De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
(1937)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 206]
| |
De zeetriomf der Vrye Nederlandenaant.Ga naar voetnoot*
Scena ut versis discedat frontibus, utque
Nu den hemel lof geschonken.Ga naar voetnoot2
Nu eens rustigh omgedronken,
En met 's lants triomftrompet
Eenen hoogen toon gezetGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Op de neêrlaegh van dees plaege,Ga naar voetnoot5
Gansch Europe, uit nieu Karthage,Ga naar voetnoot6
Toegezworen, in 't bestaenGa naar voetnoot7
Van den ganschen oceaen,
Waer zijn zeekasteelen drijven,
10[regelnummer]
Trots een zeewet voor te schrijven,Ga naar voetnoot10
Als een zeegodt, wiens gezagh
Alle volken overmagh.Ga naar voetnoot12
Noit beschaduwt Xerxes 't water,Ga naar voetnoot13
Noch Antoon en KleopaterGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Met zoo stout een' overmoedt,
Dronken van geluk en spoet,Ga naar voetnoot16
Als 't gewelt van Groot Britanje
Elk braveerde op 's rijx kampanje,Ga naar voetnoot18
Toen helt Monk, en AskuëGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Quamen bruizen over zee,Ga naar voetnoot20
Daer de vloot der Vrye Landen
| |
[pagina 207]
| |
Ankerde op de Vlaemsche stranden:
Maer zy hadden op dat spoorGa naar voetnoot23
Geenen dronken Bacchus voor,
25[regelnummer]
Licht gewapent voor dien schreierGa naar voetnoot25
Met den grooten berkemeier,Ga naar voetnoot26
En Silenus, die noch natGa naar voetnoot27
Avrechts op den ezel zat:
Neen bylo, zy vonden gasten,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Mars, die, vliegende op de masten,Ga naar voetnoot30
Met de witte koningsvlagh,
Tot een' schrik van 't Britsch gezagh,
Neêr quam stijgen, toen hun rompenGa naar voetnoot33
't Hooft met stoppen en met pompenGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Bovenhielden, en half doot
d'Amiraelen van de vloot
Zagen by den hals gegreepen.
Robbrechts hulp met nieuwe schepenGa naar voetnoot38
Stuite geen verbaesde vlught,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Na vier etmael, daer de lucht
Zwart hing van salpeterwolken,
Als of d'afgront, uit zijn kolkenGa naar voetnoot42
Opgedondert, dol van spijt,Ga naar voetnoot43
Wekte een' nieuwen reuzestrijt.
45[regelnummer]
Tromp schijnt scheutvry, en verandert,Ga naar voetnoot45
Moedigh op den leeuwestandert,Ga naar voetnoot46
Zevenmael van kiel op kiel.
Toen de noot hem overviel
Quam helt Ruiter aengeschooten,
50[regelnummer]
Streven door de donderklooten,
Als een salamander, fierGa naar voetnoot51
Ongezengt in 't oorlogsvier,
Onder blixems van kortouwen,Ga naar voetnoot53
Met een ongeschokt betrouwen.
55[regelnummer]
Drywerf dondrenze op het meer
Door Britanje heene en weer,
Met grofzwangre schutgevaerten,Ga naar voetnoot57
| |
[pagina 208]
| |
Tot met ingekrompe staerten
Alle waterhonden vlugh,
60[regelnummer]
Na de vierde mael, den rugh
Biedende, zich zeewaert deilen,Ga naar voetnoot61
En met uitgezette zeilen
Heenedruipen, zonder moedt,
Door een zee van Engelsch bloet.
65[regelnummer]
Askuë, nu lang verlaeten,
Brengt op 't hof der Vrye Staeten
Zelf de tijding uit den slagh:Ga naar voetnoot65-67
En de witte koningsvlagh
Wort in 't hofgewelf gehangen.Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Tromp, met volle vreught ontfangen,
Tuight hoe Stuarts WaterroosGa naar voetnoot71
Zonk in 't water voor altoos.
J.v. Vondel.
Vour de Weduwe van Abraham de Wees, op den Middeldam, in 't Nieuwe Testament. 1666. |
|