De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674

[Op d'afbeeldingen eeniger Koningen van Vrankryk op het Raethuis te Arles.]^*

Uw volck het Capitool verrijckt met Keysers Beelden,¹
Soo weet de werelt dat zy boogh voor 't Krijghsgeweer.²
Aareel, het Fransche Room, bootst Rome na in weelden,³
En ciert met Koningen het Hoff, uyt lust tot eer.⁴
't Was eer geen wonder dat out Rome triumfeerde,
Het Fransche Rome geen triomfen self ontbeerde.^5-6

* Bij de titel. Top. Gall. IV, p. 374 vermeldt de verzen als staande in de grote zaal van het raadhuis, waar men enige Franse koningen ziet afgemaald. Het Lat. is gedateerd 1618.

1 Uw is onjuist; het Lat. heeft: ‘het volk’ (nl. van de stad dier Caesaren, Rome); verrijckt is weer histor. praesens.

2 Het Lat. anders: ‘om zich wèl bewust te maken, dat het de wereld aan zich had onderworpen.’

3 Aareel; zie vorig gedicht, aant. 1; het Fr. Room; door de 17e-eeuwse maker van deze verzen overgenomen van Ausonius (Gallula Roma), zie vorig gedicht, aant. 1 op het einde; bootst enz.; Lat.: ‘thans mededingster van ander Rome’ (het corrupte alinae zal óf aliae, een niet klass. vorm, moeten zijn, òf altae).

4 hof (: aula) staat hier voor raadhuis.

5-6 Verkeerd door Vondel verstaan; Lat.: ‘En het is niet te verwonderen: wat (quo drukf. voor quod) eertijds Rome was geweest door zijn triomfen, datzelfde is in later tijden, Gallisch klein-Rome' geweest voor Gallië.’