De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 240]
| |
[Gedichten]Ter bruilofte van den heere Cornelis Backer, Raet en schepen; en Mejoffer Katharina Raye.aant.Ga naar voetnoot*VIVITE FELICES. 1. Bruiloftsgalm.
Wie noit proefde wat een vrouwe,Ga naar voetnoot1
En haer vrientschap waerdigh is,Ga naar voetnoot2
Noit den mont van zijn getrouwe
Kuste, suft in duisternis,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Van een' dicken damp betogen;Ga naar voetnoot5
Als een blinde, zonder zon;
Zonder in het licht der oogen,
d'Aengenaeme minnebron,
Zich te spieglen, zoet te grieven.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Wat 's een leven zonder licht?
Wat 's gedeeltheit van gelieven?Ga naar voetnoot11
Wat quetst zoeter dan de schichtGa naar voetnoot12
Van de suickerzoete minne,
's Weerelts groote koninginne?
1. Wedergalm.
15[regelnummer]
Backer zoude u dit ontvouwen,
Die, versteecken van dien schat,Ga naar voetnoot16
Weet van trouwen, en onttrouwen,Ga naar voetnoot17
Droef alleen en eenzaem zat,
Vol zwaermoedige gedachten.
20[regelnummer]
Och, wat mist zijn hart al troost,
Wat al vriendelijcke nachten,
Daer het niet dan zuchtjes loost!Ga naar voetnoot22
| |
[pagina 241]
| |
Hy opschietende uit zijn droomenGa naar voetnoot23
Grijpt de schaduw van zijn ga;
25[regelnummer]
Ofze hem te hulp wou komen,
Uit medoogen, en gena:
Maer zy glipt hem door zijne armen.
Zy gaet glippen: hy blijft kermen.Ga naar voetnoot24-28
2. Bruiloftsgalm.
Venus quam hier op van verre
30[regelnummer]
Hem uit gunst verbeelden datGa naar voetnoot30
Hy noch eene flonckerstarre
Aen haer' derden hemel had.Ga naar voetnoot31-32
Zy vermaent hem op te waecken,Ga naar voetnoot33
Niet te smilten van verdriet,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Liever in haer vier te blaecken:Ga naar voetnoot35
En hy hoort een vrolijck liet
Troostlijck spellen in zijn droomenGa naar voetnoot37
Dat hy haest ontmoeten zouGa naar voetnoot38
Een, die hem wil willekomen,
40[regelnummer]
Als voorheen zijne eerste trouw,Ga naar voetnoot40
Voor het breecken van die keten.
Lief, na leedt, helpt leedt vergeeten.
2. Wedergalm.
Op een voorspel, zoo gezegent,Ga naar voetnoot43
Wort hy van 't gewenschte goet,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Hem beschoren, heusch bejegent,Ga naar voetnoot45
En gevoelt een' nieuwen gloet
't Hart ontvoncken van die schoone,
Liefelijcker dan de May,
Aller maeghden bloeme en kroone.
50[regelnummer]
Raet, wie was 't? de schoone Ray,
Schoon van aengebore zeden,Ga naar voetnoot51
En vernuft, en wat een maeght,
In haer levens lent getreden,
Als een' geur en bloessem draeght,
55[regelnummer]
Die eene eedle vrucht beloven,
D'eer en 't puick van Aemstels hoven.Ga naar voetnoot56
| |
[pagina 242]
| |
3. Bruiloftsgalm.
Moght ick hier een toon op zettenGa naar voetnoot57
Hoe de helt ten reie ging,Ga naar voetnoot58
Toen hy, onder Venus wetten,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Hoop van zijne Ray ontfing,
'k Zou mijn bruiloftsmaet vercieren,Ga naar voetnoot61
Met de zeden van de bruit,
En haer voncken, en haer zwieren.Ga naar voetnoot63
'k Zou twee snaeren van mijn luit
65[regelnummer]
Op een toon van liefde trecken:Ga naar voetnoot65
En men zouze mont aen mont
Zien, als tortels, treckebecken,
Uit een' ongeveinsden gront.Ga naar voetnoot68
Jammer waer 't dien gloet te blussen.
70[regelnummer]
Al de werelt hangt aen 't kussen.Ga naar voetnoot70
3. Wedergalm.
Kust dan dat wy 't hooren klappen,
O gelieven, eens van aert.
Laet de liefde noit verslappen.
Kussen is een weêrkus waert.
75[regelnummer]
Luickt dus op, gelijck de lente,Ga naar voetnoot75
Na het doien van het ijs.
Backer, zet u zelfs op rente.Ga naar voetnoot77
't Is een deun naer d'oude wijs,Ga naar voetnoot78
Op het outste feest gezongen,
80[regelnummer]
Uit een simple onnozelheit,Ga naar voetnoot79-80
Van natuur hier toe gedrongen,Ga naar voetnoot81
Daerze zonder onderscheit,Ga naar voetnoot82
Zoenen, wederzoentjes prachen.Ga naar voetnoot83
Ziet eens hoe de speelnoots lachen.Ga naar voetnoot84
J.v. Vondel.
|
|