De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 405]
| |
Het derde bedryf.
BENAJAS. SANHEDRIN.
Benajas:
Myn Schiltknaep, luister flux Heer Sabud stil in 't oorGa naar voetnoot748
Dat al de Sanhedrin vast aenstapt, en gehoorGa naar voetnoot749
750[regelnummer]
Ten hove zoeckt. Men dient den toegang te bewaren,Ga naar voetnoot750
Of nu de breede Raet den Koning quaem bezwaren,Ga naar voetnoot751
Daer hy zich in de zael op 't feestelijck bancket,
By 't vrouwetimmer heeft ter tafel aengezet.Ga naar voetnoot753
Wy zullen hier een poos de Vaders onderhouden,Ga naar voetnoot754
755[regelnummer]
Naer hoffelijcken stijl: doch ofze iet verders woudenGa naar voetnoot755
Bestaen, en drongen om den Koning mondelingGa naar voetnoot756
Te spreecken; 't waer geraên dat hy hun onderging;Ga naar voetnoot757
Dewijl de roep dit feest ten breetsten uit durf meten.Ga naar voetnoot758
Hy rijze, is 't mogelijck, van daer men is gezeten,
760[regelnummer]
En trede al heimelijck, zoo spoedigh als hy magh,Ga naar voetnoot760
Van 's Konings blijden disch, en keere dezen slagh.Ga naar voetnoot761
Sanhedrin:
Geluck, Heer Benajas.
Benajas:
De hemel wil u sparen,Ga naar voetnoot762
Grootachtbre Vaders: wel, wat brengt ghy ons voor maren,Ga naar voetnoot763
Van binnen?
Sanhedrin:
Zegh ons, is Heer Sabud by der hant?
Benajas:
765[regelnummer]
Hy onderhoudt den Vorst, ten dienst van 't Vaderlant,Ga naar voetnoot765
Als zijn vertrouweling.
Sanhedrin:
Hoe zou de Vorst hem missen?
Hy gaet in 't kabinet van 's Rijcks geheimenissen,
En volght zijn' meester, als zijn schaduwe, al den dagh.
Benajas:
Wat zijn geluck by hem tot 's vollecks heil vermagh,Ga naar voetnoot769
770[regelnummer]
Benaerstight hy ten hove, al waer het met zijn schade.Ga naar voetnoot770
| |
[pagina 406]
| |
Sanhedrin:
Zoo d'amptenaren dus der Koningen genadeGa naar voetnoot771
Gebruickten overal, men zou een beter tijt
Beleven, zonder twist, en onderlingen strijt.
Nu sluipen menighmael de vleiers in de hoven.
775[regelnummer]
Dan magh de lente 't lant een vruchtbaer jaer beloven,
Maer och de vleitong gaet met al den bloessem deur.Ga naar voetnoot776
Het ooft der Doode zee stelt dus ons hoop te leur.Ga naar voetnoot777
Benajas:
De vleier streckt een pest by hooghgebore zielen,Ga naar voetnoot778
En leertse in 't ende zelfs voor haer gebreken knielen;Ga naar voetnoot779
780[regelnummer]
Gelijck een onbesneên zich voor den afgodt buckt.Ga naar voetnoot780
Hoe nu? ontstelt u dit? o Vaders, wat verrucktGa naar voetnoot781
Uw zinnen, zoo verbaest? ontstelt u deze rede?Ga naar voetnoot782
Hier valt noch twist, noch strijt. Een ieder leeft in vrede,
In dit gezegent Rijck. Wat 's d'oirzaeck datghe zucht?
785[regelnummer]
Geloof geen lastertong, noch ydel straetgerucht.
Geruchten komen op gelijck de zomerbuien,
En drijven over. Wilt geen spel ten erghsten duien.Ga naar voetnoot787
Ick gis het volleck smaelt op dit Sidonisch feest,
En feestbancket. Magh nu de Vredevorst zijn' geest
790[regelnummer]
Niet spelen voeren, en na veel beslommeringenGa naar voetnoot790
Uitspannen voor een' dagh? of zou het volck hem dwingen?Ga naar voetnoot791
De lusthof heeft zijn tijt hier buiten; het paleisGa naar voetnoot792
Daer binnen oock zijn beurt, doch elleck naer den eisch.
Sanhedrin:
Het voeght den Rijcksraet niet den Koning wet te stellen,
795[regelnummer]
Noch onder zijn vermaeck den ouden Heer te quellen,
En 't hooft te breecken: neen, dat past geen' onderdaen.
Wy komen op dien voet niet t'zamen herwaert aen,Ga naar voetnoot797
Maer moeten naer het volck ons zelfs een luttel voegen,Ga naar voetnoot798
Hun opspraeck dempen, en de burgery vernoegen.Ga naar voetnoot799
Benajas:
800[regelnummer]
De burger klaeght uit weelde, onkundigh van zijn lot.Ga naar voetnoot800
| |
[pagina 407]
| |
Sanhedrin:
De burger eert de kroon gewilligh onder Godt,Ga naar voetnoot801
En wenschte 't aengezicht des Konings meer 't aenschouwen,
Die midden in den drang der buitenlantsche vrouwenGa naar voetnoot803
Belemmert zit, en niet gezien wort op den stoel,Ga naar voetnoot804
805[regelnummer]
En zetel des gerechts. 't Gemeene best wort koelGa naar voetnoot805
Behartight, daer de Heer van huis is, en te zoecken.
Zoo morrenze by wijl, ja lasteren en vloeckenGa naar voetnoot807
De Koninginnen, als of by hun zweet, en bloetGa naar voetnoot808
Die Koningklijcke sleep te dertel wiert gevoedtGa naar voetnoot809
810[regelnummer]
In overdwaelsche pracht, en walgende overdaden.Ga naar voetnoot810
Gesteenten, kroonen, prael, juweelen, en gewaden
Waerdeerenze op het naeuste, en hangen 'er voort byGa naar voetnoot812
Al wat hun ongedult verziert, en uitsmijt. WyGa naar voetnoot813
Ontveinzen 't, om geen' haet der morrenden te tergen.Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
Doch 't geen een ieder ziet, hoe kan men dat verbergen,
Of lochenen? Men roept: de Koning wort verruckt
Van 't eerste spoor. Helaes, de lieden zien bedruckt.Ga naar voetnoot816-17Ga naar voetnoot817
Benajas:
Wat lust kon eenigh Vorst ter weerelt oit gebeuren,Ga naar voetnoot818
Indien hy zich terstont aen 's volcks gemor zou steuren?
Sanhedrin:
820[regelnummer]
Het heught ons hoe de kroon tot aen de sterren rees,
Toen op den elpen troon hy 't billijck vonnis wees,Ga naar voetnoot821
En scheide door het zwaert den kindertwist, zoo snedigh.Ga naar voetnoot822
Nu slaept de leeuwestoel, nu staet de zetel ledigh,
Waer op zich elck beriep, indien hy in de poortGa naar voetnoot824
825[regelnummer]
Zich vont verongelijckt, of langsaem wiert verhoort.
Benajas:
Het past den Sanhedrin op 't poortgerecht te letten.
| |
[pagina 408]
| |
Sanhedrin:
Het past den Sanhedrin, en oock het hooft der wetten,
Den Koning boven al, den mont van 't Rijcksgerecht,Ga naar voetnoot828
De tong en ziel des Rechts. De Raet is 's Konings knecht.
Benajas:
830[regelnummer]
Een ieder schuift den last van zijne op 's Konings schouder.
Zijn hoogen ouderdom zoeckt rust. De Vorst wort ouder,Ga naar voetnoot831
En zwack, en onbequaem tot zulck een lastigh pack.Ga naar voetnoot832
Sanhedrin:
Wy wenschen te gelijck zijn Majesteit gemack,
En rust, zoo veel hem Godt van boven heeft beschoren.Ga naar voetnoot834
835[regelnummer]
Wat raet? Hy is ter kroone en tot dien last geboren.
Benajas:
Ontlast dan naer uw maght het ampt der Majesteit,Ga naar voetnoot836
Die 't gansche Rijck verplichte, en toom het onbescheitGa naar voetnoot837
Des al t'ondanckbren volcks, en zijne lasterstreecken.Ga naar voetnoot838
Sanhedrin:
Zou 't oock geoorloft zijn den Koning eens te spreecken?
Benajas:
840[regelnummer]
Genoegh, indien hy niet verheught waer aen den disch.Ga naar voetnoot840
Sanhedrin:
Wat wil de spiegelstrijt? wat strijt, wat veltslagh isGa naar voetnoot841
Voor 't mirtewoudt vertoont, dat wonder geeft te zeggen?Ga naar voetnoot842
Benajas:
Wie stopt het volck den mont? Men kan geen zaek beleggenGa naar voetnoot843
Zoo wijsselijck, het zy oock waer, wanneer, en hoe,
845[regelnummer]
Of ieder een bediltze, en zeit' er 't zijne toe.
De Koning voerde 't oogh der Koninginne spelen.Ga naar voetnoot846
De hofwacht stont op 't velt, gewapent in twee deelen,
En vierkant, heerelijck en hemelsch uitgerust.Ga naar voetnoot848
De zon ging op in 't gout, en scheen op pracht belust.
850[regelnummer]
Het eene deel, getroost des Konings zy te voeren,Ga naar voetnoot850
Verhief de Leeuwsbanier, gereet den klaeuw te roeren.
| |
[pagina 409]
| |
Het ander hielt de zy van zijn Princes, wel prat,Ga naar voetnoot852
En stack een' stier op, daer een schoone Maeght op zat,Ga naar voetnoot853
Waer van de Sidoniers nog ydelijck gewagenGa naar voetnoot854
855[regelnummer]
Hoe 's weerelts derde deel naer heur zijn' naem zou dragen.Ga naar voetnoot855
Zoo dra men wapen blies, in 't aenzien van den Heer,Ga naar voetnoot856
Ging elck zijn' vyant fier met spiets en zwaert te keer;
Hoewel alleen in schijn, en zonder bloet te storten.
Men zagh tot driemael toe de heiren t'zamenhorten,Ga naar voetnoot859
860[regelnummer]
En driemael deizen, met rondassen op den rugh,Ga naar voetnoot860
Tot dat de Leeuwsbanier, vol dootschrick, bang, en vlugh,
In handen viel (het scheen bykans een strijt van minne)
En opgedragen wiert zijn liefste Koninginne.Ga naar voetnoot863
Daer komt Heer Sabud zelf. Ick laet de Vaders hier.
Sanhedrin:
865[regelnummer]
Men speelt al schimpende ernst. Godt geve dat de StierGa naar voetnoot865
Van Sidon niet den Leeuw van Juda overheere,Ga naar voetnoot866
En over zijnen staf en godtsdienst triomfeere.Ga naar voetnoot867
SABUD. SANHEDRIN.
Sabud:
Wat brengt de Sanhedrin ons uit de stadt al goets?
Sanhedrin:
Mijn Heer, niet al te veel. Men zit hier goedes moedts;Ga naar voetnoot869
870[regelnummer]
Maer binnen mompelen de lieden, langs de straten,
Dat zy van hunnen Vorst en vader zijn verlaten;
Hy hof en stadt vergeet, op Recht noch rechtbanck let,
Ja tempel en altaer uit zijn gedachten zet,
En Sidon kercken bouwt, en inwijdt voor de muren,
875[regelnummer]
Ten schimp van Godt en 't volck, tot vreught der nageburen.
Zy dragen nauwelix dit wyfeest met gedult.Ga naar voetnoot876
Sidonia lijdt last. Zy geven haer de schult.Ga naar voetnoot877
Sidonia misleit den Koning met haer smeecken,Ga naar voetnoot878
En sleept in 't hof een' staert van Heidensche erfgebreken,Ga naar voetnoot879
| |
[pagina 410]
| |
880[regelnummer]
Die wortelen allengs zoo diep, dat Davids erfGa naar voetnoot880
Niet anders ziet te moet dan woestheit, en bederf.Ga naar voetnoot881
Mijn Heer, ontschuldigh ons: wy levren u de woordenGa naar voetnoot882
Der burgren over zoo wy die in 't uitgaen hoorden.
Sabud:
Gemeenlijck slaet het volck de Heeren zelfs voorby,Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
En heeft het in de koorts van zijne razerny
Op iemant naest den Heer te vreesselijck geladen.Ga naar voetnoot886
Wie kan hun onverstant bestieren, ofte raden?
Moet nu Sidonia dit boeten boven al?Ga naar voetnoot888
Wort zy nu, als de bruit, uit zulck een duizenttal
890[regelnummer]
Genoemt, om met dien smaet haer majesteit te grieven?
Wie zocht den burger meer te helpen, te believen
Dan zy, zoo menighmael de stadt haer lastigh viel?Ga naar voetnoot892
Wat namze al zorgh op zich! Hoe onverdrietigh hiel
Zy 't woort des volcks ten hove, oock met gevaer van eereGa naar voetnoot893-94
895[regelnummer]
En aengenaemheit zelf te derven by den Heere,Ga naar voetnoot895
Die zich by wijlen belghde, om d'onbeschaemtheit vanGa naar voetnoot896
Het smeeckschrift, of de zaeck, of zomtijts om den man.
Ondanckbaer volck, zy heeft u 't onrecht hier gesleten.Ga naar voetnoot898
Kan haer gedienstigheit zoo ras den geur vergeten?
Sanhedrin:
900[regelnummer]
Haer deughden zijn bekent, gelijck des Konings min,
En yver tot zijn Bruit, die voert hier feesten in,
En Sidons razerny, by geen Hebreen te lijden.Ga naar voetnoot902
Sabud:
Hier buiten voor de stadt? hoe nu? waerom benijdenGa naar voetnoot903
De burgers haer 't gebruick des offers, datze toch
905[regelnummer]
Aen haere moeders borst eerst indronck met dat zogh?
De Koning hanthaeft streng uw' godtsdienst, en behoeders.Ga naar voetnoot906
De Vorst van Tyrus en uw Koning zijn gebroeders,
En bontgenoten, ja door 't bruiloftsbed verknocht.Ga naar voetnoot908
| |
[pagina 411]
| |
Sanhedrin:
Tot aen het outer toe. Geen spruit van Jesse moghtGa naar voetnoot909
910[regelnummer]
Zich verder met den Nijl of eenigh Rijck verbinden.
In 's weerelts zaecken zijnze alleen gelijckgezinden.Ga naar voetnoot911
Niet wijders hielden wy den nagebuur te vrient.Ga naar voetnoot912
Sabud:
Heeft Hiram dan by zoon en vader niet verdient?Ga naar voetnoot913
Zou Tyrus nu dus veel genade niet gebeuren,Ga naar voetnoot914
915[regelnummer]
Of ghyliên most het feest, de vreught der Dochter, steuren,
En haren vrydom? merck wat onbescheit is dit.Ga naar voetnoot916
Sanhedrin:
Men gunt dat Hiram gansch Fenicie bezit,
En Assers erreflot van 't Rijck te leen magh houden.Ga naar voetnoot918
Zoo groot een godtsschult wort den Heiden quijtgeschouden.Ga naar voetnoot919
Sabud:
920[regelnummer]
Des danckenze niet ons, maer hun doorluchtigh zwaert.Ga naar voetnoot920
't En deed hun dapperheit, men hadze niet gespaert.Ga naar voetnoot921
Sanhedrin:
Mijn Heer, vergeef het ons indienwe 't hof bezwaren,Ga naar voetnoot922
Uit zorge om Moses Wet en godtsdienst te bewaren.Ga naar voetnoot923
Sabud:
Wie heeft den godtsdienst meer gehanthaeft dan uw Vorst?
Sanhedrin:
925[regelnummer]
Voorhene: maer, indien men 't veiligh uiten dorst.Ga naar voetnoot925
Sabud:
Ghy mooght vrypostigh ons uw zorgen wel vertrouwen.Ga naar voetnoot926
Sanhedrin:
Godt waerschuwde ons doorgaens voor buitenlantsche vrouwen:Ga naar voetnoot927
Sabud:
Is nu de Sanhedrin voor 't vrouwetimmer bang?Ga naar voetnoot928
| |
[pagina 412]
| |
Sanhedrin:
Zy moorden dit geslacht met haren toverzang.Ga naar voetnoot929
Sabud:
930[regelnummer]
Ghy acht dan 's Konings brein te zwack voor vrouwelisten?
Sanhedrin:
Haer loosheit broet doorgaens, uit Wijzen, afgodisten.Ga naar voetnoot931
Sabud:
Een wijs verstant omhelst geen godtheit tegens reên.Ga naar voetnoot932
Sanhedrin:
't En zy de wijsheit dwael', verblint door ydelheên.Ga naar voetnoot933
Het vrouwenoogh kan licht een mannenhart bekooren.
Sabud:
935[regelnummer]
Benijtghe uw' Vorst zijn' lust?
Sanhedrin:
Een wettige ingeborenGa naar voetnoot935
Verzade 's Konings min. Dit Rijck was noit misdeelt
Van schoonheên, schooner dan zich eenigh hof verbeelt.
Sabud:
Men moet een' vreedzaem Heer zijn lusten niet besnoeien,
Maar liever queecken. Op zoo eng een leest te schoeien,
940[regelnummer]
Zijn' zin te zetten slechts op eene lantzatin,Ga naar voetnoot940
Verveelt de Majesteit, en onbepaelde min
Van hooghgeboornen: neen, een edel hart wil weiden,Ga naar voetnoot941-42
En lezen keur van kruit. Men magh geen' Koning leiden
Met burgerlijcken toom. Hy zoeckt uitheemsche stof.Ga naar voetnoot943-44
Sanhedrin:
945[regelnummer]
Van zulck een ydelheit gewaeght het Tyrisch hof.
Maer Salomon bestelde en leerde ons andre spreucken,Ga naar voetnoot946
En zuivre bladen. Zou hy zelf zijn lessen kreucken?Ga naar voetnoot947
Sabud:
Hy mengt oock deught met vreught, vryaedje, en minnekout,Ga naar voetnoot948
En looft de Bruit, die hem aenminnigh onderhoudtGa naar voetnoot949
| |
[pagina 413]
| |
950[regelnummer]
Met wederliefde en gunst, en hoffelijcke zeden.Ga naar voetnoot950
Hy maelt haer wezen af, en haer bekoorlijckheden.
Hoe zwiert de hairlock dan met zulck een' aert, en val!Ga naar voetnoot952
Hoe lonckt haer oogh, die 't hart uit 's Konings boezem stal!
Wat wit gewasse kudde is witter dan haer tanden!Ga naar voetnoot954
955[regelnummer]
De lippen gloeien meer dan karmozijne banden.Ga naar voetnoot955
Het wangeblos verdooft den blozenden granaet.Ga naar voetnoot956
Hoe luickt haer aanschijn op, gelijck een dageraet!Ga naar voetnoot957
Dan smaeckt geen muskadel zoo lecker als haer borsten!Ga naar voetnoot958
Wat dochter treet zoo braef, als deze spruit des Vorsten!Ga naar voetnoot959
960[regelnummer]
Hoe reizigh schietze om hoogh, gelijck een pallemboom!Ga naar voetnoot960
Dan viert de minnegloet zijn poëzy den toom,Ga naar voetnoot961
Om 't lichaem naer zijn' lust met zulck een' geur te kleeden,
En wederom t'ontkleên haer schoone albaste leden;
Dien wijnkroes boordevol, en ront gedraeit, en net;Ga naar voetnoot964
965[regelnummer]
Die goude tarweschoof, met lelien bezet;Ga naar voetnoot965
Den dicht gesloten hof, en wat voor lieve namenGa naar voetnoot966
En tittels zijn vermaeck en liefde meer betamen.Ga naar voetnoot967
Sanhedrin:
Die hooge toon begrijpt Godts echtgeheimenis.Ga naar voetnoot968
Des Konings huwelijck met Faroos dochter is
970[regelnummer]
Het voorbeelt van Godts trouw met d'uitverkore zielen.Ga naar voetnoot970
Sabud:
Verschoonze dan al die des Konings oogh bevielen:
Want Faroos spruit is zelf uit afgodisten stam.Ga naar voetnoot972
Sanhedrin:
Zy dient geen' afgodt, maer den Godt van Abraham.
Zy zwoer haer Goden af, en Memfis offervieren,
975[regelnummer]
En 's vaders Priesterdom met al zijn outerdieren.
Sabud:
En Hirams bloet beschimpt 't Egyptisch Godendom,Ga naar voetnoot976
Dat onder vacht en schacht en schubben dus rontom
| |
[pagina 414]
| |
Den Nijl wort aengebeên, daer 't volck zich laet misleiden.Ga naar voetnoot978
Men moet de dwaling oock in 't Heidensch onderscheiden.Ga naar voetnoot979
Sanhedrin:
980[regelnummer]
Wat aengegrensde, min of meer, in 't Heidensch dwael';Ga naar voetnoot980
Wy wegen 't Heidendom in eene zelve schael.
En schoon Sidonia ons Wet hielt onbesproken;Ga naar voetnoot982
Dees muur bepaelt den dienst: geen godtsaltaer magh smoockenGa naar voetnoot983
Dan binnen deze poort. Dees stadt is 't offerperck.
Sabud:
985[regelnummer]
Verdadigh vry ons recht, maer treck niet al te sterck
Aen zulck een snoer. Men moet het oogh by wijlen luicken,Ga naar voetnoot986
En door de vingers zien. Men moet zijn recht gebruicken
Wanneer het voordeel geeft. Zoo ghy het aen kunt zien,Ga naar voetnoot988
Dit offeren zal haest van zelf zich zelf verbiên.Ga naar voetnoot989
Sanhedrin:
990[regelnummer]
Verbiên? Het zal allengs gelijck de kancker kruipen,
En schieten zijn vergift; gelijck een adder sluipen
In 't lichaem van den Staet, en steken met den startGa naar voetnoot992
De heerschappy, de Wet en Godtsdienst naer het hart.
Dan zal men d'artseny, helaes! te spa bereiden.
Sabud:
995[regelnummer]
Dees burgery kan Godt en Baäl onderscheiden.Ga naar voetnoot995
Sanhedrin:
Dies wenschtze Godt niet half te dienen, maer geheel.Ga naar voetnoot996
Sabud:
Zy diene hem geheel, en staecke dit krackeel.
Sanhedrin:
Het is een godtskrackeel: men magh Godts recht niet kreucken.Ga naar voetnoot998
Sabud:
De tempel rieckt alleen van Levijs wieroockreucken.Ga naar voetnoot999
Sanhedrin:
1000[regelnummer]
Daer staet de voorhof, oock voor vreemden ruim genoegh.Ga naar voetnoot1000
| |
[pagina 415]
| |
Sabud:
Al 't vrouwetimmer bidt daer Godt aen, spade en vroegh.Ga naar voetnoot1001
Sanhedrin:
Met uiterlijcken schijn, maer Heidensche gedachten.
Sabud:
Godt zagh wat gaven hem de Koninginnen braghten.
Sanhedrin:
Godt zagh de gaven aen, doch 't hart van binnen meest.
Sabud:
1005[regelnummer]
Zy vieren met den Vorst den rustdagh, en ons feest.Ga naar voetnoot1005
Sanhedrin:
En nu vermetelijck 't afgodisch feest hier buiten.Ga naar voetnoot1006
Sabud:
Indien men verder ga, de Koning zal het stuiten.
Sanhedrin:
Wanneer het is te spa: wanneer de Sidonier,
Zoo blint als Ammon, oock zijn gruwzaem offervierGa naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
Met kinderbloet vermenge, en met onnozele asschenGa naar voetnoot1010
En bloet zich schuldigh smette, in ste van zich te wasschen.Ga naar voetnoot1011
Dees gruwelkerck begrijpt al 't Godendom beknoptGa naar voetnoot1012
Met een' gemeinen naem, en zal dus overkroptGa naar voetnoot1013
Van vreemde tittelen een' vloet van afgoôn braecken;Ga naar voetnoot1014
1015[regelnummer]
Een ieder Godt zijn haegh en berghaltaer zien blaecken,Ga naar voetnoot1015
Tot dat het endelijck den waren Godt verdriet'.
Sabud:
Nu Vaders, naerdemael ghy dus veel quaets voorziet,Ga naar voetnoot1017
En spelt, zoo neem ick aen den Koning te vermanen,Ga naar voetnoot1018
Te letten op zijn ampt, en geenen wegh te banenGa naar voetnoot1019
1020[regelnummer]
Tot dezen langen sleep van twist en zwarigheên.
Ontschuldight midlerwijl, ten beste van 't gemeen,Ga naar voetnoot1021
Den Koning by het volck, en helpt al d'opspraeck weeren.Ga naar voetnoot1022
Sanhedrin:
Wy gaen. Heer Sabud, help dit werck ten beste keeren.
| |
[pagina 416]
| |
Keer:
Ga heen, bekrijgh (sprack BalaämGa naar voetnoot1024
1025[regelnummer]
Tot Balack) 's vyants tentenGa naar voetnoot1025
Met zwaert, noch dreigementen;
Maer zetze in brant door minnevlam,
En vier van Joffrenoogen.Ga naar voetnoot1028
De schoone jeught van Madian
1030[regelnummer]
En Moab trede in een gespan.Ga naar voetnoot1030
De braefste dochters togenGa naar voetnoot1031
Te velde op dien Waerzeggers raet,
Om harten te veroveren,
En herssens te betoveren,
1035[regelnummer]
Met mijnen, loncken, en gelaet.Ga naar voetnoot1035
De bloem der Jongelingen
Bejegentze aen de legerpoort,Ga naar voetnoot1037
En kan, door 't lief gezicht bekoort,
Zijn hartstoght niet bedwingen.
1040[regelnummer]
Een ieder liefkoost zijn Heidin,
Die midden onder 't vleienGa naar voetnoot1041
Zich veinst te willen scheien.Ga naar voetnoot1042
't Hebreeusche bloet, te zoet op min,Ga naar voetnoot1043
Belooftze trouw met smeecken.Ga naar voetnoot1044
1045[regelnummer]
O list! o vrouwetreken!Ga naar voetnoot1045
Tegenkeer:
Indien het hart niet anders peinst
Dan mont en lippen uiten;
Men kent geen' knecht van buiten:Ga naar voetnoot1048
Bemint en spreeckt ghy ongeveinst;
1050[regelnummer]
Zoo sterck uw woort met daden,Ga naar voetnoot1050
En nuttigh tot een klaer bewijs
Een' zelven disch, en offerspijs.Ga naar voetnoot1052
De minnaers staen beladenGa naar voetnoot1053
| |
[pagina 417]
| |
Om zulck een antwoort, al te straf.Ga naar voetnoot1054
1055[regelnummer]
Wie brantmerckt zijn geweten,
Aen Baäls disch gezeten,
En zweert zijn' Godt voor Baäl af?
Hoe worstelen de zinnen!
Hier valt in 't hart een felle slagh,
1060[regelnummer]
Om 's hemels vloeck, en 's Joffers lach.Ga naar voetnoot1058-60
Wat zijde zal dit winnen?Ga naar voetnoot1061
D'onzichtbre Godtheit zit te hoogh:Ga naar voetnoot1062
De jeught is brusk en teder:Ga naar voetnoot1063
Zy wanckelt hene en weder.
1065[regelnummer]
De zichtbre schoonheit speelt in 't oogh,Ga naar voetnoot1065
En leertze op Fegor knielen.Ga naar voetnoot1066
O plaegh van mannezielen!
Toezang:
De jeught verging in dat gevaer:Ga naar voetnoot1068
Maer zou de Min, die 't grijze hair
1070[regelnummer]
Van Salomon kon zengen,
Hem, op 't Sidonisch feestbancket,
Vervoeren van der Vadren Wet,Ga naar voetnoot1072
En oock ten afval brengen?
Dat hoede Godt, die Abraham
1075[regelnummer]
Uit Ur beriep, en Jesses stamGa naar voetnoot1074-75
Verhief, ten roem der vromen;
Of 't is hier omgekomen.Ga naar voetnoot1077
|
|