De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
(1937)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendInwydinge van den E. Heere Franciscus de Wit,
| |
[pagina 661]
| |
5[regelnummer]
Nu hy zich laet innewijdenGa naar voetnoot5
Om den Kruisheer na te treên,Ga naar voetnoot6
Op het voetspoor van zijn lijden,
Hier op d'aerde doorgestreên.
Sterk DE WIT met uw gebeden,
10[regelnummer]
Die vrywilligh en bereit
Kiest uw beide uitstekentheden,Ga naar voetnoot11
Armoede en ootmoedigheit;
Armoê, rijk door al 't ontbeeren,
En ootmoedigheit, zoo groot,
15[regelnummer]
Dat zy staetzucht en 't regeerenGa naar voetnoot15
Rustigh met de voeten stoot.Ga naar voetnoot16
In zijn jeught en eerste hetteGa naar voetnoot17
Zocht hy d'Italjaensche lucht,
En begroette te LoretteGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
't Heilighdom, niet zonder vrucht,
Ook de hooftstadt aller steden,
Daer Godts stedehouder zit,
Die voor zijne medeleden
Offert, en geduurigh bidt.Ga naar voetnoot18-24
25[regelnummer]
Maer om Christenrijk te vryenGa naar voetnoot25
Luste het dien jongeling
Den Erfvyant in Hongryen
Aen te tasten met de kling,
En in Cezars dienst getreden,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Stont op schiltwacht, hem ten spijt
Daer de Donau dan beneden,Ga naar voetnoot31
Dan van boven, aenstoot lijdt.Ga naar voetnoot32
Een rechtschapen staet niet ledigh.
Kandie, rontom bestreên,
35[regelnummer]
Roept den krijgshelt van Venedigh
Met zijn vaendel derwaert heen,Ga naar voetnoot35-36
| |
[pagina 662]
| |
Om de glori van den heilant
Te beschermen in dees wijk,Ga naar voetnoot38
Het van outs doorluchtigh eilandt,
40[regelnummer]
Eertijts hondert steden rijk.Ga naar voetnoot40
Maer hy wort hier neêrgeslagen
Van zijn eigen hantgranaet,Ga naar voetnoot42
En gevoelt de doot by vlaegen:Ga naar voetnoot43
Doch de hooghste, die hem slaet,
45[regelnummer]
Zulk een ramp ten beste wende,Ga naar voetnoot45
Zalft den kranken in den druk,
En verandert al d'elende
In een onverwacht geluk.
Nu versmaet hy 't zwaert te gorden
50[regelnummer]
In den dienst van 't vaderlant,
's Konings amptenaer te worden,
Om een kostelijker pant,Ga naar voetnoot52
En gevoelt een bly vertrooster,Ga naar voetnoot53
Die hem heendrijft naer den staet
55[regelnummer]
Van het Minderbroeders klooster,
Daer men 't al om Godt verlaet.Ga naar voetnoot56
Hoe, FRANCISCUS! in dees veders,Ga naar voetnoot57
Die het oogh uitwendigh ziet,
Koorde, geessel, haire kleeders,
60[regelnummer]
Schuilt noch duikt de monnik niet.Ga naar voetnoot60
Satan kan zich wel vermommen
Als een engel van het licht,
Maer zoo 't hart spreekt, dan verstommenGa naar voetnoot63
Wat de schijn verziert en dicht.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
't Zy zoo, zegt hy, maer die 't zegel
Aen dees heilige orden hing,
d'Innesteller van den regelGa naar voetnoot67
Wist dit mede zonderling:Ga naar voetnoot68
Evenwel hoe vreemt men oordeelt,
70[regelnummer]
Naer de werrelt trat hy heenGa naar voetnoot70
Met zijn eigen stichtzaem voorbeelt,Ga naar voetnoot71
Daer een Serafijn uit scheen.Ga naar voetnoot72
Godt, die u heeft uitgekoren
| |
[pagina 663]
| |
Tot dees waerdigheit, geef kracht,
75[regelnummer]
Dat gy zuiver en herboren
Lichten mooght in 's werrelts nacht,
Tot dat JESUS alle helden,
Die hier kampen voor zijn kroon,
Naer verdienste koom' vergelden
80[regelnummer]
Met hunn' toegeleiden loon.Ga naar voetnoot80
|
|