Regelnummers proza verbergen
| |
| |
| |
Berecht
Aan de begunstelingen der toneelkunstGa naar voetnoot+
1Ik voer nu Jeptha, de zeeghaftige held, landvoogd, rechter en veldheerGa naar voetnoot1
2van de Hebreeën, ten stichtigen treurtonele, waarop mijn gedachten alGa naar voetnoot2
3menige jaren geleden speelden. Maar het spel bleef steken om de tweeGa naar voetnoot3
4maanden uitstel, de dochter toegestaan, middelerwijl zij haar maagdeGa naar voetnoot4
5lijke staat op de bergen beschreit, welk uitstel Aristoteles' toneelwet inGa naar voetnoot5
6het licht staat. Want hij zegt dat het treurspel allermeest begrijpt de han-Ga naar voetnoot67del van één zonneschijn, of luttel min of meer. Waartegen Buchanan inGa naar voetnoot7
8zijn treurspel van Jeptha zich - behoudens zijn treffelijke eer in de dicht-Ga naar voetnoot89kunst - te grof vergrepen heeft, ook tegen de openbare waarheid vanGa naar voetnoot9
10de bijbelse historie, gelijk van wijlen de heer professor Vossius, op de to-Ga naar voetnoot1011neelwetten afgericht, die in Buchanan overlang tegen mij bestrafte. SedertGa naar voetnoot11
12de geschiedenis van Jeptha ernstiger bij mij nagespoord, hoorde ik hoe
| |
| |
13Serarius, Arias, Salianus en andere treffelijke vernuften gevoelden, datGa naar voetnoot13
14Jeptha's krijgstocht tegen de wederspannige Efraïmmers nog uitgevoerdGa naar voetnoot14
15werd eer de gemelde twee maanden uitstel verstreken waren, schoon hetGa naar voetnoot15
16Boek der Richteren en Josephus deze orde niet houden om het verhaalGa naar voetnoot16
17van Jeptha en zijn offerande, alreeds begonnen, niet te storen en te delen,Ga naar voetnoot17
18maar vervolgens achtereen te beschrijven.Ga naar voetnoot18
19Deze hinderpaal hiermede verzet zijnde - want het is klaar dat men in
20het heiligdom des bijbels niets mag veranderen - nam ik voor dit werk opGa naar voetnoot20
21te zetten, ook in dier voege, dat het alle eigenschappen, tot een volkomen-22heid vereist, in zich mocht besluiten en tegelijk de aankomende treurdich-Ga naar voetnoot2223ters dienen tot een voorbeeldelijk onderwijs van het toestellen der treur-Ga naar voetnoot2324spelen. Aristoteles heeft zijn leerlingen ingescherpt hoeveel gelegen zij
25aan een enige, schikkelijke stelling, in de voorbeelden van de leringen enGa naar voetnoot25
26kunsten bij overoude wijzen ten hoogste waargenomen, en in zijn onder-Ga naar voetnoot2627wijs van de dichtkunst bij de gemelde niet overgeslagen. Zo plachten deGa naar voetnoot27
28doorluchtigste Italiaanse schilders in hun historieschilderijen bijzonderGa naar voetnoot28
29op het wel-schikken, de kroon van hun werken, te passen. Het spel heeftGa naar voetnoot29
| |
| |
30zijn behoorlijke hoegrootheid en leden, met de mate van evenredenheidGa naar voetnoot30
31gemeten. De ganse handel van Jeptha is één en enig, en de verscheiden-Ga naar voetnoot3132heid van de bedrijven, en alle omstandigheden van tijd en plaats en an-33derszins worden hier tot het uitvoeren en voltrekken van deze enige han-Ga naar voetnoot3334del geschikt, dewijl de schikkelijke tezamenstelling van de bedrijven deGa naar voetnoot34
35ziel des treurspels genoemd wordt, dat zonder deze niet rechtmatig kanGa naar voetnoot35
36bestaan, schoon er manhaftige uitspraak, noch zeden, noch spreuken ont-Ga naar voetnoot3637breken.
38Ons toneel staat hier doorgaans onverwrikt en vast voor het hof teGa naar voetnoot38
39Masfa in Gilead - een uitstekende opmerking, waarop Euripides in zijnGa naar voetnoot39
40volwrochte Phoenissae zonderling gelet heeft. Het spel is niet eenvervig,Ga naar voetnoot40
41maar geschakeerd. Zo heten wij het volkomener slag van spel, dat nietGa naar voetnoot41
42altijd eenzelfde toon van droefheid of blijdschap houdt, maar van staatGa naar voetnoot42
43verandert, hetzij van ongeluk in geluk, of van geluk in ongeluk, gelijk in
44Filopaie sterk, in Jeptha flauwer gezien wordt. Ook levert deze geschiede-Ga naar voetnoot4445nis de rechtschapen aard van een treurspel, want de zwarigheid en hetGa naar voetnoot45
46haperen valt niet simpelijk tussen gemene of verre bloedvrienden, maarGa naar voetnoot46
47tussen het naaste bloed: vader, moeder, en dochter; een enige dochter, en
48gemaal, en gemalin. Jeptha, de hoofdpersonaadje, uit de stam van Ma-Ga naar voetnoot48
| |
| |
49nasse gesproten en een doorluchtig veldoverste, verschijnt hier noch heelGa naar voetnoot49
50vroom, noch onvroom, maar tussen beide. Want hij verliest door onwe-Ga naar voetnoot5051tende ijver, ongehoorzaamheid en het overtreden van de wet en zijn va-Ga naar voetnoot5152derlijke plicht de naam van een volkomen vromigheid en staat hierom,Ga naar voetnoot52
53vóór zijn verzoening met God en de aartspriester - waarna hij eindelijk
54heiliglijk overlijdt en namaals onder de heiligen, als in triomf, omgevoerdGa naar voetnoot54
55wordt - tussen vroom en onvroom, een hoedanigheid eigenlijk in eenGa naar voetnoot55
56personaadje van een volkomen treurspel vereist.
57De beide hoofdsieraden hier bijeengevoegd - bij de Latijnen peripeteiaGa naar voetnoot57
58en agnitio, of staatverandering en herkennis genoemd - gaan in arbeidGa naar voetnoot58
59om hun kracht met een machtige bewegenisse te baren. Want de onma-Ga naar voetnoot5960tige blijdschap van de moeder - aldus tevoorschijn gebracht om hierna
61het welig hart een zwaardere slag te geven - verandert in de uiterste droef-Ga naar voetnoot6162heid, gramschap, wraaklust en zinneloosheid; gelijk des vaders roekelozeGa naar voetnoot62
63offerijver in een schrikkelijk en bijkans mistroostig naberouw. En zijGa naar voetnoot63
64komen beiden te spade tot kennis, de één van haar dochters ongeluk, deGa naar voetnoot64
65ander van zijn blindheid in het goddeloos uitvoeren van de dwaze offer-Ga naar voetnoot6566belofte. De uitbreidsels, bij de latinisten episodia geheten, worden nietGa naar voetnoot66
67tegen de natuur ingedrongen, noch te ver gehaald, maar dienen ter zakeGa naar voetnoot67
68en zetten de handel een heerlijke luister bij. Onder de trapsgewijze enGa naar voetnoot68
69langzame opsteigering wordt er bijwijlen enig zaad van het toekomendeGa naar voetnoot69
70gezaaid, dat te zijner tijd opkomt, om opmerkende toehoorders gedurigGa naar voetnoot70
71te onderhouden in een bespiegeling van het navolgende.
| |
| |
72De rede is gezedevormd naar de staat en gesteltenis van de perso-Ga naar voetnoot7273naadje, zonder hetwelk goeden en kwaden ondereen gemengd worden enGa naar voetnoot73
74de schouwburg ten nadele van het staatsgezag een school van gebreken
75en niet van deugden strekt, waarin zelfs aloude toneelmeesters van hetGa naar voetnoot75
76rechte wit afdwaalden. Om die misslag te schuwen zochten wij op deGa naar voetnoot76
77voeglijkheid te letten en elk personaadje naar zijn oude, staat en gelegen-Ga naar voetnoot7778heid uit te beelden, en de zeden en spreuken naar de leest van elks lijf teGa naar voetnoot78
79passen. Men vindt hier driederhande oude, de jeugd van de dochter, deGa naar voetnoot79
80middelbare oude in vader en moeder, de ouderdom in de hofmeester en
81eerste hofraad. De dochter draagt zich godvruchtig, gehoorzaam en eer-Ga naar voetnoot8182biedig neffens God, vader en moeder, en de hofpriester. De moeder wordt,Ga naar voetnoot82
83naar de tedere aard der vrouwen, ingevoerd dartel, moedig, en uitgespatGa naar voetnoot83
84in voorspoed en liefde tot haar enige dochter, en eindelijk zoveel te dieperGa naar voetnoot84
85in kleinmoedigheid, over hals en hoofd, gedompeld. Jeptha draagt zichGa naar voetnoot85
86manhaftig en gestreng in de oorlog, is roekeloos ijverig in het beloven,Ga naar voetnoot86
87onverzetbaar in het beloofde te voltrekken, en wordt ondertussen in hetGa naar voetnoot87
88vaderlijk hart van weemoedigheid geschokt en getroffen, en blijft einde-Ga naar voetnoot8889lijk, tot naberouw en herkennis van zijn lasterstuk gekomen, niet weder-Ga naar voetnoot8990horig om dit te boeten en zich met God en de aartspriester, Gods mond enGa naar voetnoot90
91de levendige stem der wet, te verzoenen. De hofmeester toont zich, naarGa naar voetnoot91
92de eis van een wereldlijk raadsheer en zijn hoge ouderdom, nadachtig enGa naar voetnoot92
93omzichtig in beleid en raadgeven. De hofpriester en wetgeleerde ijveren
94voor de wet en waarachtige godsdienst, handhaven het hoofdgezag van
95de aartspriester, pogen alle schandalen naar hun vermogen te weren enGa naar voetnoot95
| |
| |
96ondertussen de landvoogd met alle bescheidenheid, de staat en het vader-Ga naar voetnoot9697land ten beste, in te volgen, zoveel hun heilig ambt en wijding enigszinsGa naar voetnoot97
98lijden kan. De hofpriester laat ten laatste Jeptha in zijn verlegenheid nietGa naar voetnoot98
99steken, noch de misdaad onbestraft, maar wijst hem naar de aartspriesterGa naar voetnoot99
100om een uitkomst te vinden en alle stoornis, tegen de aankomst van deGa naar voetnoot100
101bedgenote, te minderen. Hij bejegent de wederkerende moeder naar haarGa naar voetnoot101
102krankheid, zet ze allengs neder, vertroost ze en voorspelt door een heime-Ga naar voetnoot102103lijke openbaring Jeptha's gelukzaligheid en heiligheid namaals, onder deGa naar voetnoot103
104gelovige helden en heiligen tentoon te voeren. De reien der maagden blij-Ga naar voetnoot104105ven middelerwijl zedig in het helen der geheimenisse haar toebetrouwd,Ga naar voetnoot105
106getrouw in het vertroosten en sterken der godvruchtige dochter, begunsti-Ga naar voetnoot106107gen de billijkheid, keren het onheil naar hun vermogen en verheffen deGa naar voetnoot107
108gehoorzaamheid. Aldus woelen, tuimelen en barnen hier verscheideGa naar voetnoot108
109hartstochten door gedurige veranderingen van het begin tot het einde.
110De slag, voorheen tegen Ammon geslagen, wordt in het voorbijgaanGa naar voetnoot110
111slechts beknopt en kort aangeroerd, de strijd, sedert tegen Efraïm gestre-Ga naar voetnoot111112den, breed verhaald, dewijl dit niet kon vertoond worden, ook buitenGa naar voetnoot112
113tijds was. De maagd sterft niet voor de ogen van de aanschouwers, gelijk
114Horatius in zijn Dichtkunst leert, om ongeloofwaardigheid te schuwen.Ga naar voetnoot114
115Ondertussen wordt de voorbereiding ter dood de ogen niet onttrokken,
116dewijl het zien meer de harten beweegt dan het aanhoren en verhaal vanGa naar voetnoot116
117het gebeurde, schoon de toestel des treurhandels zodanig behoorde teGa naar voetnoot117
| |
| |
118wezen, dat die zonder enige kunstenarij of hulp van de lijdende perso-Ga naar voetnoot118119naadje machtig ware alleen door het aanhoren en lezen der treurrolleGa naar voetnoot119
120- zonder wanschapen en gruwzame wreedheden te vertonen, en mis-Ga naar voetnoot120121geboorten en wanschepsels door het ontstellen van zwangere vrouwen teGa naar voetnoot121
122baren - mededogen en schrik uit te werken, opdat het treurspel zijn eindeGa naar voetnoot122
123en oogmerk mocht treffen, hetwelk is deze beide hartstochten in het
124gemoed der mensen matigen en manieren, de aanschouwers van gebre-Ga naar voetnoot124125ken zuiveren en leren de rampen der wereld zachtzinniger en gelijkmoedi-Ga naar voetnoot125126ger verduren.
127Wij zochten ook te bereiken de drie deugden des toneelstijls: klaarheidGa naar voetnoot127
128en geloofwaardigheid doorgaans, en kortheid ter behoorlijke plaatse. DitGa naar voetnoot128
129treurspel treedt voort op verzen van tien en elf lettergrepen, naardien deGa naar voetnoot129
130edele heer Ronsard, de vorst der Franse dichters, deze dichtmaat hoog-Ga naar voetnoot130131dravender oordeelt, en beter van zenuwen voorzien en gesteven dan deGa naar voetnoot131
132alexandrijnse van twaalf en dertien lettergrepen, die, zoveel langer, naar
133zijn oordeel flauwer vallen en meer op ongebonden rede rekken, tenzijGa naar voetnoot133
134deze, uit een uitnemende meesters koker komende, zich verheffen, gelijkGa naar voetnoot134
135uitheffende schilderijen en, rijk gestoffeerd en doorwrocht, van gemeneGa naar voetnoot135
136kout en ommegang ver afgescheiden zijn - een uitstekendheid bovenal inGa naar voetnoot136
| |
| |
137treurspelen vereist, gelijk Ovidius, wiens Medea helaas verloren blijft, inGa naar voetnoot137
138dit vers opzong:Ga naar voetnoot138
141Om in deze treurhandel nergens het leven, zijn voorbeeld, te bezwijken,Ga naar voetnoot141
142verversten wij onze geheugenis met overlezen en herlezen van Aristoteles'Ga naar voetnoot142
143en Horatius' Dichtkunst, en hun uitleggers over dezelfde stof, namelijk
144Robortellus, Madius, Lombardus, Scaliger, Heinsius, en de voorrede vanGa naar voetnoot144
145Hugo de Groot op Euripides' vertaalde Phoenissae, Castelvetro, Delrius,Ga naar voetnoot145
146en Strada, ook Vossius en Mesnardière, die beiden elk om het wakkerst,Ga naar voetnoot146
| |
| |
147de één in Latijn, de ander in Frans, de schouwburg, het worstelperk van
148de menselijke hartstochten, helpen opbouwen.
149Maar gelijk de Grieken de eer van de heerlijke vond der toneelspelen,Ga naar voetnoot149
150allengs bij trappen in top gesteigerd, niet kan geloochend worden, zo ver-Ga naar voetnoot150151eist een gewijd treurspel, op hun leest geschoeid, tot het uitvoeren keurGa naar voetnoot151
152van bekwame personaadjen, en toestel van toneel, en maatgezang vanGa naar voetnoot152
153reien, geoefend door een grote Orlando, om onder het spelen de aan-Ga naar voetnoot153154schouwers te laten horen een hemelse gelijkluidendheid van heilige gal-Ga naar voetnoot154155men, die alle delen van de goddelijke zangkunst in hun volkomenheid
156zodanig bereikt, dat ze de zielen buiten zichzelf, als uit het lichaam, ver-Ga naar voetnoot156157rukt, en ten volle met een voorsmaak van de gelukzaligheid van de enge-Ga naar voetnoot157158len vergenoegt.Ga naar voetnoot158
159Wij oordeelden niet ondienstig dit treurspel en zijn omstandigheden teGa naar voetnoot159
160ontleden, of het opwassende en leergierige Nederduitsers leerde opmer-Ga naar voetnoot160161ken om zich, als van een toneelkompas, hiervan op deze holle deiningenGa naar voetnoot161
162te dienen, alle klippen en zandplaten van doling en schipbreuk van on-Ga naar voetnoot162163wettige schikking te mijden, en eindelijk, beter gemanierd de gewensteGa naar voetnoot163
164haven van de volkomenheid der toneelkunst in te zeilen. Behaagt het hun,
165laat ze eens lustig en rustig in de handen klappen en mij helpen hoge enGa naar voetnoot165
166lage staten met spel en zang stichten en verheugen.Ga naar voetnoot166
|
-
voetnoot+
-
Berecht: voorwoord; begunstelingen: begunstigers
-
voetnoot1
-
Jeptha: zie Richteren 11:29-40; zeeghaftige: zegevierende
-
voetnoot2
-
stichtigen: stichtelijke; waarop... speelden: iets wat ik al jaren geleden van plan was
-
voetnoot3
-
bleef steken: vond geen voltooiing; om: vanwege; de twee maanden uitstel: zie Richteren 11:37-38
-
voetnoot4
-
middelerwijl... beschreit: om intussen haar kinderloze overlijden in de bergen te bewenen
-
voetnoot5
-
Aristoteles' toneelwet: nl. de zogenaamde eenheid van tijd, die Aristoteles (384-322 vs. Chr.) in zijn Poetica behandelt (v-49b9); in het licht staat: in strijd is met
-
voetnoot6
-
allermeest: ten hoogste; begrijpt: omvat; de handel... zonneschijn: gebeurtenissen die binnen één etmaal plaatsvinden
-
voetnoot7
-
Buchanan: het beroemde treurspel Jephthes sive votum (Jefta of de belofte) uit 1554 van de Schotse humanist George Buchanan (1506-1582) is een belangrijke inspiratiebron voor Vondel
-
voetnoot8
-
behoudens: zonder tekort te doen aan; treffelijke eer: grote verdiensten
-
voetnoot9
-
vergrepen: gezondigd; in zijn treurspel houdt Buchanan zich nl. niet aan de eenheid van tijd; openbare: algemeen bekende
-
voetnoot10
-
van wijlen: wijlen; professor Vossius: Gerardus Joannes Vossius (1577-1649), hoogleraar te Amsterdam en een persoonlijke vriend van Vondel; op [...] afgericht: volleerd in
-
voetnoot11
-
die: nl. het afwijken van de ‘openbare waarheid’ van het bijbelverhaal; overlang: lang geleden; tegen mij bestrafte: tegenover mij afkeurde; Sedert... nagespoord: nadat ik mij sindsdien diepgaander met het verhaal van Jeptha heb bezigghouden
-
voetnoot13
-
Serarius: Nicolaus Serarius S.J. (1555-1609) publiceerde in 1609 Iudices et Ruth explanati (Een uitleg bij de bijbelboeken Richteren en Ruth) waarop Vondel zich in zijn Jeptha mede gebaseerd heeft; Arias: Benedictus Arias Montanus (1527-1598), auteur van De varia republica, sive commentaria in librum Iudicum (1592); Salianus: Jacobus Salianus S.J. (1557-1640), wiens Annales Veteris Testamenti (Jaarboeken van het Oude Testament) Vondel gebruikt heeft; treffelijke vernuften: grote geleerden; gevoelden: van mening waren
-
voetnoot14
-
Efraïmmers: de Efraïmieten woonden in het noorden van Israël; Jeptha's veldtocht tegen hen wordt beschreven in Richteren 12:1-6, direct in aansluiting op het verhaal over zijn dochteroffer
-
voetnoot16
-
Josephus: Flavius Josephus (37/38 n. Chr.-ca. 100 n. Chr.), joodse geschiedschrijver en auteur van het invloedrijke Antiquitates Judaicae (Joodse oudheden); orde: volgorde
-
voetnoot17
-
te storen... delen: te onderbreken en in twee stukken te vertellen
-
voetnoot18
-
vervolgens achtereen: als een samenhangend geheel
-
voetnoot20
-
op te zetten: te ondernemen; ook in dier voege: zelfs zo
-
voetnoot23
-
voorbeeldelijk onderwijs: leerrijk voorbeeld; toestellen: componeren, opzetten
-
voetnoot25
-
een enige... stelling: een behoorlijke compositie die een eenheid vormt; leringen en kunsten: theorie en praktijk der schone kunsten
-
voetnoot26
-
bij: door; waargenomen: in acht genomen; onderwijs van de dichtkunst: nl. de Poetica
-
voetnoot27
-
bij de gemelde: door de genoemde auteur, nl. Aristoteles
-
voetnoot28
-
doorluchtigste: beroemdste; historieschilderijen: schilderijen met een mythologische, bijbelse of geschiedkundige thematiek
-
voetnoot29
-
op [...] passen: aandacht schenken aan; wel-schikken: opzetten van een behoorlijke compositie; Het spel: nl. Jeptha
-
voetnoot30
-
hoegrootheid: omvang; leden... gemeten: bedrijven die onderling vergelijkbaar van lengte zijn
-
voetnoot31
-
handel: handelingsverloop, plot, intrige; is één en enig: vertoont een hechte samenhang in thematiek en structuur; dus: de intrige Jeptha beantwoordt aan de eenheid van handeling; vgl. Aristoteles, Poetica, vii-50b21 - viii-51a30
-
voetnoot33
-
tot [...] geschikt: dienstbaar gemaakt aan
-
voetnoot35
-
rechtmatig: volgens de eisen (van het treurspel)
-
voetnoot36
-
manhaftige uitspraak: krachtige taal; zeden: karakteruitbeeldingen; spreuken: pregnant geformuleerde levenswijsheden (zogenaamde sententiae)
-
voetnoot38
-
doorgaans: voortdurend, permanent; er is in Jeptha dus ook sprake van eenheid van plaats
-
voetnoot39
-
Masfa: Mispa, een stad in de landstreek Gilead waar Jeptha resideert; uitstekende opmerking: belangrijke kwestie, waarop men acht moet slaan; Euripides: het treurspel Phoenissae van de Griekse toneeldichter Euripides (ca. 485 v. Chr.-407/406 v. Chr.) speelt van begin tot einde voor het paleis van Thebe
-
voetnoot40
-
volwrochte: volmaakte; is niet... geschakeerd: is niet gelijkblijvend van toon, maar laat sterke contrasten zien
-
voetnoot44
-
Filopaie: in de bijbel blijft de naam van Jeptha's echtgenote ongenoemd; Vondels Filopaie betekent letterlijk (Grieks): ‘de kinderlievende’
-
voetnoot45
-
rechtschapen aard: juiste soort; zwarigheid en het haperen: moeilijkheden en de onenigheid
-
voetnoot46
-
valt: vindt plaats; gemene: gewone; bloedvrienden: familieleden
-
voetnoot48
-
de stam van Manasse: een van de stammen van het volk Israëls, genoemd naar Mannasse, de stamvader van Gilead en overgrootvader van Jeptha
-
voetnoot50
-
vroom: deugdzaam; onvroom: slecht; onwetende ijver: verblind fanatisme
-
voetnoot51
-
ongehoorzaamheid: het niet willen luisteren naar advies
-
voetnoot54
-
heiligen: oudtestamentische geloofshelden; zie over Jeptha's dood Hebreeën 11:32
-
voetnoot55
-
eigenlijk: nl. in de Poetica van Aristoteles, zie xiii-52b34
-
voetnoot57
-
peripeteia: plotselinge ommekeer van de omstandigheden
-
voetnoot58
-
agnitio: (Grieks: anagnorisis) het tot-inzicht-komen, zie Aristoteles, Poetica, xi-52a22 - xi-52b3; gaan in arbeid: zijn werkzaam (letterlijk: komen in barensnood - zie de beeldspraak met ‘baren’ in r. 59)
-
voetnoot59
-
kracht: werking, effect; bewegenisse: ontroering
-
voetnoot62
-
gramschap: toorn; roekeloze: onbezonnen
-
voetnoot66
-
uitbreidsels: nevenhandelingen; latinisten: classici
-
voetnoot67
-
tegen... ingedrongen: op een onnatuurlijke, gezochte wijze in het handelingsverloop ingevoegd; te ver gehaald: er met de haren bijgesleept
-
voetnoot68
-
handel: handelingsverloop, intrige, plot
-
voetnoot69
-
opsteigering: ontwikkeling der gebeurtenissen; het toekomende: hetgeen te gebeuren staat
-
voetnoot70
-
gedurig... navolgende: voortdurend te laten speculeren over hetgeen volgen zal
-
voetnoot72
-
rede: taalgebruik; gezedevormd naar: afgestemd op; staat en gesteltenis: rang en aard
-
voetnoot73
-
goeden... gemengd worden: deugdzame en slechte personages niet meer uit elkaar gehouden kunnen worden
-
voetnoot75
-
strekt: verstrekt, dient tot; aloude: klassieke
-
voetnoot77
-
voeglijkheid: gepastheid; oude: leeftijd; gelegenheid: levensomstandigheden
-
voetnoot78
-
zeden en spreuken: karaktertrekken en uitspraken
-
voetnoot83
-
ingevoerd: ten tonele gebracht; dartel: uitbundig, uitgelaten; moedig: overmoedig; uitgespat: onbeheerst
-
voetnoot86
-
roekeloos ijverig: onbezonnen en impulsief
-
voetnoot89
-
naberouw: wroeging; herkennis... lasterstuk: het inzicht dat hij misdaan heeft; wederhorig: weerspannig, onwillig
-
voetnoot91
-
levendige: levende; naar de eis van: zoals het past aan
-
voetnoot95
-
schandalen: daden waardoor men in opspraak komt
-
voetnoot97
-
ten beste: tot heil van; in te volgen: tegemoet te komen
-
voetnoot100
-
uitkomst: uitweg; stoornis: ontroering, bewogenheid; tegen: kort voor het moment van
-
voetnoot101
-
bejegent [...] naar: behandelt overeenkomstig
-
voetnoot102
-
krankheid: kwetsbaarheid; zet ze [...] neder: kalmeert haar; heimelijke: hemelse, bovennatuurlijke
-
voetnoot103
-
Jeptha's gelukzaligheid: zie Hebreeën 11:32
-
voetnoot104
-
tentoon te voeren: die als een voorbeeld zal worden vereerd
-
voetnoot106
-
begunstigen de billijkheid: spreken zich uit voor hetgeen billijk is, nl. door erop aan te dringen dat Ifis voor haar dood nog afscheid van haar moeder kan nemen
-
voetnoot108
-
tuimelen: wentelen; barnen: dooreenwoelen als golven in de branding
-
voetnoot110
-
Ammon: de Ammonieten bewoonden het gebied ten noordoosten van de Dode Zee; Jeptha's strijd tegen de Ammonieten en hetgeen eraan vooraf ging wordt behandeld in Richteren 11:4-33
-
voetnoot112
-
dewijl: aangezien; buiten tijds was: buiten het bestek van de eenheid van tijd viel
-
voetnoot114
-
Horatius: in zijn Ars Poetica (vs. 185-186) betoogt de Romeinse dichter Quintus Horatius Flaccus (65 v. Chr.-5 v. Chr.) dat gruweldaden niet in scène gezet behoren te worden
-
voetnoot116
-
dewijl... beweegt: vgl. Horatius, Ars Poetica, vs. 180-181; verhaal: verslag, bericht
-
voetnoot117
-
de toestel des treurhandels: handelingsopbouw, intrige, plot
-
voetnoot118
-
kunstenarij: kunstmiddelen (zoals die mogelijk gemaakt worden door de technische installaties in de schouwburg); hulp... personaadje: de acteerprestaties van de tragische protagonist
-
voetnoot119
-
machtig: in staat; treurrolle: de toneeltekst
-
voetnoot120
-
wanschapen: afstotelijk lelijke; misgeboorten en wanschepsels: een opvoering van het treurspel Eumenides van de Griekse dichter Aeschylus (525/524 v. Chr.-465/455 v. Chr.) zou eens, zo wordt althans verhaald, een miskraam bij een van de toeschouwsters veroorzaakt hebben
-
voetnoot122
-
mededogen en schrik: Aristoteles had betoogd dat de tragedie vrees (fobos) en medelijden (eleos) dient op te roepen, zie Poetica, vi-49b24; einde en oogmerk: doel en strekking
-
voetnoot124
-
manieren: tot acceptabele proporties terugbrengen
-
voetnoot127
-
klaarheid: helderheid; deze stijldeugd doelt op een toegankelijke en tegelijkertijd nauwkeurige formulering
-
voetnoot128
-
doorgaans: overal, steeds; ter behoorlijke plaatse: waar dat gepast is
-
voetnoot129
-
treedt voort op: is geschreven in; naardien: aangezien
-
voetnoot130
-
de edele heer Ronsard: de Franse dichter Pierre de Ronsard (1524-1585) heeft zich in het voorwoord bij zijn Franciade afgewend van de zesvoetige jambe (de alexandrijn) en zich uitgesproken voor een jambisch vers met een lengte van vijf voeten; hoogdravender: verhevener
-
voetnoot131
-
beter... gesteven: gespierder en krachtiger
-
voetnoot133
-
flauwer: slapper; vallen: uitvallen; meer... rekken: meer op proza lijken
-
voetnoot135
-
uitheffende schilderijen: schilderijen met een sterke dieptewerking; rijk gestoffeerd: in een aan beelden en stijlfiguren rijke taal; gemene kout en ommegang: de normale omgangstaal
-
voetnoot136
-
afgescheiden zijn: afwijken; uitstekendheid: positieve eigenschap
-
voetnoot137
-
Ovidius: het verloren gegane treurspel Medea van Publius Ovidius Naso (43 v. Chr.-17/18 n. Chr.) was in de Romeinse tijd beroemd; de hier aangehaalde regels zijn overgeleverd in Ovidius' Tristia ii, vs. 381
-
voetnoot139
-
Hoe... draav': hoe verheven men ook mag schrijven
-
voetnoot140
-
spant [...] de kroon: behaalt de overwinning
-
voetnoot141
-
deze treurhandel: dit treurspel, nl. Jeptha; het leven [...] bezwijken: van de werkelijkheid afwijken
-
voetnoot142
-
Aristoteles' en Horatius' Dichtkunst: zie ‘Berecht’ r. 4 en r. 90
-
voetnoot144
-
Robertellus: Franciscus Robertellus (1516-1567), Italiaanse filoloog die in 1548 een commentaar (getiteld Explicationes) op Aristoteles' Poetica publiceerde; Madius: Vincentius Madius († 1564), Italiaanse filoloog, bezorger van Lombardi's commentaar op Aristoteles' Poetica en auteur van een Horatius-commentaar, getiteld Horatii librum De Arte Poetica interpretatio; Lombardus: Bartolommeo Lombardi, Italiaanse literatuurwetenschapper en auteur van het door Vincentius Madius bezorgde Aristoteles-commentaar In aristotelis librum De Poetica communes explanationes (1550); Scaliger: Julius Caesar Scaliger (1484-1561), auteur van het invloedrijke literatuurtheoretische compendium Poetices libri VII (1561); Heinsius: Daniel Heinsius (1580-1655), hoogleraar te Leiden en auteur van het intensief door Vondel gebruikte De tragoediae constitutione (1611)
-
voetnoot145
-
Hugo de Groot: aan zijn vertaling (1626) van Euripides' Phoenissae (zie ‘Berecht’, r. 31) deed de literator, jurist, en historicus Hugo Grotius (1583-1645) een uitgebreide theoretische inleiding, de Prolegomena, voorafgaan; Castelvetro: Lodovico Castelvetro (1505-1571), Italiaanse geleerde en auteur van een Aristoteles-commentaar met de titel La Poetica d'Aristotile volgarizzata e sposta (1570); Delrius: M.A. Delrio (1551-1608), Zuid-Nederlandse theoloog en filoloog, die een inleiding tot de tragedie schreef, nl. Prolegomena de tragoedia (1593)
-
voetnoot146
-
Strada: Famianus Strada S.J. (1572-1649), auteur van een invloedrijk werk over stijlidealen, nl. Prolusiones academicae (1617); Vossius: zie ‘Berecht’ r. 8; Vossius schreef een omvattend naslagwerk over literatuur dat Vondels intensief gebruikt heeft, nl. Institutionum Poeticarum libri III (1647); Mesnardière: Jules de la Mesnardière (1610-1663), Franse literatuurtheoreticus en auteur van La poëtique (1639); elk om het wakkerst: als om strijd
-
voetnoot150
-
allengs... gesteigerd: stap voor stap vervolmaakt
-
voetnoot152
-
personaadjen: acteurs; toestel van toneel: decors en toneelmachinerieën
-
voetnoot153
-
een grote Orlando: iemand als de grote Orlando di Lasso, eigenlijk geheten Roel de Lattre, de beroemde Zuid- Nederlandse musicus die leefde van 1532 tot 1594
-
voetnoot159
-
zijn omstandigheden: alles wat erbij kwam kijken
-
voetnoot160
-
of: in de hoop dat; opwassende: opgroeiende; Nederduitsers: Nederlanders
-
voetnoot161
-
van: door; het beoefenen van de toneeldichtkunst wordt in de volgende regels vergeleken met een risicovolle zeereis; holle deiningen: hoge golven
-
voetnoot162
-
doling: dwaling, vergissing; onwettige schikking: fouten in de handelingsopbouw
-
voetnoot163
-
beter gemanierd: letterlijk: met een betere beheersing van het schippersvak (scheepvaartsterminologie)
-
voetnoot166
-
staten: standen; stichten en verheugen: in deze formulering herkent men de eis van Horatius dat literatuur tegelijkertijd moet onderwijzen en vermaken; zie Ars Poetica, vs. 343-344
|