De Gysbreght van Aemstel als leestekst en als
toneeltekst
Zeventiende-eeuwse edities van classisicerende teksten als die van
Vondel bevatten geen regieaanwijzingen. Bij het lezen van de Gysbreght
moet men er echter steeds op bedacht zijn dat de gedrukte tekst in feite een
partituur is, die in de Schouwburg moest worden uitgevoerd. Vaak blijkt de
toneelhandeling uit de tekst zelf, bijvoorbeeld in de overgang van vs. 510 naar
511, waar de portier van het Kartuizerklooster kennelijk de deur opendoet en de
tierende Diedrick van Haerlem herkent. Maar soms is de toneelsituatie minder
duidelijk. Zo waren in de tragedie-opvoeringen uit Vondels tijd op het toneel
meestal meer personen aanwezig dan de figuren die expliciet als sprekers
genoemd werden. Hiertoe behoorde in elk geval het ‘gevolg’ van de
verschillende hooggeplaatste personen, in de vorm van dienaren en dienaressen.
Onder de ‘Stomme personagien’ van de Gysbreght worden alleen
de figuren genoemd die actief in de handeling betrokken zijn, zoals de
katuizermonnik die in vs. 519 een opdracht krijgt van de portier, of Witte van
Haemstee, de hoofdfiguur van de ‘stomme vertoning’ in het
Klarissenklooster. Badelochs dienaressen worden niet vermeld, maar hun
aanwezigheid wanneer Badeloch op het toneel is, is wel zeer aannemelijk.
Daarom moeten we er met name bij lange monologen rekening mee houden
dat Vondel zijn hoofdpersonen kon laten spreken tot zwijgende, aanwezige
personen (die door middel van mimiek konden reageren). Hierdoor blijkt de tekst
soms begrijpelijker en functioneler te worden dan wanneer we hem alleen als
leestekst beschouwen. Badelochs verzuchting vanaf vs. 851, die door de reactie
van Peter in de leestekst tot hem gericht lijkt, krijgt een heel andere functie
als we hem opvatten als persoonlijke klacht binnen de kring van haar
dienaressen. Ook is bijvoorbeeld de uitvoerige monoloog van Gijsbreght vanaf
vs. 1294, opgevat als uitsluitend gericht tot Badeloch en de haren, moeilijk te
begrijpen, gezien de noodsituatie waaruit de stadsheer de zijnen moet proberen
te redden. Gericht tot onderbevelhebber Arend is Gijsbreghts relaas echter zeer
relevant als noodzakelijke militaire informatie.
De toelichtingen op deze editie van de Gysbreght zijn vooral
gericht op de leestekst. Deze blijkt in detail een overvloed aan toespelingen
en verwijzingen op gegevens binnen en buiten de tekst te bevatten, waarvan
alleen de belangrijkste zijn becommentarieerd. Zoals al in het Voorwoord is
gezegd: moge eruit blijken wat een knap en boeiend drama Vondel schreef. En
wanneer wordt een nieuwe toneeltraditie van - laten we zeggen - vijfjaarlijkse
Gysbreght- opvoeringen in het leven geroepen?