Van of vóór 1650. Afgedrukt volgens de tekst van Poëzy 1650, blz. 506.
Gottfried Hegenitz, geb. 1596 à 1598, overleden na 1648, reisbeschrijver. In 1626 tot 1627 bereisde hij ons land en beschreef deze reis in Itinerarium Frisio-Hollandicum, Lugd. 1630. Dit gelijkt meer op een verzameling van graf- en opschriften, doch is typerend voor wat de belangstelling der geleerden destijds trok. Het boekje is opgedragen aan Arn. van der Mijle en Fred. Lod. van Aitzema, met wie Hegenitz te zamen in huis woonde bij Caspar van Baerle, sinds hij zich in 1627 als student in de rechten te Leiden liet inschrijven. Van Baerle noemt Hegenitz in zijn brieven een aretalogus (tafelschuimer) en klaagt over zijn onaangenaam en heerszuchtig karakter, en zijn terugkeer naar Duitsland in Okt. 1628 was hem een opluchting. Op 1 Mei 1644 werd Hegenitz ingeschreven als vierde lid van het in dat jaar door Philipp von Zesen (dezelfde als Filips Ceesen van Vorstenau, zie blz. 363) opgerichte ‘Deutschgesinnte Genossenschaft'’; Vondel werd in 1670 als 100ste lid ingeschreven. In 1646 woonde Hegenitz te Amsterdam. (Nieuw Biogr. Wdb.).