De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 441]
| |
Het vyfde bedryf.
SABUD. BENAJAS.
Sabud:
Wie hoorde oit zulck een' storm, en zulcke donderslagen?
Benajas:
1720[regelnummer]
Dat gruwzaem onweêr kon het stoutste hart vertsagen.
Sabud:
De heuvel dreunde, en al 't geberghte hier ontrent.Ga naar voetnootvs. 1721
Benajas:
De blixem heeft altaer en mirtewout geschent.Ga naar voetnoot1722
Sabud:
Hoe mengde zich het vier en weerlicht in die dampen?
Hoe blies een dwarrelwint de fackels en de lampen
1725[regelnummer]
Al t'effens uit? Hoe koos het gansche Hof de vlught?Ga naar voetnoot1725
Benajas:
Wat zagh men al gespoocks en oorlooghs in de lucht?Ga naar voetnoot1726
Sabud:
De hemel stont in brant, en scheen alom te blaecken.
Dat huilen uit den gront, dat bulderen, dat kraecken
Verdoofde elcks ooren, en verbaesde ons, krack op krack.Ga naar voetnoot1729
1730[regelnummer]
Een ieder liep zijns weeghs, en koos een hol, of dack,
En wat men 't reedste vondt om dit gevaer t'ontschuilen.Ga naar voetnoot1731
Benajas:
Die felle hagelbui sloegh vee en menschen builen,
De herders op het velt, de kudden in de wey.
Sabud:
De heuvels galmden luide op 't vreeslijck lantgeschrey.
1735[regelnummer]
'k Geloof de steenrots gaept, van al 't gedruisch gereten.
Benajas:
Den Koning wert de kroon en krans van 't hooft gesmeten,Ga naar voetnoot1736
De wieroock en het vat gekloncken uit de hant.Ga naar voetnoot1737
Het schijnt of Godt vergramt, alree den wraeckboogh spant.Ga naar voetnoot1738
Men neem het hoe men wil, dit kan geen heil beduiden.
| |
[pagina 442]
| |
1740[regelnummer]
De hemel scheurde, en schon het Noorden tegens 't Zuiden,Ga naar voetnoot1740
Als heiren, tegens een verbittert, en gestoort.Ga naar voetnoot1741
Sabud:
Men heeft tot driewerf toe een stadtgeschrey gehoort.
Hoe is de Cederbeeck met d'omgelege bronnenGa naar voetnoot1743
Naer heuren oirsprong toe verbaest te rugh geronnen,Ga naar voetnoot1744
1745[regelnummer]
Ja schichtigh uitgeschept, tot onder op den gront,Ga naar voetnoot1745
Zoo dat men oock den visch op d'oevers leggen vondt!Ga naar voetnoot1746
Benajas:
De maen verloor haer' glans, 't gestarrent zijnen luister.
De lucht betrock alom, en wert heel zwart, en duister.
Sabud:
De Koningin verstack zich diep in 't mirtewoudt.
Benajas:
1750[regelnummer]
De Koning heeft zich naeu in een spelonck betrouwt,Ga naar voetnoot1750
Alleen met drie of vier van d'allerfluckste gasten.Ga naar voetnoot1751
Ick heb hem 't wieroockvat al bevende aen zien tasten,
En wit en bleeck van schrick besterven om zijn hooft.Ga naar voetnoot1753
Sabud:
Hy had Mevrouwe alree een' outerdienst belooft,
1755[regelnummer]
En kon niet weigeren, al zou 'er 't hart af wroegen,Ga naar voetnoot1755
Na zoo veel wederstants, haer' yver te vernoegen.Ga naar voetnoot1756
Benajas:
Hy tradt, gelijckghe zaeght, tot driemael toe te rugh.
Sabud:
Het ongewende paert wil over geene brugh,
En wederstreeft een wijl de roede, en scherpe sporen,
1760[regelnummer]
In 't endt verstout het zich, en steeckt zijn hooft en ooren
Al brieschende in de lucht, en vlieght 'er overheen.
Benajas:
Ick zorgh dit onweêr spelt ons allerhande ween.Ga naar voetnoot1762
Sabud:
Ghy zorreght noodeloos. Wat kan men hier uit ramen?Ga naar voetnoot1763
| |
[pagina 443]
| |
Benajas:
Dat zich de hemel schijnt des lasterstucks te schamen.Ga naar voetnoot1764
Sabud:
1765[regelnummer]
Het dondert overal de wijde weerelt door.
Benajas:
Aerdtbevinge, en gedruis, en storm gaen dickwils voor
Genaeckende ongeval, als voorboôn van Godts toren.Ga naar voetnoot1767
Sabud:
Hy vreest te vroegh, die vreest eer 't onheil is geboren.Ga naar voetnoot1768
Men maeck' zich zelven niet ellendigh voor den tijt.
Benajas:
1770[regelnummer]
Hy vreest voorzichtigh, die d'aenstaende straf vermijt,Ga naar voetnoot1770
De buien ziet te moet, en tijdigh weet te duicken.Ga naar voetnoot1771
Wat element kan Godt daer boven niet gebruicken,
Tot straffe van den mensch, en 't menschelijck geslacht?
Sabud:
Ghy dient nu meer dan oit te waecken dezen nacht,
1775[regelnummer]
Op dat de burgers niet den lusthof overvallen.
Benajas:
Ick ga met maght van volck den toegang naer de wallenGa naar voetnoot1776
Bezetten: zonder dat, de kerck en 't outer lagh
Ten gronde toe verdelght, voor 't kriecken van den dagh.
BODE. SABUD.
Bode:
Hoe ben ick daer zoo stil, dat my geen schiltwacht hoorde,
1780[regelnummer]
Drie muren afgegleên, met hulpe van de koorde,Ga naar voetnoot1780
Om 't hof te melden hoe het binnen is gestelt?
Sabud:
Ghy komt ter goeder tijt hier buiten. Nu vermelt
Ons stadts gelegentheit. Hoe staet het daer geschoren?Ga naar voetnoot1783
Bode:
D'Aertspriester, om 't rumoer in zijn geboort te smoren,
1785[regelnummer]
Quam binnen in der yl, en riep vast overluit:Ga naar voetnoot1785
Mijn kinders, zijt gerust: het onheil is gestuit.
| |
[pagina 444]
| |
De Koning hoort naer raet: wy zijn dien hoeck te boven,Ga naar voetnoot1787
En gaen u voor, om Godt in 't hooge koor te loven,
T'ontsteecken op 't altaer een' danckbren offergeur.Ga naar voetnoot1789
1790[regelnummer]
Dat liep van straet in straet, en vloogh van deur tot deur.
Het onweêr van de stadt ging daetlijck op dat zeggen,Ga naar voetnoot1791
Gelijck een zomervlaegh, en buy op 't water, leggen;Ga naar voetnoot1792
D'Aertspriester en het volck naer onzen tempel toe;
Daer Arons Priesterdom, van bitter zuchten moe,
1795[regelnummer]
Met vreught de tijding kreegh, en t'effens al de keelen,Ga naar voetnoot1795
En harpen, die den lof des Allerhooghsten spelen,
Aenhieven een muzijck, dat in den hemel klonck,
En schooner dan oit mensch met sterflijcke ooren dronck.Ga naar voetnoot1798
Het gouden outer gaf zijn' geur aen alle zyen
1800[regelnummer]
Door 't heilige gewelf, en Levy's galeryen.Ga naar voetnoot1800
De Sanhedrin en 't volck viel op zijn aenzicht neêr,
En offerde uit zijn hart den hemel prijs, en eer;
Den hemel, die den Vorst, gereet om af te wijcken,
Beschutte, en zulck een' vloek gekeert had van Godts Rijcken.Ga naar voetnoot1804
1805[regelnummer]
Ghy hanthaeft Davids bloet, dat ingewijde hooft,Ga naar voetnoot1805
En houdt getrouwelijck al 't geen uw mont belooft.
Men zal eeuw in eeuw uit dit jaergetijde vieren,Ga naar voetnoot1807
En slaghten u het puick van kalveren, en stieren.
Het Zangkoor moet uw' naem verheffen hemelhoogh,
1810[regelnummer]
En rollen galm op galm door 's hemels ruimen boogh.
Men zal altaer, pilaer, en muur, en binnetranssen
Vercieren met festoen, en onverwelckbre kranssen;
Zoo lang de rechte stam van Jesse groeie, en bloei',Ga naar voetnoot1813
En alle afgodery, Godts vyandin, verfoei'.
Sabud:
1815[regelnummer]
Dat heet godtvruchtighlijck vergaren met malkanderen.
Dat klinckt noch wel, indien de klanck niet wil veranderen.Ga naar voetnoot1816
Hoe lange duurde toch die lofzang, al te bly?
Bode:
Tot dat het onweêr klonck door koor, en galery,
En donderde in 't gewelf, en schudde de pilaren.
1820[regelnummer]
Toen zat de zanger stom: toen zwegen pijp, en snaren,Ga naar voetnoot1820
| |
[pagina 445]
| |
Cymbael, en harp, en bom. Een ieder zagh verbaest.Ga naar voetnoot1821
Het weêrlicht baerde schrick. Men hoorde met der haest:
Och help, getrouwe Godt: sta by: versterck de vromen:
Nu is het met de stadt, en tempel omgekomen;Ga naar voetnoot1824
1825[regelnummer]
De Koning heeft verblint den gruwel toegesmoockt.Ga naar voetnoot1825
Wie beelt u uit hoe 't volck door al den tempel spoockt,
En tuimelt? hoe het raest? hoe duizenden van zielenGa naar voetnoot1827
Voor over met een' kreet en plat op 't aenzicht vielen,
Uit wanhope elck zijn kleet verscheurde, vol misbaer?
1830[regelnummer]
Men krabt den boezem op: de handen gaen in 't hair.Ga naar voetnoot1830
Men ziet begruist van stof, en over 't yslijck kermen,
En huilen zou zich zelf een steenen hart ontfarmen.
Hoe bijster ongelijck was dit den eersten toon!Ga naar voetnoot1833
Hoe galmde het gewelf van rouw naer 's hemels troon!
1835[regelnummer]
Men zagh een barrening van schricken en geschillen.Ga naar voetnoot1835
D'Aertspriester zocht vergeefs d'ontsteltenis te stillen.
De Vaders hadden werck. Men bidt, men dreight, men stuit,
Dan och vergeefs: ontzagh had hier al t'effens uit.Ga naar voetnoot1838
Sabud:
'k Verlang hoe dit verging. o Godt, bescherm den tempel.Ga naar voetnoot1839
Bode:
1840[regelnummer]
De grijze Nathan had zoo ras niet op den drempel
Zijn' voet gezet, of elck zagh naer zijn aenzicht om,
En bad hem aen om troost. Het gansche Priesterdom,
De Stamheer, en het volck, en alle kunneGa naar margenoot*, en oudeGa naar voetnoot1843
Bedaerden op zijn' wenck, verlangden wat hy woude,
1845[regelnummer]
Die, traegh van ouderdom, in 't midden voor hun stont,
Ten troost van Israël ontvouwen met zijn' mont.Ga naar voetnoot1846
Nu scheen een ieders hart aen zijne tong gebonden,
En hy, ter goeder tijt, in noot hun toegezonden.
Sabud:
Laet hooren wat hy sprack, om 't volleck t'ondergaen.Ga naar voetnoot1849
Bode:
1850[regelnummer]
Mijn zonen, wacht u van iet reuckloos te bestaen.Ga naar voetnoot1850
Beveelt de wraeck aen God, die maght heeft zich te wreecken.Ga naar voetnoot1851
| |
[pagina 446]
| |
Ick ga uit 's Hooghsten naem terstont den Koning spreecken.
Dat my een eerlijck tal van burgery geley,Ga naar voetnoot1853
En tuige of mijne tong hem in zijn boosheit vley'.
1855[regelnummer]
Dorst Samuël wel eer van Karmel Saüls boosheit
Bejeegnen, hem de straf van zijne goddeloosheitGa naar voetnoot1856
Verkondigen; laet zien of Nathan heden nietGa naar voetnoot1855-57
Den Vorst durf melden, hoe de Hooghste dit verdriet.Ga naar voetnoot1858
Verdraeght uw smert, terwijl wy henegaen, geduldigh,
1860[regelnummer]
En maeckt u zelven niet aen Godts Gezalfde schuldigh.Ga naar voetnoot1860
Ick bootschap dit vooruit. De heilige Profeet
Genaeckt met eene schaer, vol rouw en harteleet.
De hemel wil den Vorst voor wijder quaet behoeden.Ga naar voetnoot1863
Sabud:
De hemel stille deze ontsteltheit der gemoeden.Ga naar voetnoot1864
SALOMON. SABUD.
Salomon:
1865[regelnummer]
Hoe gaet het? staen de bergh en kerck noch overent?
Waer vloodt mijn Koningin? Is niemant hier ontrent?Ga naar voetnoot1866
Wat wil dat lantgeschrey, zoo woest, en uitgelaten?Ga naar voetnoot1867
Waer steeckt de ruitery? waer steecken de soldaten?
Wat gallem gaet'er op? waer zijtghe, Sabud? ras.
1870[regelnummer]
My dunckt de stadt valt uit. Waer blijftghe? Benajas,
De hofwacht in 't gelit, de Krethen en de Plethen.Ga naar voetnoot1871
Bezet den toegang: sluit den draeiboom: span de keten.Ga naar voetnoot1872
Bezet nu straet, en poort: bezet de binnestadt,
De voorstadt, en den hof. Wat naer geschal is dat?Ga naar voetnoot1874
Sabud:
1875[regelnummer]
De Koning zy gerust, en steune op zijn vertrouwden.
De wachten zijn versterckt, de stadt en 't hof behouden.
Genadighste, hou stant. Hoe beeftghe zoo vertsaeght?
Hoe deistghe dus ontstelt, terwijl ons niemant jaeght.Ga naar voetnoot1878
REY. NATHAN.
Daer staet hy, wien ghy plaght zijn' Rijcksplicht voor te lezen,
1880[regelnummer]
Hoe ziet men hem voor u en zijn geweten vreezen!
| |
[pagina 447]
| |
Gewis het heught hem noch, o hemelsche Profeet,
Wat les ghy aen zijn jeught al t'ydel hebt besteet,Ga naar voetnoot1882
Die in den ouderdom uw hoop te leure zette.Ga naar voetnoot1883
Hoe is zijn glori nu verandert in een smette!
1885[regelnummer]
Hoe deckt hy best zijn schant met Adams vygebladt?
Hoe viel die schoone star op 't einde van haer' padt!Ga naar voetnoot1886
Nathan:
Helaes, mijn zoon, heb ick u hierom opgetogen,Ga naar voetnoot1887
Gekoestert in mijn' schoot? met welck gelaet, en oogen,Ga naar voetnoot1888
In welck een' droeven schijn, en anders dan hy plagh,Ga naar voetnoot1889
1890[regelnummer]
Aenschouwt u Nathan, och, in uwen ouden dagh?
Zijt ghy dat, Salomon, de grootste Vorst van allen?
Hoe komt ghy uit den troon ter aerde neêrgevallen?
Had d'Allerhooghste niet (zoo ras de tempel stont
Voltrocken) vast belooft met zijnen eigen mont,Ga naar voetnoot1894
1895[regelnummer]
(Toen u die glans verscheen) de hant aen 't Rijck te houden,Ga naar voetnoot1895
En dat hier Davids zoons het volck beheerschen zouden
Eeuw in eeuw uit, indien ghy 's vaders voetspoor hielt,
Of anders dat dees kerck met stadt met al vernielt
Zou worden, zoo ghy hem onteerde in zijn geboden,
1900[regelnummer]
Door 't innevoeren van verzierde en vreemde Goden?Ga naar voetnoot1900
Rampzalige, ghy hebt den eersten steen geleit
Tot zulck een gruwelwerck, een pest, die zich verspreit
Van tijt tot tijt in 't lant, daer Godt zijn' zetel zette.
Hoe is uw glori dus verandert in een smette!
1905[regelnummer]
Een ry van Koningen bestaet op dezen voetGa naar voetnoot1905
Den Hooghsten toeverlaet t'onteeren, heel verwoet.
Wie kan den gruwelvloet, na zulck een inbreuck, stuiten?Ga naar voetnoot1907
Ick zie Jerusalem, van binnen en van buiten,
Van afgoôn onderdruckt, belegert, ja oock zelfGa naar voetnoot1909
1910[regelnummer]
't Afgrijsselijcke altaer in Arons kerckgewelf
Bewieroockt; buiten 't vier voor bloetgodt Moloch smoocken,Ga naar voetnoot1911
En hoor het schateren van Baäls hof en spoockenGa naar voetnoot1912
Zich mengen in 't geluit van 't kermende offerkint,
En trommel, en trompet, te heiloos en ontzint.Ga naar voetnoot1914
1915[regelnummer]
Uw geest en lichaam strijde, o Vorst, van Godt verbannen.Ga naar voetnoot1915
| |
[pagina 448]
| |
Damask en Edom, elck van weerzijde ingespannen,
Bestoocke uw Koningkrijck van buiten, fel en wreet.Ga naar voetnoot1916-17
Een derde erfvyant scheure uw' Staet (gelijck dit kleetGa naar voetnoot1918
Aen flarden wort gescheurt,) na uwe doot inwendigh,
1920[regelnummer]
En voede een' burgerkrijgh, wraeckgierigh, en ellendigh,
Tot dat Jerusalem, en d'afkomst der HebreenGa naar voetnoot1921
Het juck van Assur voele, en diene den Chaldeen.Ga naar voetnoot1922
Ghy Koninginnen zult dit stuck oock schendigh boeten,Ga naar voetnoot1923
En al uw vaders steên en Rijcken om zien wroeten,
1925[regelnummer]
En trapplen met den hoef van 't nijdigh Babilon,Ga naar voetnoot1924-25
Tot dat het puin verstuive in d'oogen van de zon.
Indien men d'oirzaeck zoeck' van ieders plaegh byzonder;Ga naar voetnoot1927
De dertle Wellust kreegh door list de Wijsheit onder.
Wie Godt verlaet, en eert den Wellust boven Godt,
1930[regelnummer]
Verbeurt zijn kroon, en wort zijn vyants schimp, en spot.
Rey:
Och Nathan, help die plagen
Afbidden: help ons klagen,Ga naar voetnoot1932
Zoo klagen iet kan winnen.
Hy gaet verstomt naer binnen.Ga naar voetnoot1934
1935[regelnummer]
O eertijts wijze Koning,
Wat onschult, wat verschooningGa naar voetnoot1936
Kan zulck een stuck verbloemen,Ga naar voetnoot1937
Van geen Hebreeuw te noemen,Ga naar voetnoot1938
Dan met een groot afgrijzen,
1940[regelnummer]
Met tranen en met yzen?
De zon zal morgen schroomen
In 't Oosten op te komen.
Wat spring-aêr, welcke bronnen,Ga naar voetnoot1943
Wat beeck, wat watren konnen
1945[regelnummer]
U wasschen van die vlecken?
Wie zal ons schande decken?
Wien moet het hart niet krimpen,
Die 't Heidendom hoort schimpen?
Hoe haest nu d'onbesneden,Ga naar voetnoot1949
| |
[pagina 449]
| |
1950[regelnummer]
Uit d'omgelege steden,
Gezin, en mans, en vrouwen,Ga naar voetnoot1951
Om hier dien schimp 't enschouwen!
Men hoort geheele troepen
Alree van verre roepen:
1955[regelnummer]
De wijste Vorst van allen
Is Bäal toegevallen.Ga naar voetnoot1956
Och, och, 't is tijt gestorven.Ga naar voetnoot1957
Helaes, wy zijn bedorven.Ga naar voetnoot1958
Hoe leit de Wet deur 't voorbeeltGa naar voetnoot1959
1960[regelnummer]
Van Salomon veroordeelt!
UIT. |
|