De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
(1937)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 216]
| |
Jammerklaght Over de gruwsame verwoestinge van Londen.aant.Ga naar voetnoot*
Inclementia Divûm
De helsche stookebrant der BrittenGa naar voetnoot1
Stak juichende den Vliestroom aen,
En Schelling, daer de visschers zitten
In armoede, om den kost belaên.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Zy zaten bang, den moort ontvloden,Ga naar voetnoot5
Met vrouwe, en kinderen, en vee,
In duin, half levenden, half dooden,
En klaeghden droef dit hartewee
Aen Godt, en hun bekretene oogen.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Zy schreiden: Heer, ontferm, ontferm:
Terwijl de vlammen opwaert vloogen,
De stommen onder dat gekermGa naar voetnoot12
Zich mengden met een deerlijk loeien:Ga naar voetnoot13
Gedooght de hemel dat gewelt,
15[regelnummer]
Die maghtigh is de hel te boeien,Ga naar voetnoot15
Het eilant, dat in traenen smelt,
Vermagh te troosten uit genade?
Maer onder 's volx gejammer zit
De Godtheit zelf om hoogh te raede.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Genade, aen d'eene zy, verbidt.Ga naar voetnoot20
Rechtvaerdigheit, aen d'andre zijde,
Bepleit de zaek voor 't hoogh gericht.
| |
[pagina 217]
| |
d'Aertsrechter velt, eer droef dan blijde,
Het vonnis. uit zijn aengezichtGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
En oogen sprengkelen de vonken
Van 's hemels wraek, te lang geterght,Ga naar voetnoot26
Als zwavelvier, uit rots geklonken,Ga naar voetnoot27
Door wrevel, haer te trots geverght.Ga naar voetnoot28
Die vonken vatten in het tonder,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Der zee- en kerkermoordery.Ga naar voetnoot30
Hier stookt een storm van 't noorden onder,
En voedt de vlam, die los en vry
Gaet weiden over 's konings huizen,Ga naar voetnoot33
En weit gebou en kerken af.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Men hoort de vlammen vreeslijk bruizen.
Zoo wort, als in een gruwelgraf,
d'Aeloude stadt in asch gedolven,Ga naar voetnoot37
En rook en smook. de viergloet raest,
Gelijk een roode zee vol golven,
40[regelnummer]
Daer Godts orkaen in brult en blaest.
Waer is nu 's rijx triomfgeschater
Om Schelling, en het brandend Vlie?
Nu kan Neptuin,Ga naar margenoot* met al zijn waterGa naar voetnoot43
Van zee en Teems, noch schelm, noch spie,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
En aertsverraeder, 't vier niet blusschen.
Daer zinkt de koningsmoorders stoel,Ga naar voetnoot46
Als onlangs out Byzanssen, tusschen
Vier elementen, in een' poel.Ga naar voetnoot47-48
De val van Londen, 's konings zetel,
50[regelnummer]
Verheffe niemant. 's nabuurs plaeghGa naar voetnoot50
Geef' niemant stof, om ook vermetel
Te groeien in de nederlaeghGa naar voetnoot52
Van zulk een weerelt op zich zelven,Ga naar voetnoot53
En afgescheiden door den vloet.
55[regelnummer]
Pallaizen, winkels, en gewelven,
Van pest besmet, en omgewroet,Ga naar voetnoot56
| |
[pagina 218]
| |
Beweegen Turk en Barberyen
Tot mededoogen, daer men Job,Ga naar voetnoot58
Als op een' mesthoop, hoort in lyen
60[regelnummer]
Zijn leedt met eenen vollen krop
Uitschudden in veel duizend zielen,Ga naar voetnoot60-61
Die plotzeling, en slagh op slagh,
Op 't pestigh kerkhof nedervielen.Ga naar voetnoot63
Europe zal dien nacht en dagh,
65[regelnummer]
Vier etmael lang, veele eeuwen smarten,Ga naar voetnoot65
Door alle koopsteên. Heilant, troost
En spijst de hongerige harten,
Die naekt ontvloôn, en half geroost,
Op 't velt verstroit, om noodruft zuchten.Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Braveerder, die den OceaenGa naar voetnoot70
De vork ontweldight, kuntge vlughten,Ga naar voetnoot71
Ontvlught Godts wraekvier, zwart gebraên.
Uw Teemsstroom, op den gront gedoken,
Beklaeght, in 't diepste van zijn kil,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Dat, zijne horens afgebroken,Ga naar voetnoot75
Het water hem ontzinken wil.
Hy scheurt 't gezengde haer aen flarden,
En schreit om lessing in dien brant.Ga naar voetnoot78
Dat leert verstokt in quaet volharden,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Schoffeeren havens, kust, en strant!Ga naar voetnoot80
Fortuin noit schooner tafels dekteGa naar voetnoot81
Met winkelstoffen op een ry.
De gloênde tong der vlamme lekte,
Verslingert op dees lekkerny,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
De daken, rijk van zijde waren,Ga naar voetnoot85
Gesteente, gout, en zilvren schat,
By een gesleept, veel hondert jaeren.
O koopbeurs van de rijkste stadt!
Gy hebt naer uw bederf gedongen,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Uit dertlen trots, en bleek van nijt,Ga naar voetnoot90
| |
[pagina 219]
| |
Dien zeevloek KAREL afgedrongen,Ga naar voetnoot91
Daer al de weerelt last by lijdt.Ga naar voetnoot92
Daer leght de stapel, uw vertrouwen,Ga naar voetnoot93
Zoo vlak als Tyrus aen het meer,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
In eenen puinhoop van gebouwen
Bestulpt. zoo helpt geen tegenweer.Ga naar voetnoot96
Gy zwoert te water elk te stroopen:Ga naar voetnoot97
Nu leght uw kroon in 't vier verzoopen.Ga naar voetnoot98
J.v. Vondel.
t'Amsterdam, voor de weduwe van Abraham de Wees, op den Middeldam, in 't Nieuwe Testament. 1666. |
|