De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
(1937)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendLykklaght over den eerwaerdigen heer Henricus Blessius,
| |
[pagina 657]
| |
Het lasteren leedt hy geduldigh,
Naer 't voorbeelt van 't gekruiste Lam,
Aen ergernis noch opspraek schuldigh,
20[regelnummer]
En tegens niemant stuur noch gram.
Hy hiel met waeken en gebeden
Stantvastigh en geduurigh aen,
En zocht de kruisbaen op te treden,
Waer langs Godts Zoon is voorgegaen.
25[regelnummer]
Het lust hem 't krankbedt te bezoeken,
Te troosten in den lesten noot,
En hiel gesprek met stomme boeken,Ga naar voetnoot27
In yver noit verkoelt noch bloot.
Toen 's levens krachten hem begaven,
30[regelnummer]
De geest van flaeute allengs bezweek,Ga naar voetnoot30
Vloogh hy met blyschap in Godts haven,
Een uitgang, die geen doot geleek.Ga naar voetnoot32
Nu juicht en triomfeert hy boven
By d'Engelen in 't hemelrijk:
35[regelnummer]
Wy leggen hier om laegh verschoven,Ga naar voetnoot35
En weenen droevigh op zijn lijk.
De milde hemel wil het gevenGa naar voetnoot37
Dat wy ons spieglen aen zijn ent,
En volgen op zijn stichtigh leven,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
By Godt en d'Engelen bekent.
|
|