De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674

[p. 712]

[Op Tours.]^*

Festinus voerde 't Volck van Tours toen stewaert aen,¹
Daer om de schoone Stadt twee Stroomen d'armen slaen,²
De Loir en klaere Creus. De Stad leyt tusschen beyde,
In weelige Lansdouwe, en aengenaeme weyde,⁴
Haer Burgery is trots, en talrijck groot van macht,⁵
Gezegent door het Ooft, en Wijn-stock, hoogh geacht,⁶
Sint Martens heyligh Graf, verheerlijckt door syn zegen,⁷
En eer, de Kercken om en in de Stadt gelegen.

* Bij titel en onderschrift. Top Gall. III, p. 317 geeft als vindplaats voor deze passage aan het 3e boek van de ‘Philippide’ van Guillaume le Breton. De Philippis is een Latijns epos, waarin de auteur - kapelaan van Philippe Auguste - de daden van zijn koning verheerlijkt; het is rijk aan plaatsbeschrijvingen.
Tekst. Poëzy II (1682) heeft in vs. 1 hier i.p.v. toen; in vs. 3 is de Lat. riviernaam Carus (= Cher) verwisseld met de Creus (= Creuse); beide rivieren ontspringen in dezelfde streek. (Poëzy: Kaer); in vs. 5 heeft Poëzy de drukfout taelrijk (een kostelijke noot bij Van Lennep).

1 Lat. anders: ‘Vandaar trekt Festinus ijlings op naar de stad Tours.’.

2 daer: (naar dat punt,) waar ...

4 Vondel verkort hier.

5 groot van macht; Vondel laat weg: ‘is er de geestelijkheid’.

6 gezegent enz. behoort naar het Lat. bij de stad en haar omgeving; Lat.: ‘alzijds omringd door een pracht van bossen en wijngaarden.’

7 Sint Marten; zie Op de zalffles enz.