' onder 't strijden,
en Zijnen will' alleen op 't hoogst behaagt.
't Is beter zo benijd, dan droef beklaagd.
jeptha
Och dochter, och, uw aangename woorden
zijn pijlen die mijn hart nog eens vermoorden.
605[regelnummer]
Nu leef ik eerst terecht beklagenswaard,
of sterf en voel al levende het zwaard,Ga naar voetnoot606
het zwaard des doods, door mijnen boezem dringen.
Geen vijand durft van buiten mij bespringen.Ga naar voetnoot608
Hij zit m' in 't hart, de strijd gaat aan in mij.
610[regelnummer]
Daar kiezen mijn gedachten elk haar zij,
beginnen 't zwaard om strijd opzij te gorden.
Zij zetten zich gewapend in slaghorden.
Het vaders hart is al te nauw een veld
voor zulk een strijd en gruwelijk geweld.
615[regelnummer]
Waar heul gezocht? Waar vind ik troost en bijstand?
Och, Jeptha heeft zichzelf alleen ten vijand.
Geen Efraïm, noch Ammon randt hem aan
in 't hart. Kon een getij ooit sterker gaan,
wanneer de zee op strand en steenrots barrent,Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
ter helle daalt en oprijst aan 't gestarrent.
Mijn enig oir, o dochter, gij ontroertGa naar voetnoot621
uw vaders bloed. Waar word ik heengevoerd!
ifis
Nu vader, draag uw hartewee geduldig.
Ben ik, och arm', aan uw ellende schuldig,
625[regelnummer]
aan uw verdriet? Vaar voort en straf me vrij.
Ontlast uw ziel, ik neem de schuld op mij
| |
[pagina 49]
| |
en op mijn ziel, dan is de strijd ten ende.
Gij blijft gepaaid, ik vaar uit deez' ellende.Ga naar voetnoot628
jeptha
O dochter, hoor mijn rouwklacht met geduld.
630[regelnummer]
Ik hou u vrij: uw vader draagt de schuld.Ga naar voetnoot630
Had hem een lam eerst uit de stal bejegend,Ga naar voetnoot631
of witte vaars, toen hij, van God gezegendGa naar voetnoot632
en zegerijk naar 't hof kwam uit de slag -
men had ze God geofferd, als men plach,Ga naar voetnoot634
635[regelnummer]
te Silo, waar de Godheid, in het middenGa naar voetnoot635
van 't heiligdom, op 's hogepriesters bidden
orakels spreekt, op cherubijnen rust.Ga naar voetnoot637
Nu zijt ge mij bejegend, onbewust
van mijn beloft' en roekeloos beloven,Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
dat mij zo duur verbindt aan God daarboven.Ga naar voetnoot640
Het aangaan van die zware slag en tocht
beroofde 't brein van dieper achterdocht.Ga naar voetnoot642
Nooit dacht ik God een offer op te dragen
van mensenbloed, veel min één van mijn magen,Ga naar voetnoot644
645[regelnummer]
en allerminst mijn dochter, 't enig kind,
mijn levens hoop, mijn kroon. Wat straf verblindt,
vervoert m' in dit beloven zonder palen,Ga naar voetnoot647
een woord, te zwaar om door de hals te halen.Ga naar voetnoot648
Gelukkig die zijn woord herhalen mocht.Ga naar voetnoot649
650[regelnummer]
Al d'eer verdwijnt, die 't zwaard met God bevocht.
Ik zocht het volk een weg tot heil te banen
door 's vijands bloed. Nu drijft mijn hof in tranen
en zuiver bloed. Dit offer, God gewijd,
zal eeuwen lang nog smoken na mijn tijd.
| |
[pagina 50]
| |
ifis
655[regelnummer]
Uw onschuld zal bij allerhande statenGa naar voetnoot655
all' eeuwen zich alomme horen laten.
Geen kinderhaat verrukt u tot deez' daad.Ga naar voetnoot657
Gij waart tot nog, naast God, de toeverlaat
des vaderlands en hebt door zoveel slagen
660[regelnummer]
de onderdaan, als onder 't hart, gedragen,
Gods wet beschut, dat Masfa, Levi's stad,Ga naar voetnoot661
nooit vromer, noch oprechter rechter had.Ga naar voetnoot662
Het stamhuis volgt geen heidense geboden,
dient Astaroth, noch Baäl, noch de godenGa naar voetnoot664
665[regelnummer]
van Syrie en oud Sidon, noch voedt smookGa naar voetnoot665
voor Ammons goôn en Moabs hels gespook.Ga naar voetnoot666
Elk zit gerust in schaduw van zijn eiken
en vett' olijf, zo wijd uw zwaard kan reiken.
Dies zal uw naam van stam tot stam, te boek,Ga naar voetnoot669
670[regelnummer]
beschamen en verduren 's haters vloek.Ga naar voetnoot670
jeptha
't Godvruchtig kind spreekt loffelijk en eerlijkGa naar voetnoot671
van d'ouderen, maar midlerwijl is 't deerlijkGa naar voetnoot672
d'onschuldige te zien in stervensnood.
ifis
Is sterven dan zo jammerlijk? De dood
675[regelnummer]
klopt aan de deur van allerlei geslachten.
jeptha
Zo strooit het volk de lijk- en jammerklachtenGa naar voetnoot676
| |
[pagina 51]
| |
al t'ijdel uit op ieders henevaart.Ga naar voetnoot677
Is sterven rouw, noch jaargetijden waard,Ga naar voetnoot678
men mocht met recht all' ijd'le tranen sparen.
680[regelnummer]
Doch 't scheelt nog veel of iemand op zijn jaren,
bedaagd, en oud, en stram ten grave gaat,
of één die jong in 's levens dageraad
het sterflijk kleed ontijdig af moet leggen.Ga naar voetnoot683
ifis
Zij hebben beid' al even veel te zeggen,
685[regelnummer]
't zij oud of jong: de dood schroomt jong, noch oud.
jeptha
Natuurlijk staan wij all' in 's doods gewoud.Ga naar voetnoot686
Natuurlijk geeft het lemmet vlam, noch dampenGa naar voetnoot687
als d'olie is verbarrend in de lampen,Ga naar voetnoot688
maar 't lijdt geweld als 't licht wordt uitgeblust.Ga naar voetnoot689
ifis
690[regelnummer]
Een schone dood wordt minnelijk gekust
voor haren mond en rozenrode kaken.Ga naar voetnoot691
Ik voel mijn geest naar zulk een afscheid blaken.Ga naar voetnoot692
Een ander sterv' en kwijn' op 't muffe bed,
van schreienden en huilenden bezet,
695[regelnummer]
en teer' schoon uit op hongerige koortsen -
mij lust het op het licht van offertoortsen,
op blijde galm van vedel en schalmei,
gelijk een bruid bekranst, van rei bij reiGa naar voetnoot698
bestuwd, niet zwak, maar moediger en stouterGa naar voetnoot699
700[regelnummer]
mijn groene jeugd de Godheid op het outer
op t'offeren. Ai vader, treur niet meer.
Uw dochter schijnt geschapen tot deez' eer,
die weinigen ter wereld mag gebeuren.
Ik sta bereid. De tijd is uit van treuren.
| |
[pagina 52]
| |
705[regelnummer]
De hemel biedt van verre mij de hand
en zijne trouw. Ik kus dat dure pand,
behoudens nog een minnelijke bede.
Nu zijt getroost, en stel uw hart te vrede.Ga naar voetnoot708
Een beed' alleen - verdient uw kind gehoor -
710[regelnummer]
verzoekt het slechts en daarop treedt het voor.Ga naar voetnoot710
hofmeester
De wijze sterft vrijwillig doch voorzichtig,Ga naar voetnoot711
zo 't God behaagt. Het sterven is gewichtig
en van belang. De vader blijft al stil
voor eerst vernoegd met 's dochters vrije wil.Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
De bede die gij vader legt te voren,
daar zal hij u, of uwen stoet op horen.
Wat billijk is, wordt niet uw beed' ontzeid.
Volhard terwijl in onderdanigheid.
De vader ga de dochter voor naar binnen.
720[regelnummer]
Zo groot een zaak eist rijp beraad, en zinnen.
rei van maagden
Eerste Zang
Aartsvader Jozef, och,Ga naar voetnoot721
zo gij ten graav' uit nog
eens uw hoofd, lang beroofd van zijn stralen,Ga naar voetnoot723
opstaakt in 't staatsbedrog,Ga naar voetnoot724
725[regelnummer]
verreest gij van de dood
en zaagt uw bloed in noodGa naar voetnoot726
met geduld vaders schuld gaan betalen,
en 't ijs'lijk slagzwaard bloot -
hoe zoud' u 't grijze haar
730[regelnummer]
te berge staan zo naar!Ga naar voetnoot730
Zoudt ge niet van verdriet weer verzinken,
| |
[pagina 53]
| |
uit schrik voor dit altaar?
Of zoudt g' uit onverdragGa naar voetnoot733
niet schutten deze slag,Ga naar voetnoot734
735[regelnummer]
eer de hand haar in 't zand kwaam' te klinken,Ga naar voetnoot735
eer 't hoofd gevallen lag?
Eerste Tegenzang
Ter wereld staat niets stil.
Op 's hemels ronde spil
draait het rad staat en stad ongestadigGa naar voetnoot739
740[regelnummer]
door pais en krijgsgeschil.
Het groot beweegt het kleen.
Door duizend moeilijkheên
rolt de tijd en verslijt ongenadig,
verbrijzelt staal en steen.
745[regelnummer]
De hoogste wijsheid, God,
heeft geen bestendig lot
hier beneên in 't gemeen toebeschoren.
In 't purper zit de mot.
De roest verteert het staal
750[regelnummer]
en glans van schoon metaal.
Als een klank van gezangk in de oren
verdwijnt al 's werelds praal.
Tweede Zang
Asneeth', aartsmoeder, hoeGa naar voetnoot753
was u zo blij te moê,
755[regelnummer]
toen gij rijk zat te prijk, na het trouwen,
en Jozef juichte toe,
daar Faro 't bruiloftsfeestGa naar voetnoot757
bekleedde, blij van geest,Ga naar voetnoot758
om u beid' aan de rei t'onderhouwen,Ga naar voetnoot759
760[regelnummer]
als gij de hemel preest.
| |
[pagina 54]
| |
Hoe luttel kon men toen
bedenken en vermoên
dat een beeld, aangeteeld van u beiden,Ga naar voetnoot763
zou sterven, 't land ten zoen,
765[regelnummer]
Manass', uw oudste zoon,Ga naar voetnoot765
zien vallen zijne kroon
in het stof, daar al 't hof dit beschreide
met een bedrukte toon.
Tweede Tegenzang
Manasses naam meldt datGa naar voetnoot769
770[regelnummer]
de vader schoon vergat
ongeluk, ramp en druk, eer geleden,Ga naar voetnoot771
nu hij naast Faro zat
als 's rijks geheime raad,
ten steun van hof en staat,
775[regelnummer]
tot een wijk van al 't rijk dat verlegen,Ga naar voetnoot775
verhongerd kwam om raad.
Och, mochten wij ons leed,
de slag van Jeptha's eed
die ons smart in het hart ook vergeten.
780[regelnummer]
Wat grimt dit schouwspel wreed.
Aartsvader, kom in 't licht,
kom red d'onnooz'le nicht,Ga naar voetnoot782
kom ontbind 't lieve kind van deez' keten.
Bewaar een grootvaêrs plicht!Ga naar voetnoot784
|
|