De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
(1937)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 463]
| |
Den weledelen en grootachtbaeren heeren, Mr. Lambert Reinst, Cornelis van Vlooswyk, heere van Vlooswijk &c. Cornelis de Vlaming van Outshoren, heere van Outshooren &c. Mr. Gilles Valkonier,Regeerende Burgermeesteren en Raeden van Amsterdam.1 Indien men menschen by planten magh gelijken, zoo slachtenGa naar voetnoot1 2 staetzuchtigen het klimop, dat, naer zijnen aert genoemt, geduurighGa naar voetnoot2 3 by de muuren opklimt. Zoodaenigen openbaeren zich de magh-Ga naar voetnoot3 4 tigen, die, noit met hunnen staet vernoeght, altijt poogen hoogerGa naar voetnoot4 5 in top van mogentheit te steigeren, en op glimpige titels hunneGa naar voetnoot5 6 nagebuuren en anderen onrechtvaerdigh beoorlogen. Hierom 7 wort de gansche weerelt zonder ophouden omgeroert, gelijk eenGa naar voetnoot7 8 ongestuimige zee, waerin ontelbaere vorstendommen, en volken 9 schipbreuk aen goet en bloet en have lijden, en jammerlijk ver- 10 gaen. Alexander de Groote, Persien en ten deele Indien over-Ga naar voetnoot10-13 11 winnende, bedroefde zich, toen hy hoorde dat'er meer weerelden 12 waren dan deze, met onze voeten betreden, en blaekte van oor- 13 loghsyver om hooger op te trekken, ten waere zijne MacedoniersGa naar voetnoot13 | |
[pagina 464]
| |
14 en Grieken hem bezweeken. Keizer Vespaziaen, wreeker vanGa naar voetnoot14 15 Godts doot, bekommerde zich noch, op zijn dootbedde zieltoo- 16 gende, om de paelen des Roomschen rijx wijder uit te zetten. DezeGa naar voetnoot16 17 onverzaetzaeme heerschzucht past op recht nochte onrecht, ookGa naar voetnoot17 18 op geene eeden verbonden en bloetverwanschappen, en voert 19 den zoon tegens den vader, broeder tegens broeder aen. Zoo wer-Ga naar voetnoot19 20 den de muuren van Rome, namaels het hooft der heerschappyen,Ga naar voetnoot20 21 geleght in bloet der gebroederen Romulus en Remus.Ga naar voetnoot21
Fraterno primi maduerunt sanguine muri:Ga naar voetnoot22
23 Montagne, ridder van Sint Michiel, wil den gebroedertwist eenigh-Ga naar voetnoot23 24 zins, als niet vreemt verschoonen: dewijl gebroeders, gelijk inGa naar voetnoot24 25 een zelve spoor hun avontuur en geluk zoekende, de wagensGa naar voetnoot25 26 slachten, welker assen elkandere te na komende, lichtelijk onder- 27 ling schokken en verwarren. Het treurspel der Thebaensche 28 gebroederen hier van den wijzen Euripides ten tooneele gevoert,Ga naar voetnoot28 29 bekrachtight dit mede, en nietemin taisteren d'oude Grieken, zooGa naar voetnoot29 30 Plutarchus getuight, het bloedigh lijfgevecht der gebroederen, enGa naar voetnoot30 31 oorlogh voor Thebe, gelijk een schendigh lasterstuk, met denGa naar voetnoot31Ga naar voetnoot31-32 32 toenaem van eene Kadmische overwinninge.
Nulla fides regni sociis, omnisque potestas
Impatiens consortis erit.Ga naar voetnoot33-34
35 De doorluchtige heer Hugo de Groot, namaels gezant der kroone 36 en koninginne van Sweden, op Loevestein ter eeuwige gevange-Ga naar voetnoot36 37 nisse gedoemt, om zijne stantvastigheit in 't verdaedigen van 38 's lants vrydom en hantvesten, koos in den kerker, onder andere 39 oefeningen, de vertaelinge uit van dit treurspel, de kroon van alleGa naar voetnoot39-vlg.Ga naar voetnoot39 40 Euripides werken, het welk hy, sedert door Godts genade verlost, | |
[pagina 465]
| |
41 te Parijs voltrok, van waer de koninglijke gezant my gewaerdighdeGa naar voetnoot41 42 eenen afdruk toe te zenden, met eene lofreede zoo heerlijk ver-Ga naar voetnoot42 43 ciert, dat'er niet kan toegevoeght worden zonder het werk te ver- 44 ongelijken.Ga naar voetnoot44 45 Nu neeme ik de vrymoedigheit my zelven d'eer te geven dezeGa naar voetnoot45 46 vertaelinge den heeren Burgemeesteren op te draegen, naerdien 47 de schriften van dien onsterflijken man, overal De Groot en eerlijkGa naar voetnoot47 48 en heerlijk, u ten hooghste behaegen, en in 't byzonder het boekGa naar voetnoot48 49 van het recht van oorloge en vrede, waermede de geleertste be- 50 dienaers van staet, als by Themis onfaelbaer orakel, in tijt vanGa naar voetnoot50 51 bekommeringen zorghvuldigh te rade gaen, om hunne heeren 52 meesteren ten beste te dienen. Ontfang dan, weledelen heerenGa naar voetnoot52 53 dit verduitschte tooneelwerk naer uwe heuschheit, en guntme altijtGa naar voetnoot53 54 te blijven Uwe weledele onderdaenige dienaer
J.v. Vondel. | |
[pagina 466]
| |
Inhoudt der gebroederen van Thebe.Ga naar voetnoot*1 Eteokles, in het rijk van Thebe gezeten, weigert den broeder Polynices zijn erfdeel. Dees,Ga naar voetnoot1 2 nu balling, t'Argos gekomen, troude Adrastus dochter, en blaekende van begeerte om wederGa naar voetnoot2 3 zijn vaderlant te bezoeken, vergaderde door schoonvaders raet een leger, tot dien optoghtGa naar voetnoot3 4 noodigh, en rukte voor Thebe. De moeder Jokaste, hier van verkuntschapt, verwerft hemGa naar voetnoot4 5 vrygeleide om in de stadt te komen, en met zijnen broeder te handelen van de voorwaerden,Ga naar voetnoot5 6 ter heerschappye dienstigh. Maer toen Eteokles stijf op het bezit des rijx staen bleef, konGa naar voetnoot6 7 Jokaste de zoons niet bevredigen, waerom Polynices ter stede uitging, en zich ten oorloghGa naar voetnoot7 8 toeruste. Toen spelde waerzegger Tiresias den Thebaenen d'overwinninge met dit beding,Ga naar voetnoot8 9 indien Meneceus, Kreons zoon, zich zelven aen Mars opofferde. Maer Kreon weigerdeGa naar voetnoot9 10 zijnen zoon der stede ten beste te geven. De zoon kante zich hiertegen, en toen de vader 11 hem reisgelt gaf om te vlughten, voerde hy dit opzet uit, en nam zich zelven het leven. AldusGa naar voetnoot11 12 geraekten d'oversten der Argiven door de Thebaenen om hals. Maer Polynices en zijn broeder 13 behouden gebleven, traden in een dootlijk lijfgevecht. De moeder, hen ziende zieltoogen, be-Ga naar voetnoot13 14 nam zich zelve met haer eige hant het leven. Haer broeder Kreon aenvaerde het rijk, enGa naar voetnoot14 15 ondertusschen braeken d'Argiven hun leger voor de vesten op. Kreon verbittert op de vyanden,Ga naar voetnoot15 16 van Kadmus burgerye verslagen, versteektze van het graf. Hy laet Polynices onbegravenGa naar voetnoot16 17 leggen, en drijft Edipus in ballingschap, ten deele volgens het menschelijk recht, ten deeleGa naar voetnoot17 18 uit wraeke, en zet het medelijden over een anders elende aen d'eene zijde.Ga naar voetnoot18 19 Een oude getuighenis. 20 Het treurspel der Thebaensche gebroederen is gepropt met eene barninge van hartstoghten:Ga naar voetnoot20 21 want Kreons zoon, van de muuren springende, sterft ten beste van zijn vaderlant. De ge- | |
[pagina 467]
| |
22 broeders, zich onderling wondende, geraeken om hals. De moeder Jokaste verdoet zich zelve 23 op haere doode zoonen. De Argiven, tegens Thebe met hunne heirkracht opgetogen, worden 24 verslagen. Polynices leght onbegraven. Edipus wort ten vaderlande uitgestooten, met zijne 25 dochter Antigone. Behalve dit is het treurspel gestoffeert met tooneelisten, en heerlijke enGa naar voetnoot25 26 uitgeleze spreuken.Ga naar voetnoot26 | |
De tooneelisten.Ga naar voetnoot*Jokaste. De voestervader van Antigone. Antigone. Rey van Feniciaensche vrouwen. Polynices. Eteokles. Kreon. Meneceus. Tiresias. Bode. Anderde Bode. Edipus. |
|