De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
(1937)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendOp het treurspel van Didoaant.Ga naar voetnoot*De dootsche Elize, uit donkre myrtewoudenGa naar voetnoot1
Verrezen, en van wanhoop aengevoert,Ga naar voetnoot2
Komt spoken, op den toon der overouden,Ga naar voetnoot3
In onze lucht, van dat gezicht beroert.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Zy ziet de vloot der Trooische bannelingen
Voor wint in zee heenzeilen in 't verschiet,
En kan van wraek zich toomen noch bedwingen.Ga naar voetnoot7
Nu gryptze 't zwaert des helts, die haer verliet.Ga naar voetnoot8
Maer och! geen zwaert vergoet dees nederlage,
10[regelnummer]
De schennis van haer naem, en faem, en eer.
Daer leghtze in 't bloet en zieltooght, gansch KartageGa naar voetnoot11
Stort anderwerf op 't lijck van Dido neêr.
De geest van Pels herbaert verstorve minne.Ga naar voetnoot13
Elk spiegle zich aen zijne Koninginne.
Justus Agrippinas.
|
|