Regelnummers proza verbergen
| |
| |
| |
Den edelen en eerentvesten Heere Jakob Hinlopen Vermaes, Out bewintheere der Groenlantsche Maetschappye.Ga naar voetnoot*
1 Indien mijn ooghmerk waere, door het verduitschen van Herku- 2 les in Trachin, Sofokles hooghdravenden stijl, en alle andereGa naar voetnoot2Ga naar voetnoot2-3 3 deughden, in zijne treurspeelen uitmuntende, voorby te streven, 4 zoo zoude mijn lierdicht, Horatius Flakkus, dien edelen FenixGa naar voetnoot4 5 der Latijnsche lierdichteren, ter eere toegezongen, alleen door 6 veranderinge van den naem, aldus op my passen:
Die tart, als Pan, Apolloos hoogen toon,
En krijght in 't endt den welverdienden loon
11 Sofokles, zeeghaftigh veltheer, en vorst der treurtooneelpoëzye,Ga naar voetnoot11 12 was Euripides tijtgenoot, welke beide deze kunst in top, en als opGa naar voetnoot12 13 het hoogh altaer zettende, in die koningklijke renbaene om strijtGa naar voetnoot13 14 liepen, en in een zelve jaer, volgends Apollodoors en DiodoorsGa naar voetnoot14 15 getuighenis, overleden; Sofokles van uitgestorte blyschap, gescheptGa naar voetnoot15 16 uit zijne triomfe, om het strijken van den prijs met zijn leste treur- 17 spel, in het negentighste jaer zijns ouderdoms, na achtien zegen-Ga naar voetnoot17
| |
| |
18 rijke overwinningen, onder zijne veltheerschappye, bevochten. Zoo 19 vierigh blaekte d'yver der Griexe vernuften, om, op het spoorGa naar voetnoot19-vlg. 20 der Chaldeen en Egyptenaren, boven andere volken in wijsheit 21 uit te steeken. Euripides, om zijnen tijtgenoot in dusdanige stoffe 22 niet toe te geven, voerde mede de Herakliden, of Herkules zoonen,Ga naar voetnoot22-23 23 en hunne zuster Makaria, en den dollen Herkules ten tooneele: enGa naar voetnoot23 24 Seneka, of wie het is, heeft sedert ook, in twee treurspeelen vanGa naar voetnoot24 25 Herkules, in het een Sofokles, in het ander Euripides, op zijne wijzeGa naar voetnoot25 26 nagebootst, zulx dat d'oude Griexe en Latijnsche schouburgen om 27 strijt van deze stoffe gewaeghden. Herkules hadde dry deelen derGa naar voetnoot27 28 weerelt aen zich verbonden door zijne natuur- en staetkennis enGa naar voetnoot28 29 starrewijsheit, het verdelgen der dwingelanden en gedroghten, en 30 invoeren van wijze wetten en goude zeden, in voege dat hem een 31 stoel, onder de halve goden, by de Latijnen Indigetes genoemt, wiertGa naar voetnoot31 32 ingeruimt, en een kerkwoudt, priesterdom, altaer, offerhande enGa naar voetnoot32 33 feest toegekeurt; gelijk, onder anderen, Virgilius dien naemhaftigenGa naar voetnoot33-vlg. 34 helt, met zijn pleghtigh offerfeest, en jaergetijdige staetsie, by koningGa naar voetnoot34 35 Evander, door zijnen Eneas helpt vieren, en met lofzangen verheer- 36 lijken. Herkules werden te Rome, in verscheide wijken, kerken enGa naar voetnoot36 37 altaeren, met byzondere titelen gebout en toegewijt. Herkules eer en 38 faem steigerde zoo hoogh, dat volken en steden om dien helt streden,Ga naar voetnoot38 39 elk met Herkules naem braveerde, de koningen hunne neven naerGa naar voetnoot39 40 hem vernoemden, en alle braven dien naem, gelijk eenen titel enGa naar voetnoot40-41
| |
| |
41 juweel, in het voorhooft voerden; zulx dat men, zoo Varro, de grooteGa naar voetnoot41-42 42 standertdraeger der afgodisten, zeght, in zijnen tijt, vierenveertighGa naar voetnoot42 43 van dien naem kon berekenen. Juno getuight van hem, in den dollenGa naar voetnoot43 44 Herkules,
45[regelnummer]
Indomita virtus colitur, & totoDeus
47 De heilige outvader Lactantius, handelende van den valschenGa naar voetnoot47 48 godtsdienst, arbeit hierom dapper, om de verleide zielen van dezen 49 afgodt [vader van zeventigh meest bastertkinderen, en zelf een 50 overwonnen bastert, en zoo diep in de harten der Heidenen gewor-Ga naar voetnoot50 51 telt] af te trekken, en ter kennisse van den eenigen waerachtigen 52 Godt te brengen. Hy ontdekt de schendige lasterstukken, en hetGa naar voetnoot52 53 onvermogen in rechtschape deughden van dien verwijfden, die, 54 eene wijl onder dwang van Omfale in joffersgewaet, de spil en naeltGa naar voetnoot54 55 hanteerde: want gelijk de zelve outvader zeght, niet gedroghten, 56 leeuwen, draeken, roofvoogels, en Amazonen temmen, maer zich 57 zelven van onmatige wellusten speenen, wraekgierige gramschap en 58 begeerlijkheden intoomen, is een grooter overwinninge, waerop ikGa naar voetnoot58-59 59 dit vaers paste,
Dan al 't aerdtrijk om te wroeten
Met den degen en de speer.
64 Dit dan aldus, met een snedigh onderscheit en gezont oordeel,Ga naar voetnoot64-65 65 ingezien, zoo kan het kunstigh vertoonen van Herkules val en ge-Ga naar voetnoot65 66 droomde vergodinge ons geen misbruik van andersins leerachtigeGa naar voetnoot66Ga naar voetnoot66-67
| |
| |
67 fabelen inplanten, nochte leeraeren aen eenige Heidensche godtheitGa naar voetnoot67 68 vergaepen. Wy brengen Sofokles tooneelwerk, nu omtrent twee-Ga naar voetnoot68-70 69 entwintigh eeuwen, by alle doorluchtige mannen en geletterde ver- 70 nuften in eere, te voorschijn, gelijk een kostelijk overschot, en volko-Ga naar voetnoot70-71 71 men voorbeelt van den ouden tijt, na de droeve nederlaegh van zooGa naar voetnoot71 72 veele goddelijke werkstukken, den nakomelingen noch gelukkigh 73 ter hant gekomen. De heer Hinlopen Vermaes, een begunstiger 74 van uitneemende schilderkunst, en geleerde schriften, en inzonder- 75 heit van heldenpoëzye, in verscheide taelen bekent, gelieve ons d'eerGa naar voetnoot75 76 te gunnen van zijne gedachten over dit werkstuk by gelegenheit 77 eens te laeten weiden, en te zien hoe elke personaedje hier, naer heu- 78 ren staet en eisch, zich zelve natuurlijk, zonder eenige opgeblazen-Ga naar voetnoot78 79 heit, uitbeelt, gelijk Apelles, ten tijde van Alexander den grooten, 80 zijne historien op het panneel tekende, en met levendige verwen,Ga naar voetnoot80 81 tot onsterflijken lof, ten toon stelde. Wie dit treurspel, in de weegh- 82 schaele van een bezadight oordeel, tegens den dollen ook EteeschenGa naar voetnoot82-83 83 Herkules van Seneka naeukeurigh opweeght, zal wel bevroeden hoe 84 de Latijnsche speelen van geleertheit gepropt zijn, maer bovenGa naar voetnoot84-85 85 hunne kracht gespannen staende, met luit roepen en stampen, deGa naar voetnoot85 86 Grieken poogen te verdooven, die ondertusschen hunne natuurlijkeGa naar voetnoot86 87 stem bewaeren, en, gelijk afgerechte musikanten, met kennisse be-Ga naar voetnoot87 88 gaeft, op de vereischte maet, de stem, naer den zin der woorden, 89 weeten te verheffen, en te laeten daelen, en hierom, op den zang-Ga naar voetnoot89 90 bergh, den prijs by d'allerwijste keurmeesters behouden. Uwe E.Ga naar voetnoot90 91 dit overweegende, zal hier van kunnen oordeelen. Ondertusschen 92 wensche ik altijt te blijven,
Uwe E.E. ootmoedige dienaer
J.v. Vondel.
| |
| |
| |
Inhoudt
Van het Trachinische treurspel, te voorschijn gebraght uit Apollodoors boekgalerye.Ga naar voetnoot*
1 Herkules, naer Kalydonie getogen, verlooft zich aen Deianier,Ga naar voetnoot1 2 koning Eneus dochter, en om dit huwelijk te voltrekken, most tegensGa naar voetnoot2 3 Acheloüs, by eenen stier geleeken, worstelen, en wrong hem denGa naar voetnoot3 4 slinken horen af. Maer Acheloüs nam den horen, en schonk dienGa naar voetnoot4Ga naar voetnoot4-6 5 aen Amalthea, koning Hemons dochter, die den horen bewaerde. 6 Dees hadde, zoo Ferecydes getuight, zulk eene kracht, dat hy denGa naar voetnoot6 7 bezitter, overvloedigh en zonder moeite, spijs en drank, naer zijnen 8 wensch, bestelde. Toen Herkules den Kalydonschen ThesfrotenGa naar voetnoot8Ga naar voetnoot8-10 9 beoorloghde, en de stadt Efyre won, daer konig Fylas heerschte, 10 quam hy in beddegenootschap met 's konings dochter Astyoche, 11 waeraen hy Tlepolemus won. By Eneus banketteerende, holp hy 12 Eunomus, Architelis zoon, Eneus bloetverwant, om hals, die hem,Ga naar voetnoot12Ga naar voetnoot12-14 13 zijnen dischgenoot, het hantwater gevende, met den vinger in de 14 zijde stiet. Hoewel dit den vader zwaer viel, noch scholt hy de mis-Ga naar voetnoot14-15 15 daet quijt. Herkules volgends de wetten, zich zelven met ballingschapGa naar voetnoot15 16 straffende, reisde naer Trachin, by Ceus. Na het voltrekken van zijnGa naar voetnoot16 17 huwelijk met Deianiere, quam hy aen den Euenusstroom, daer Nes-Ga naar voetnoot17 18 sus, het menschepaert, dit veer bewaerde, en Herkules zijnen dienstGa naar voetnoot18
| |
| |
19 aenboodt, om Deianier over te voeren, maer poogende haer te ver-Ga naar voetnoot19-20 20 krachten, kreetze om hulp, en hy wert van Herkules met eenen pijl 21 in de lenden geschooten. Nessus, op zijn sterven leggende, bevalGa naar voetnoot21 22 haer zijn bloet, met venijn der poelslange besmet, ter wonde uit-Ga naar voetnoot22 23 vloeiende, in een bus heimelijk te bewaeren, indienze zich van Her-Ga naar voetnoot23 24 kules liefde en genegenheit tot haer woude verzekeren. Herkules, het 25 geweste der Dryopen overtrekkende, en van dorst hygende, gemoeteGa naar voetnoot25 26 Theodamas, die zijne ossen wechdreef. Hier slaghte hy eenen os, en 27 hielt' er zijne maeltijt mede. In Trachin naer Ceus getoogen, wertGa naar voetnoot27-28 28 hy van hem onthaelt, na het overwinnen der Dryopen. In het weder-Ga naar voetnoot28 29 keeren voerde hy oorlogh tegens Eginius, der Doren koning. DeGa naar voetnoot29 30 Lapithen beoorloghden Eginius om de lantscheidinge, onder hetGa naar voetnoot30 31 beleit van Koronus. Eginius, belegert zijnde, zocht ontzet by Her- 32 kules, op dat dees midden in het lant zoude vallen. Koronus metGa naar voetnoot32Ga naar voetnoot32-33 33 anderen, aldus geslagen, zoo geraekte het gantsche lantgeweste door 34 Herkules bystant aen vrydom. Hy broght Allagoras, met zijne kin-Ga naar voetnoot34 35 deren, in Apolloos kerke banketteerende, om hals, gelijk eenenGa naar voetnoot35Ga naar voetnoot35-36 36 wrevelmoedigen, met den Lapithen in bontgenootschap getreden. 37 Cycnus, de zoon van Areus en Pelopia, hem in lijfgevecht uitdaegen- 38 de, broght hy ook om het leven. t'Orchomene gekomen, verslaetGa naar voetnoot38 39 hy koning Amyntor in het velt, die hem den wegh zocht af te snijden.Ga naar voetnoot39 40 Het heir in Trachin voerende, dwong hy Echalie, ter wraeke van ko-Ga naar voetnoot40 41 ning Eurytus. In krijghsverbont getreden met Arkaderen, Melissen,Ga naar voetnoot41 42 Trachineren, en Epikmenische Lokren, won hy hunne stadt, na hetGa naar voetnoot42 43 ombrengen van Eurytus. Hy begroef de dooden, die hem bestreden,Ga naar voetnoot43 44 naemelijk Hippasus, Ceus zoon, Argivus, en Melane, LycimniusGa naar voetnoot44 45 kinders, en voerde Iöle, na het verdelgen der stede, gevangen. ToenGa naar voetnoot45 46 Herkules te Ceneus, aen de kaep van Eubea, quam, boude hy JupijnGa naar voetnoot46Ga naar voetnoot46-47
| |
| |
47 te Ceneus eene kerk, en gezint offerhanden te slaghten, zont LichasGa naar voetnoot47 48 naer Trachin, om hem een heerlijk offergewaet te brengen. Dees 49 verkuntschapte Deianire hoe Herkules zich by Iöle droegh. Zy, be-Ga naar voetnoot49 50 ducht of haer man zijn hart op Iöle zetten moght, en bereght datGa naar voetnoot50 51 Nessus bloet, van de vergiftige poelslang besmet, een minnedrankGa naar voetnoot51 52 was, bestreek'er het offergewaet mede, dat Herkules gebruiken 53 zoude: maer het autaerkleet, door het venijn der poelslange heet 54 geworden, kankerde in zijn vel. Hy klonk Lichas, by de beenen op-Ga naar voetnoot54Ga naar voetnoot54-55 55 gegrepen, gelijk eenen Beotischen schicht om hoogh op eene rots. 56 Maer het gewaet, aen het lichaem klevende, wert met vleesch met al 57 afgescheurt. Herkules, aldus met doodelijk venijn besmet, wort met 58 een boot naer Trachin gevoert. Deianier, hier van verkunschapt, 59 verdeed zich zelve. Herkules, Hyllus, den outsten zoone, belastendeGa naar voetnoot59 60 Iöle te trouwen, wort op den bergh Eta gedraegen, en beveelt denGa naar voetnoot60 61 lijkhoutstapel, waerop hy lagh, in brant te steeken. Toen niemant 62 dit vier wou stooken, quam Pean of Apollo, zijne afgedwaelde kud-Ga naar voetnoot62 63 den zoekende, den lijkhoutstapel aensteeken, en genoot Herkules 64 pijlen tot eene vergeldinge. Men zeght dat eene wolk, recht hierGa naar voetnoot64-65 65 boven in brant geraekt, hem met eenen donderslagh ten hemel 66 voerde. Daer geraekte Herkules aen onsterflijkheit, en, met Juno ver- 67 zoent, troude de dochter Hebe, en won by haer Alexiare en Anicete.Ga naar voetnoot67
| |
Deianier. Herkules gemaelin.
Leervrou.
Hyllus. Herkules outste zoon.
Rey van Trachinische vrouwen.
Bode.
Lichas. Herkules schiltknaep.
Voester.
Raetsman.
Herkules. De zoon van Jupiter, en Alkmene.
|
-
voetnoot*
-
In de Titel; eerentvest: achtbaar. - Jakob Hinlopen Vermaes (1616-1685) behoorde tot het beroemde regentengeslacht der Hinlopens, waarmee Vondel vanaf zijn jeugd bekend is geweest (zie o.a. Dl. I, blz. 781 en voor dèzen Hinlopen Dl. V, blz. 574; vgl. Joh. E. Elias De Vroedschap van Amsterdam, Dl. I, blz. 310). In 1654 was Jakob Hinlopen Vermaes bewindhebber van de Noordsche Compagnie (= Groenlantsche Maetschappye).
-
voetnoot2
-
Trachin, plaats in het landschap Malis, bij de Oeta; hooghdravend: verheven; Vondel geeft weer het Latijnse sublimis van Quintilianus, Instit. Orat. X, 1. 68 en van Grotius (Prolegomena bij de Phoenissae van Euripides, bl. 3), zie Opdracht bij de Ifigenie, r. 16; verder Dl. VIII, bl. 857, aant. 85.
-
voetnoot2-3
-
alle andere deughden: in dit verband moet V. doelen op Sophocles' in acht nemen van het ‘decorum’, zijn zin voor het harmonische (het wel-geevenredigde) en zijn bondigheid.
-
voetnoot4
-
mijn lierdicht: V.'s gedicht De Roomsche Lier; zie daarvoor Dl. IV, blz. 61; aldaar ook de verklaring van de volgende regels (7-10).
-
voetnoot7-10
- Vgl. voordeze geschiedenis Herscheppinge, Boek XI, vs. 230-vlg.; V. variëert deze aanhef van zijn Roomsche Lier ook nog elders; zie daarvoor Molkenboers uitgave van de Lucifer, Zw. Herdr., blz. XX.
-
voetnoot11
-
veltheer: zie Dl. VIII, bl. 856, aant. 49; vorst der treurtooneelpoëzye; vgl. Plinius, N.H. VII, 109: Sophocles tragici cothurni princeps.
-
voetnoot12
-
Euripides tijtgenoot; Sophocles werd ± 496 geboren, E. ± 480; beiden stierven in 406; in top; nl. na Aeschylus, vgl. Dl. VIII, blz. 855, aant. 47.
-
voetnoot13
-
op het hoogh altaer, een stout anachronisme; in die .... renbaen .... liepen; hetzelfde beeld in de Opdracht van de Ifigenie in Tauren, r. 4-6 (met aantekening).
-
voetnoot14
-
Apollodorus, geleerde uit de 2de eeuw voor Chr.; dit ‘getuighenis’ in zijn Chronica; Diodorus Siculus (tijdgenoot van Augustus) deelt hetzelfde feit mee XIII, 103.
-
voetnoot15
-
van uitgestorte blyschap (vgl. Lat. effusus): door overmaat van blijdschap. Deze onbetrouwbare mededeling stamt uit de Vita Sophoclis.
-
voetnoot17
-
na achtien zegenrijke overwinningen; bij deze 18 overwinningen in de toneelwedstrijden bij de Dionysusfeesten komen nog 6 dergelijke overwinningen tijdens de kleine Dionysusfeesten (Euripides behaalde in 't geheel 5, Aeschylus 12 dergelijke overwinningen); onder zijne veltheerschappye is dus ook overdrachtelijk op te vatten.
-
voetnoot19-vlg.
-
zoo vierigh .... sluit slecht aan ten gevolge van V.'s neiging om sterk verkortend weer te geven wat hij bij de humanisten heeft gelezen. Ten grondslag ligt hier een fictieve constructie van Hellenistisch-Egyptische oorsprong, meegedeeld bij Diodorus Siculus I, 23, volgens welke de oorsprong van alle wijsheid in Egypte zou liggen; vandaar zou ze gebracht zijn naar de Chaldeeën in Babylon enerzijds, naar Griekenland anderzijds. Vondels uitgangspunt is geweest een uiteenzetting, waarin vermeld was het orakel van Delphi: wijs is Sophocles, wijzer Euripides, de wijste van allen echter is Socrates (zie Opdracht Ifigenie, r. 20).
-
voetnoot22-23
-
de Herakliden enz.; in werkelijkheid is het niet uit te maken, welke van beide dichters het eerst deze stof heeft behandeld. In de Herakliden worden behandeld de lotgevallen van de zoons van Hercules; hun zuster Makaria offert zich op om hun het leven te redden.
-
voetnoot23
-
de dolle Herkules: Euripides' Hèraklès mainomenos, waarin Hercules, die door Hera krankzinnig is gemaakt, zijn vrouw en haar beide kinderen doodt.
-
voetnoot24
-
Seneka, of wie het is; zie dl. VIII, blz. 856, aant. 49-50.
twee treurspeelen, nl. Hercules furens en Hercules Oetaeus (zie de aant. bij titelblad).
-
voetnoot25
-
op zijne wijze; zie daarvoor deze Opdracht, r. 81 vlgg.; zulx dat: zodat.
-
voetnoot27
-
gewaegen: daveren, weergalmen; dry deelen der weerelt, nl. Europa, Azië en Afrika.
-
voetnoot28
-
verbonden: verplicht; natuur- en staetkennis en starrewijsheit (sterrekunde): de drie kenmerkende onderdelen van de (antieke) beschaving.
-
voetnoot31
-
Indigetes; het woord dient op zichzelf niet ter aanduiding van de halfgoden, maar van de inheemse goden (en heroën); de Romeinen duiden hun oorspronkelijke stamgoden met deze naam aan (vgl. Dl. VI, blz. 218, aant. 496).
-
voetnoot32
-
kerckwoudt (lucus): een heilig (Hercules gewijd) woud.
-
voetnoot33-vlg.
- Voor de hier volgende passage raadplege men in Dl. VI het VIIIste boek van de Eneas, r. 125, 205, 288-vlg.
-
voetnoot34
-
jaergetijdige staetsie: plechtig jaarlijks terugkerend herdenkingsfeest.
-
voetnoot36
-
wijk: stadswijk; met byzondere titelen (opschriften); bijv. Hercules Victor, Custos, salutaris, Sullanus (op een tempel door Sulla aan H. toegewijd).
-
voetnoot38
-
volken en steden ... streden; de Egyptenaren, Indiërs en Grieken beweerden respectievelijk dat H. uit hun land geboortig was; naar H. genoemd is bijv. Herculaneum; vgl. ook namen als het Herculische Tibur.
-
voetnoot39
-
neven (nepotes): nazaten. V. zal in zijn bron een zin van dezen aard gelezen hebben: nepotes se dicebant = noemden zich H.'s afstammelingen (en die verkeerd hebben opgevat). Dit deden de koningen van Sparta en Macedonië.
-
voetnoot40-41
-
alle braven .... voerden; zie Varro, bij Servius: Ad Aeneïdem VIII, 564; deze noemt 44 verschillende Herculessen, maar voegt er aan toe dat ‘qui robore praestiterunt’ zich zo genoemd hadden; eenen titel en juweel: een eretitel; in het voorhooft voeren: te prijk lopen met.
-
voetnoot41-42
-
de .... standertdraeger der afgodisten: de meest gezaghebbende onder de heidense schrijvers over godsdienst; Marc. Ter. Varro, tijdgenoot van Cicero, schreef o.a. Antiquitates rerum divinarum.
-
voetnoot42
-
vierenveertigh; zie aant. 40-41; berekenen: opsommen.
-
voetnoot43
-
Juno getuight ...., nl. in Hercules furens, vs. 39-vlg.: (Overal, van west tot oost) ‘wordt zijn onbedwingbare moed verheerlijkt en over de gehele wereld spreekt men van hem als een God’ (vgl. aant. 24 en zie de Lat. aanh. r. 45-46).
-
voetnoot47
-
de heilige outvader (kerkvader) Lactantius (3de eeuw na Chr.); zie zijn Divinarum Institutionum libri septem, liber I, 18 (en daarbij ook het ten dele aanvullende Epitome).
-
voetnoot50
-
een overwonnen bastert: een in overspel gewonnen bastaard.
-
voetnoot52
-
ontdekken: bloot leggen; de schendige lasterstukken: de schandelijke wandaden.
-
voetnoot54
-
Omfale: koningin van Lydië, bij wie H. een jaar lang vrouwenarbeid moest verrichten; spil, als symbool van vrouwenwerk (spinarbeid).
-
voetnoot58-59
-
waerop .... paste: waarop ik dit toepasselijk gedichtje maakte.
-
voetnoot60-63
- Vergelijk voor de aan dit ‘vaers’ ten grondslag liggende sententie een artikel in de Vondelkroniek III, blz. 161-vlg. van de hand van Dr. W.M.A. van de Wijnpersse, die blz. 169 een parallel uit Seneca geeft (Thyestes vs. 344-vlg.) en een andere uit Garnier, (Les Juifves, vs. 1017-vlg.); daarnaast verdient vermelding de overeenkomstige uitspraak in Spreuken, XVI, 32; 't eilant van geen zeven voeten is natuurlijk de mens.
-
voetnoot64-65
-
dit .... ingezien (absol. constr.): indien men dit .... inziet. Volgens de door de Stoïci tot de latere Oudheid gekomen allegorische verklaring van de Hercules-mythe zijn de beroemde ‘werken’ van Hercules symbolisch te verstaan als onderwerping van het lichamelijk-zinnelijke aan de geest. Bij Vondel, die hier een uitvoerige beschouwing, waarin (naar aanleiding van Lactantius' verfoeien van de Hercules-verering) van deze allegorische opvatting gewag moet zijn gemaakt, slecht excerpeert, hangt de uitspraak dit .... ingezien geheel in de lucht; snedigh onderscheit: scherp onderscheidingsvermogen.
-
voetnoot65
-
het kunstigh vertoonen: het in een kunstwerk ten tonele brengen; val; bedoeld is: lichamelijke ondergang (dood).
-
voetnoot66
-
gedroomd: verdicht; anders dan in Seneca's Hercules wordt in het stuk van Sophocles van een vergodinge = apotheose (zie Inhoud, r. 65) niet gerept; vgl. de aant. bij vs. 1247; misbruik; volgens de allegorische theorie der latere Oudheid berustte het gehele antieke polytheïsme op het onvermogen van de oningewijde massa om de symbolische betekenis van de door wijzen geschapen mythen te doorgronden. Men vergelijke vooral de door Geerts (Vondel als classicus enz.) blz. 82 aangehaalde passages uit Vondel (met name Bespiegelingen IV, 1125-35).
-
voetnoot66-67
-
ons .... inplanten: geen verderfelijk geloof aan op andere (allegorische) wijze op te vatten verdichtsels in ons wortel doen schieten (de bedoeling is dus: het ten tonele brengen van fabels uit de Oudheid zal niet leiden tot afgoderij, mits men voor ogen houde dat de heidense fabel een allegorische zin heeft); voor misbruik dat hier voorkomt in de zin van verkeerd begrip zie men Bespiegelingen IV, vs. 1128.
-
voetnoot68-70
- te voorschijn brengen: in scaenam producere, zie Opdracht Koning Edipus, r. 47.
-
voetnoot75
-
in .... bekent: bekend met (thuis in) verschillende talen.
-
voetnoot78
-
staet: rang, positie, leeftijd, sekse enz.; opgeblazenheit: gezwollenheid (vgl. Dl. III, blz. 642, r. 36; o.a. Heinsius spreekt van Seneca's tumere in zijn Hercules Oetaeus).
-
voetnoot80
-
historie: geval; Apelles was beroemd om zijn bedrieglijke nabootsing van de natuur (anecdoten bij Plinius).
-
voetnoot82-83
-
dollen ook ....: de Hercules furens én de Hercules Oetaeus, zie aant. 24.
-
voetnoot85
-
luit roepen en stampen doelt op de mateloze hevigheid in het uitbeelden der affecten.
-
voetnoot86
-
de Grieken: de spelen der Grieken; verdooven: overschreeuwen.
-
voetnoot89
-
op den zangbergh: op de Helicon (heilig aan Apollo en de Muzen); versta: op 't gebied der kunst.
-
voetnoot90
-
keurmeesters: zie de bladzijde na de titelpagina.
-
voetnoot*
-
Inhoudt; bij de Titel: Apollodoors Boekgalerye; de aan pseudo-Apollodorus' Bibliotheca (historica) ontleende ‘Inhoudt’, die verschillende daden van Hercules vermeldt, zonder verband met het treurspel van Sophocles, staat met toegevoegde Latijnse vertaling afgedrukt in de Sophocles-uitgaven van Commelinus en Stephanus. Vondels weergave berust op het vrijwel overal juiste, maar door hem op verschillende plaatsen niet begrepen Latijn.
Opmerking: Ap. voor een woord of passage betekent, dat dààr tussen Latijnse vert. en Grieks origineel in 't algemeen overeenstemming bestaat; Gr. leidt vert. van de oorspr. tekst. Lat. de Latijnse vertaling in.
-
voetnoot1
-
Kalydonië; Calydon: hoofdstad van Aetolie, aan de westelijke oever van de Euënus (r. 17), residentie van koning Oeneus (r. 2); vgl. de aant. bij vs. 6; Deianier: Deianira; aldús V. ook tot vs. 94.
-
voetnoot2
-
dit huwelijk: het huwelijk met haar; overeenkomstige constructies in de Oedipus-vertaling en hier r. 18.
-
voetnoot3
-
Acheloüs, grensrivier tussen Aetolië en Acarnanië, de grootste rivier van Griekenland, verpersoonlijkt als godheid; zie verder vs. 8; by .... geleeken: vergeleken met (letterlijk naar Lat.); maar 't Gr. zegt: in de gedaante van een stier.
-
voetnoot4-6
-
Maer .... bewaerde. Ap..: ‘Ach. echter kreeg zijn hoorn terug, terwijl hij in ruil daarvoor afstond de hoorn van Amalthea; deze nl., de dochter van koning Hemonius, bezat een stierenhoorn’. (Volgens de gangbare voorstelling bezat zij een geitenhoorn, de zogenaamde hoorn des overvloeds; zie r. 7).
-
voetnoot6
-
Pherecydes, niet de beroemde wijsgeer-theoloog (van Syrus) uit de zesde eeuw voor Chr., maar de geschiedschrijver Ph. (van Athene) ± 450 voor Chr. Het IIIde boek van diens Genealogieën handelde over Hercules.
-
voetnoot8-10
-
Toen .... beoorloghde; Ap.: ‘Hercules beoorloogde met (cum = Vondels toen) de Calydoniërs de Thesproten (in Epirus), veroverde .... en kwam ....’; Ephyra, het tegenwoordige Janina.
-
voetnoot12
-
Architelis (genitiefvorm): van Architeles.
-
voetnoot12-14
-
die .... stiet; Ap.: ‘hem (Eunomus) treffend met een oorveeg, toen hij het water om de handen in te wassen voor hem uitgoot’ (hij bespatte Hercules op onhandige wijze).
-
voetnoot14-15
- onjuist, als Lat. Gr.: ‘Daar Hercules echter niet de bedoeling had gehad den jongen man te doden, vergaf de vader hem.’
-
voetnoot16
-
naer Trachin, by Ceus: naar Ceyx, woonachtig in Trachis.
-
voetnoot17
-
den Euenusstroom, zie de aant. bij r. 1.
-
voetnoot18
-
menschepaert: centaur; daer: (op dié plaats) waar; vgl. Fenic. vs. 704; dit veer bewaerde: het ambt van veerman over deze rivier vervulde (door de mensen er over te dragen).
-
voetnoot19-20
-
poogende .... verkrachten; de absolute constructie is in strijd met tegenwoordig taalgebruik: het subject bij poogende is Nessus.
-
voetnoot22
-
met .... besmet, toevoeging van den Latijnsen vertaler; de poelslange: de Hydra (van Lerna).
-
voetnoot25
-
Dryopen: volksstam in Epirus, ten Oosten van de Thesproten (r. 8).
van dorst hygende; Ap.: ‘verstoken van voedsel’.
-
voetnoot27-28
-
wert .... onthaelt; Ap.: ‘werd opgenomen’ (als gast)
-
voetnoot28
-
na .... Dryopen; Ap.: ‘en hij onderwierp voor hem ....’; in het wederkeeren; Ap.: ‘opnieuw van daaruit (uit Trachis) opgetrokken’.
-
voetnoot29
-
Eginius; lees: Egimius, koning van de Doriërs; tegens E. ....; Ap.: ‘als bondgenoot van E.’ (zie r. 31).
-
voetnoot30
-
de Lapithen: een bergstam in Thessalië; om de lantscheidinge: wegens een grensgeschil.
-
voetnoot32
-
opdat ....; Ap.: ‘en zegde hem een deel van zijn gebied toe’.
-
voetnoot32-33
-
Koronus .... geslagen, absolute constructie; Toen dan Coronus en anderen met hem gedood waren, geraakte ....
-
voetnoot35
-
in .... banketteerende: een overwinningsfeest vierende in de tempel van A.
-
voetnoot35-36
-
gelijk .... getreden: daar deze een geweldenaar was en bondgenoot van de Lapithen (de constructie gelijk ... naar het Lat.: ut qui esset).
-
voetnoot38
-
Orchomene; versta: Orchomenus, stad in Boeötië.
-
voetnoot40
- Nadat hij het leger in Tr. had gebracht .... Ap.: ‘In Trachis aangekomen bracht hij een leger op de been tegen Oechalia (zie aant. vs. 75) om zich te wreken op Eurytus’; dwingen: bedwingen, onderwerpen.
-
voetnoot41
-
Arkaderen: Arcadiërs; Melissen, Trachineren; Ap.: ‘Maliërs uit Trachis’ (zie vs. 191).
-
voetnoot42
-
Epikmenische Lokren; versta: Epiknemidische (op de uitloper van een berg wonende) Locriërs (tegenover Opuntische); hunne stadt, onjuist; Ap.: ‘de stad’ (nl. die van Eurytus).
-
voetnoot43
-
Hy ... bestreden; Ap.: ‘diegene van zijn strijdmakkers die gesneuveld waren, begroef hij.’
-
voetnoot45
-
Iöle: dochter van koning Eurytus; voerde .... gevangen: voerde als krijgsgevangene met zich.
-
voetnoot46
-
Ceneus: Cenaeum, een voorgebergte van Euboea.
-
voetnoot49
-
hoe .... droegh; Ap.: ‘wat er met I. was gebeurd.’
-
voetnoot50
-
bereght: onderricht (door Nessus); Ap. echter: ‘werkelijk menend’ (zie r. 24).
-
voetnoot51
-
een minnedrank; Gr.: ‘een tovermiddel om liefde op te wekken’ (drank past niet in het verband).
-
voetnoot54-55
-
Hy ... rots, onjuist. Ap.: ‘hij greep L. bij de voeten en slingerde hem van (Boeötië's) kust naar beneden’; iemand klinken op: zo werpen dat hij blijft hangen aan.
-
voetnoot59
-
den .... zoone: zijn .... zoon; belastende: opdracht gegeven hebbende.
-
voetnoot62
-
Pean of Apallo; Ap.: ‘Poeas’, de vader van den bekenden Philoctetes, die later, tijdens de oorlog tegen Troje, de pijlen van Hercules in zijn bezit heeft (V. denkt aan Paean = Apollo).
-
voetnoot64-65
-
dat .... geraekt; Ap.: ‘dat, toen de brandstapel eenmaal vlam had gevat, een wolk zich onder Hercules heeft samengepakt en hem ....’.
-
voetnoot67
-
de dochter: haar dochter; vgl. r. 60; Alexiare en Anicete; versta: Alexiares en Anicetes (twee knapen).
-
voetnoot*
-
De Toonelisten: Leervrou naar het Lat. paedagogus mulier; vs. 51-vlg. geven een verklaring van deze naam; Gr.: ‘dienares’. - Raetsman; Sophocles: ‘Oude man’.
|