De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
(1937)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 771]
| |
Redactioneel aanhangselVondels Bruylof-stryt getoonzet door Dirck Jansz. SweelinckGa naar voetnoot1) Er zijn in 't algemeen weinig melodieën op verzen van onze 17e-eeuwsche poëten bewaard gebleven; duikt er dus ergens zoo'n zeldzame compositie op, en paart deze nog bovendien den naam van eenen Sweelinck met den naam van onzen eersten dichter, dan is de verrassing waarlijk buitengewoon. Het is zulk een verrassing, die we te danken hebben aan den fijnen musicologischen speurzin van den Heer J. Hovy te Voorburg. Een godsdienstig lied: Geluckig dien de Soon des Hemels, te zingen op de melodie van een zóó wereldsch gedicht als Vondels Bruylof-stryt (zie de 1ste afb.) vergeleek hij met de door D.J. Sweelingh onderteekende Grondstem, uit een gansch andere muziekhistorische | |
[pagina 772]
| |
bron afkomstig (zie de 2de afb.). Toen bovenstem en bas elkander bleken te dekken, voegde de Heer J. Hovy beide stemmen samen in hedendaagsch notenschrift en schreef den tekst tusschen de balken (zie de 3de afb.). 't Notenschrift van de Stem: So droug Cleopatra is ontdekt in J. van Lodensteyn's Uytspanningen Behelsende Eenige Stigtelijke Liederen en andere Gedigten. Tot Utrecht, by Willem Clerck, enz., Anno 1681, blz. 50. Het schrift van de Grond-stem vindt men in Livre Septième des Chansons Vulgaires, dat is het zevende Boeck van de gemeene Zang-stucken met 4 stemmen, verbetert en vermeerdert met verscheyde Stucken en Canons van 2, 3, 4 en 5 stemmen door D.J. Zweeling, Organist van de Oude Kerk in Amsterdam en verscheyde andere treffelijke Auteuren, en nu op 't nieuw met de vertaalingen van de latijnsche italiaansche spaansche fransche en duytsche woorden verrijckt enz. In Amsterdam by Paulus Matthysz, enz. z.j. Grond-Stem. (Kon. Bibliotheek, Brussel, Katalogus van Hulthem, Nr. 9770, 4o). Aan deze mededeeling voegt de Heer J. Hovy het volgende toe: ‘De naam D.J. Sweelingh onder deze Grondstem is in dit bijzondere geval voldingend voor de vraag omtrent den componist der liedwijs zelve; want hier is geen sprake van een meer contrapunctisch ingewikkelde bewerking. Daar de overige stemboeken ontbreken, is het niet uit te maken, of de zetting twee- of driestemmig is. Boven de muziek staat: à 2, in de inhoudstafel: à 3. Zoo te zien zou men geneigd zijn te meenen: à 3.’
Deze muziekhistorische verrassing en haar toelichting, die we gelijkelijk danken aan de welwillendheid van den Heer J. Hovy, doet ons terugblikken op den twijfel van Verwey op blz. 1417 van zijn Vondel-uitgaaf, 1937. Toen de Noordwijksche Vondelgeleerde ons daarover aansprak en bekende moeilijk te kunnen gelooven aan de echtheid van Bruylof-stryt, hebben we onze verbazing te kennen gegeven over zijn argument: ‘De gedachte dat Vondel de een of andere Augusta - laat het een verbeelde geweest zijn - zou hebben aangeraden het spoor van Cleopatra te volgen, is weinig minder dan absurd.’ Inderdaad, daarom moet men zulke vroolijke barokfantazieën niet transponeeren in dagelijksche werkelijkheid; want wat zou men anders van Vondels eerbied voor de Tien Geboden moeten denken bij den slotregel van zijn dichtje op Hoofts Warenar?... Ondertusschen staat de echtheid van ‘Bruylof-stryt’ nog sterker door het rijk beloonde onderzoek van den Heer J. Hovy.
C.R. de K. | |
[pagina 773]
| |
|