| |
| |
| |
| |
Literatuuropgave
Vooraf
De tekst van het gedicht berust op de uitgave in: Vondel,
Werken, V, 859-904. Deze tekst gaat terug op de eerste uitgave, die in
1655, in de vorm van een boekje van 44 pagina's, verscheen (Unger, nr. 549).
Een afzonderlijke uitgave werd in 1913 bezorgd door M.E. Kronenberg. In 1979
verscheen er, ter gelegenheid van een tentoonstelling over de Inwydinge
in het Theatermuseum te Amsterdam, een plaatjesboek onder de titel Vondel en
Amsterdam.
Over de economische en politieke situatie van Amsterdam rond 1655,
alsmede over de bouw en functie van het nieuwe stadhuis, zie: Brugmans,
Geschiedenis van Amsterdam, III, en vooral: Fremantle, The baroque
town hall of Amsterdam.
Een rhetorische analyse van de Inwydinge wordt gegeven door
Spies in: ‘Het stadhuis staat op de Dam.’ Het standaardwerk over de
‘literaire rhetorica’ is: Lausberg: Handbuch der literarischen
Rhetorik. Een handig overzicht van de voornaamste rhetorische principes
geeft Leeman, ‘Het systeem der antieke rhetorica.’
| |
1.
Over het ontstaan van de onderscheiding van natuurlijk en
burgerlijk recht, zie: Reibstein, Völkerrecht, 289-308. De
opvattingen van Cicero hierover vindt men vooral in diens De inventione,
I.2, die van Aristoteles in de Politica, III. 4,5. Informatie over de
jaarmarkt, het inwijdingsfeest en de epidemie vindt men in de
stadsgeschiedenissen van Domselaer (IV en VI) en Dapper; in Bontemantel (I); en
in de krant de Hollantze Mercurius van 1655. Het gedicht van Huygens
staat niet in de editie van de Gedichten van Worp. De zinneprent op de
pest van 1655 is aanwezig in het Rijksprentenkabinet te Amsterdam en heeft als
opschrift ‘Oodmoet versoent’ (Muller, I, nr. 2111).
Inzicht in de kosmische filosofie geven: Tillyard, The
Elizabethan world picture; Lewis, The discarded image; Veenstra,
‘Harmonieënleer in de renaissance.’; en Hollander, The
untuning of the sky.
Informatie over de bestuursstructuur en de burgemeesters van
Amsterdam geven: Elias, De vroedschap van Amsterdam; Balbian Verster,
Burgemeesters van Amsterdam; en Fruin, ‘Bijdrage tot de
geschiedenis van het burgemeesterschap van Amsterdam.’
| |
2.
Een vertaling van De Groots De jure praedae commentarius
verscheen in 1934 onder de titel Verhandeling over het recht op buit.
Over zijn opvattingen zie: De Vrankrijker, De staatsleer van Hugo de
Groot. Over de ‘politica’ als discipline schreef Wansink,
Politieke wetenschappen aan de Leidse universiteit. Voor de | |
| |
betekenis van Lipsius' Politica zie: Oestreich, Geist und
Gestalt, 35-79. Over het hart als symbool: Vinken, ‘H.L. Spiegel's
Antrum Platonicum.’
Over de geschiedenis van Venetië schreef Valckenier in 't
Verwerd Europa, 17-18 en 86-88. De plaats van Venetië in het
17e-eeuwse politieke denken behandelt Haitsma Mulier. The myth of
Venice. Een historisch-sociologische vergelijking van de élites van
beide steden geeft Burke, Venice and Amsterdam.
Over Rome als voorbeeld voor de Republiek, als mede over de
relatie tot de eigen Bataafse voorgeschiedenis, zie: Van de Waal, Drie
eeuwen vaderlandsche geschied-uitbeelding, I, 95-104 en II, 49-54; en Den
Haag, ‘Argumentele waarde van de geschiedenis.’
Over de rol van de geschiedenis in het 17e-eeuwse denken, zie:
Burke, The renaissance sense of the past; en het hiervoor genoemde
artikel van Den Haan.
Over de wederdopers-beweging schreven Kühler, Geschiedenis
der Nederlandsche doopsgezinden; en Mellink, Amsterdam en de
wederdopers. Een, aangevochten, sociologische benadering geeft Kuttner,
Het hongerjaar 1566, 110-134.
| |
3.
De 17-eeuwse visie op de middeleeuwse geschiedenis van Amsterdam
vindt men in de stadsgeschiedenissen van Pontanus, Fokkens, Dapper en
Domselaer. Zie ook: Oldewelt en d'Ailly in Zeven eeuwen Amsterdam, resp.
I, 7-39 en II, 37-63; en d'Ailly, Catalogus.
Over de vergelijking met het Romeinse Kapitool: Fremantle, the
baroque town hall, 51-54.
De besluitvorming rond de bouw is behandeld door Kroon, Het
Amsterdamse stadhuis; Swillens, Jacob van Campen; en Fremantle,
The baroque town hall. Vgl. ook: Kronenbergs editie van de
Inwydinge. De geciteerde vroedschapsresolutie is aanwezig op het
Gemeente-archief te Amsterdam. Drs. PJ. Verkruysse van het Instituut voor
Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam was zo vriendelijk hem voor
ons te translittereren.
Over de handel zie: Den Haag, Moedernegotie en grote
vaart.
| |
4.
Voor ‘Fortuna’ in de 17e-eeuwse literatuur, zie:
Witstein, Bredero's ridder Rodderick, 9-10 en 15. De 17e-eeuwse
concepties van ‘tijd’ en ‘regelmaat’ worden behandeld
in: Smits-Veldt, ‘Hoofts ‘Nijdige tijt’.’
Over de aanslag van Willem II op Amsterdam zie: Groenveld, De
prins voor Amsterdam; en Rogier, ‘De vestiging van de Ware
Vrijheid.’
De Eerste Engelse Oorlog wordt behandeld in: Haley, ‘De
Republiek in de tijd van het eerste stadhouderloze tijdperk’; Geyl,
Stuart en Oranje; en Wilson, Profit and power.
Voor het Phoenix-motief, zie: Timmers, Symboliek en
iconographie, m.n. de nrs. 1306, 1606 en 1871.
Over de Hollantze Mercurius, zie: Schneider en Hemels,
De Nederlandse krant. De economische ontwikkeling en neergang van
Antwerpen wordt behandeld door Van de Wee, ‘Handel in de Zuidelijke
Nederlanden’; die van Emden door De Buhr, Die Entwickung
Emdens.
Zie voor de verschillende historische gebeurtenissen ook de
catalogus van pamfletten van Knuttel.
| |
| |
| |
5.
De Nieuwe Kerk, Waag, Vismarkt en Beurs worden besproken in de
stadsgeschiedenissen van Fokkens, Dapper en Domselaer. Zie over de Nieuwe Kerk
ook Pontanus, 20.
De graventijd wordt behandeld door Hugo de Groot in Van de
Oudheydt. Zie verder: Kampinga, De opvattingen over onze oudere
vaderlandsche geschiedenis, m.n. 157 e.v. Over de verwantschap van Eggaert
en Boelens met 17e-eeuwse regentenfamilies, zie: Kronenbergs editie van de
Inwydinge.
Over Huygens geschrift over het orgel, zie: Romein,
Erflaters, 214-216. De 17e-eeuwse schilderkundige opvattingen worden
behandeld door Miedema in zijn editie van Van Manders Grondt. De
bijbelpassages over David zijn: 1 Samuel 18-19 en 31, en 2 Samuel 2. Voor Jan
van Galen zie de onder 4. opgegeven literatuur over de Eerste Engelse
Oorlog.
Over de betekenis van de Waag, zie: Van Dillen, ‘Amsterdam
ook wereldmarkt der edele metalen’; over die van de Beurs: dezelfde in
Mensen en achtergronden. Algemene economische informatie in: Van Dillen,
Van rijkdom en regenten.
Over de uitbreiding van de Dam, zie: Fremantle, The baroque
town hall, 35. Zie ook: Couvée, De Dam; en over 17e-eeuwse
stedebouw in het algemeen:
Taverne, In 't land van belofte. De vergelijking van de
drukte op de Dam met een bijenzwerm kan geïnspireerd zijn op Vergilius,
Aeneis, I, 430 e.v.
Over piraten in de 17e eeuw, zie: Brugmans, Geschiedenis van
Amsterdam, III, 20-21; en Zuidhoek, Zeerovers van de gouden eeuw.
Over Hemony: Lehr, De klokkengieters François en Pieter Hemony.
Over de Sweelincks: Romein, Erflaters, 211-230. En over de schutterij:
Sickesz, De schutterijen in Nederland. De gegevens over het aantal ten
stadhuize gesloten huwelijken zijn afkomstig uit Domselaer, 446.
| |
6.
Over Orfeus en Amfion, zie: Horatius, Ars Poetica (Ad
Pisones), vs 391-401; vgl. ook Fremantle, The baroque town hall,
57-60. De vergelijking van de bouwvakkers met mieren berust op Vergilius,
Aeneis, IV, 402-407.
De filosofie van de bouwkunst wordt behandeld door Wittkower,
Architectural principles. Zie verder natuurlijk Vitruvius, De
architectura. Speciaal ten aanzien van het stadhuis: Fremantle, The
baroque town hall, 88-115. Over de gebruikte bouwmaterialen en de
architecten, zie de literatuur opgegeven onder 3.
Over de zeven wereldwonderen schreef Dombart, Die sieben
Weltwunder.
| |
7.
Zie over de architectonische principes de onder 6. opgegeven
literatuur, alsmede Miedema in zijn editie van Van Manders Grondt.
Het beeld van de boom komt uit Daniël 4: 11-12.
| |
8.
Over de opvattingen van Palladio schreef in de 17e eeuw
Danckertsz, Verhandeling van de vijf orderen der bouw-konst. Voor de
architectuur van het stadhuis, zie: Vennekool, Afbeelding van 't stadt-huys
van Amsterdam. De beeldhouwwerken | |
| |
zijn afgebeeld in: Quellinus,
Van de voornaemste statuen. Zie verder vooral: Fremantle, The baroque
town hall; en van dezelfde: Beelden kijken. Over Van Campen schreef
Swillens, Jacob van Campen, waarin ook informatie over Quellijn. Een, nu
verouderde, studie over Quellijn schreef Gabriels, Artus Quellien.
De mythe van Peleus en Thetis komt voor in Ovidius,
Metamorphoses, XI, 217-265; voor de vertaling van Vondel, zie:
Werken, VII, 792. Het verhaal van Venus' geboorte staat in Hesiodus; zie
daarover: Gombrich, Symbolic images, 72.
Over de landbouw in de 17e eeuw schreef De Vries, The Dutch
rural economy.
| |
9.
Over Cybele zie: The Oxford classical dictionary, 247. Vgl.
ook Quellinus, Van de voornaemste statuen, I, plaat R.
De meeste gebouwen en instellingen worden behandeld in de
stadsgeschiedenissen van Fokkens, Dapper en Domselaer. Over armoe en sociale
zorg geeft de catalogus Arm in de gouden eeuw aardige informatie; zie
verder de daarin opgegeven literatuur, alsmede: Manen, Armpflege in
Amsterdam. Over strafinstellingen:
Sellin, Pioneering in peology.
De bijbelpassages over David staan in 2 Samuel 6 en Jozua 6. Over
het Athenaeum Illustre, zie: Gedenkhoek; Van Eeghen e.a., Het
illustere begin van het Athenaeum; en de Catalogus bij de
tentoonstelling ‘Twee helden die der dingen diept en steilt'
afpeilen’, alsmede de daarbij behorende brochure van Heesakkers e.a. Van
de rede van Barlaeus over de Mercator sapiens bestaat een moderne
Nederlandse vertaling van Van der Woude.
Over de Lucifer en de Lucifer-affaire vindt men
gegevens en literatuur in Smit, Van Pascha tot Noah, II, 54-180.
De V.O.C. en W.I.C. worden behandeld in Den Haan, Moedernegotie
en grote vaart. Zie over het Braziliaanse avontuur van de W.I.C. ook de
catalogus Zo wijd de wereld strekt.
| |
10.
Over de geveldecoraties en hun functie als dragers van de
ideologie van het stadsbestuur, zie: Fremantle, The baroque town hall,
38 en 170-185, en van dezelfde de catalogus Beelden kijken. De wijze van
voorstelling is goeddeels ontleend aan Ripa, Iconologia. Afbeeldingen
vindt men in Quellinus, Van de voornaemste statuen.
Over de kardinale deugden schreven Veenstra, Ethiek en
moraal; en, uitvoeriger, Bolnow, Wesen und Wandel der Tugenden.
| |
11.
Over de, al of niet vermeende, aanslag van de Kennemers had Vondel
al eerder zijn Gysbreght van Aemstel geschreven (1637). Zie ook: Van de
Waal, Drie eeuwen vaderlandsche geschied-uitbeelding, I, 283-286 en II,
136-138. Over de branden in de 15e eeuw, zie: Brugmans, Geschiedenis van
Amsterdam, I, 179.
Over verzekeringswezen en -praktijken, zie: Vergouwen, De
geschiedenis der makelaardij in assurantiën.
| |
| |
| |
12.
De behandeling van de indeling van de ruimten berust op Vennekool,
Afbeelding van 't stadt-huys van Amsterdam. Zie voor de belangrijkste
ruimtes ook Fremantle, The baroque town hall. Over de vele taken van het
stadsbestuur: Brugmans, Geschiedenis van Amsterdam, III, 73-82. Speciaal
over de wisselbank: Van Dillen ‘Amsterdam ook wereldmarkt der edele
metalen’; en dezelfde in Mensen en achtergronden.
Informatie over Chersiphon vindt men in Der kleine Pauly,
I, 143.
De vertoningen op de Dam die Jan Vos organiseerde ter gelegenheid
van de vrede van Westminster zijn beschreven in de uitgave van diens
Dichtkunst.
| |
13.
Zie voor de meeste beeldhouwwerken en schilderijen de literatuur
opgegeven onder 10. Over de schilderijen met onderwerpen uit de Bataafse tijd
schreef Van de Waal, Drie eeuwen vaderlandsche geschied-uitbeelding I,
210-238 en II, 98-114; vgl. ook Kampinga, De opvattingen over onze oudere
vaderlandsche geschiedenis.
De schilderijen die Jacob van Campen had gemaakt worden behandeld
in Fremantle, ‘Some drawings by Jacob van Campen’.
De verhouding tussen schilderkunst en poëzie wordt behandeld
door Clements, Picta poesis. Over de opvatting van kunst als Goddelijke
bezieling schreef, zij het met betrekking tot de literatuur, Meter, De
literaire theorieën van Daniël Heinsius, 77-121. Over de
imitatio-opvatting, zie: Warners, ‘Translatio, imitatio,
aemulatio’. De reconstructie van de tempel van Salomon is behandeld door
Offenberg, ‘Jacob Jehuda Leon en zijn tempelmodel’.
| |
14.
De passages over Evander en Latinus zijn te vinden in Vondels
vertaling van de Aeneis in Werken, VI, resp. 849 en 353. Over de
opvatting dat Evander de stichter van Rome zou zijn geweest: Pauly-Wissowa,
Real-Encyclopädie, VI, 842.
Over de rol van ‘Fortuna’, zie de literatuur opgegeven
onder 4. Het oude stadhuis wordt behandeld door Brugmans, Geschiedenis van
Amsterdam, I, 179-183 en III, 82; en door Fremantle, The baroque town
hall, 19-24.
| |
15.
Over de privileges van Amsterdam, zie: Fruin, ‘Bijdrage tot
de geschiedenis van het burgemeesterschap van Amsterdam’. De staatkundige
visie die op de Grote Vergadering van 1651 triomfeerde is behandeld door
Rogier, ‘De vestiging van de ware vrijheid’.
Voor de filosofie van het deugdzame gezag, zie: Oestreich,
Geist und Gestalt, 35-79.
|
|