Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.15 MB)

ebook (6.98 MB)

XML (3.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragikomedie
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

(1931)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 405]
[p. 405]

Het derde bedryf.

BENAJAS. SANHEDRIN.
Benajas:
 
Myn Schiltknaep, luister flux Heer Sabud stil in 't oorGa naar voetnoot748
 
Dat al de Sanhedrin vast aenstapt, en gehoorGa naar voetnoot749
750[regelnummer]
Ten hove zoeckt. Men dient den toegang te bewaren,Ga naar voetnoot750
 
Of nu de breede Raet den Koning quaem bezwaren,Ga naar voetnoot751
 
Daer hy zich in de zael op 't feestelijck bancket,
 
By 't vrouwetimmer heeft ter tafel aengezet.Ga naar voetnoot753
 
Wy zullen hier een poos de Vaders onderhouden,Ga naar voetnoot754
755[regelnummer]
Naer hoffelijcken stijl: doch ofze iet verders woudenGa naar voetnoot755
 
Bestaen, en drongen om den Koning mondelingGa naar voetnoot756
 
Te spreecken; 't waer geraên dat hy hun onderging;Ga naar voetnoot757
 
Dewijl de roep dit feest ten breetsten uit durf meten.Ga naar voetnoot758
 
Hy rijze, is 't mogelijck, van daer men is gezeten,
760[regelnummer]
En trede al heimelijck, zoo spoedigh als hy magh,Ga naar voetnoot760
 
Van 's Konings blijden disch, en keere dezen slagh.Ga naar voetnoot761
Sanhedrin:
 
Geluck, Heer Benajas.
Benajas:
 
De hemel wil u sparen,Ga naar voetnoot762
 
Grootachtbre Vaders: wel, wat brengt ghy ons voor maren,Ga naar voetnoot763
 
Van binnen?
Sanhedrin:
 
Zegh ons, is Heer Sabud by der hant?
Benajas:
765[regelnummer]
Hy onderhoudt den Vorst, ten dienst van 't Vaderlant,Ga naar voetnoot765
 
Als zijn vertrouweling.
Sanhedrin:
 
Hoe zou de Vorst hem missen?
 
Hy gaet in 't kabinet van 's Rijcks geheimenissen,
 
En volght zijn' meester, als zijn schaduwe, al den dagh.
Benajas:
 
Wat zijn geluck by hem tot 's vollecks heil vermagh,Ga naar voetnoot769
770[regelnummer]
Benaerstight hy ten hove, al waer het met zijn schade.Ga naar voetnoot770
[pagina 406]
[p. 406]
Sanhedrin:
 
Zoo d'amptenaren dus der Koningen genadeGa naar voetnoot771
 
Gebruickten overal, men zou een beter tijt
 
Beleven, zonder twist, en onderlingen strijt.
 
Nu sluipen menighmael de vleiers in de hoven.
775[regelnummer]
Dan magh de lente 't lant een vruchtbaer jaer beloven,
 
Maer och de vleitong gaet met al den bloessem deur.Ga naar voetnoot776
 
Het ooft der Doode zee stelt dus ons hoop te leur.Ga naar voetnoot777
Benajas:
 
De vleier streckt een pest by hooghgebore zielen,Ga naar voetnoot778
 
En leertse in 't ende zelfs voor haer gebreken knielen;Ga naar voetnoot779
780[regelnummer]
Gelijck een onbesneên zich voor den afgodt buckt.Ga naar voetnoot780
 
Hoe nu? ontstelt u dit? o Vaders, wat verrucktGa naar voetnoot781
 
Uw zinnen, zoo verbaest? ontstelt u deze rede?Ga naar voetnoot782
 
Hier valt noch twist, noch strijt. Een ieder leeft in vrede,
 
In dit gezegent Rijck. Wat 's d'oirzaeck datghe zucht?
785[regelnummer]
Geloof geen lastertong, noch ydel straetgerucht.
 
Geruchten komen op gelijck de zomerbuien,
 
En drijven over. Wilt geen spel ten erghsten duien.Ga naar voetnoot787
 
Ick gis het volleck smaelt op dit Sidonisch feest,
 
En feestbancket. Magh nu de Vredevorst zijn' geest
790[regelnummer]
Niet spelen voeren, en na veel beslommeringenGa naar voetnoot790
 
Uitspannen voor een' dagh? of zou het volck hem dwingen?Ga naar voetnoot791
 
De lusthof heeft zijn tijt hier buiten; het paleisGa naar voetnoot792
 
Daer binnen oock zijn beurt, doch elleck naer den eisch.
Sanhedrin:
 
Het voeght den Rijcksraet niet den Koning wet te stellen,
795[regelnummer]
Noch onder zijn vermaeck den ouden Heer te quellen,
 
En 't hooft te breecken: neen, dat past geen' onderdaen.
 
Wy komen op dien voet niet t'zamen herwaert aen,Ga naar voetnoot797
 
Maer moeten naer het volck ons zelfs een luttel voegen,Ga naar voetnoot798
 
Hun opspraeck dempen, en de burgery vernoegen.Ga naar voetnoot799
Benajas:
800[regelnummer]
De burger klaeght uit weelde, onkundigh van zijn lot.Ga naar voetnoot800
[pagina 407]
[p. 407]
Sanhedrin:
 
De burger eert de kroon gewilligh onder Godt,Ga naar voetnoot801
 
En wenschte 't aengezicht des Konings meer 't aenschouwen,
 
Die midden in den drang der buitenlantsche vrouwenGa naar voetnoot803
 
Belemmert zit, en niet gezien wort op den stoel,Ga naar voetnoot804
805[regelnummer]
En zetel des gerechts. 't Gemeene best wort koelGa naar voetnoot805
 
Behartight, daer de Heer van huis is, en te zoecken.
 
Zoo morrenze by wijl, ja lasteren en vloeckenGa naar voetnoot807
 
De Koninginnen, als of by hun zweet, en bloetGa naar voetnoot808
 
Die Koningklijcke sleep te dertel wiert gevoedtGa naar voetnoot809
810[regelnummer]
In overdwaelsche pracht, en walgende overdaden.Ga naar voetnoot810
 
Gesteenten, kroonen, prael, juweelen, en gewaden
 
Waerdeerenze op het naeuste, en hangen 'er voort byGa naar voetnoot812
 
Al wat hun ongedult verziert, en uitsmijt. WyGa naar voetnoot813
 
Ontveinzen 't, om geen' haet der morrenden te tergen.Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
Doch 't geen een ieder ziet, hoe kan men dat verbergen,
 
Of lochenen? Men roept: de Koning wort verruckt
 
Van 't eerste spoor. Helaes, de lieden zien bedruckt.Ga naar voetnoot816-17Ga naar voetnoot817
Benajas:
 
Wat lust kon eenigh Vorst ter weerelt oit gebeuren,Ga naar voetnoot818
 
Indien hy zich terstont aen 's volcks gemor zou steuren?
Sanhedrin:
820[regelnummer]
Het heught ons hoe de kroon tot aen de sterren rees,
 
Toen op den elpen troon hy 't billijck vonnis wees,Ga naar voetnoot821
 
En scheide door het zwaert den kindertwist, zoo snedigh.Ga naar voetnoot822
 
Nu slaept de leeuwestoel, nu staet de zetel ledigh,
 
Waer op zich elck beriep, indien hy in de poortGa naar voetnoot824
825[regelnummer]
Zich vont verongelijckt, of langsaem wiert verhoort.
Benajas:
 
Het past den Sanhedrin op 't poortgerecht te letten.
[pagina 408]
[p. 408]
Sanhedrin:
 
Het past den Sanhedrin, en oock het hooft der wetten,
 
Den Koning boven al, den mont van 't Rijcksgerecht,Ga naar voetnoot828
 
De tong en ziel des Rechts. De Raet is 's Konings knecht.
Benajas:
830[regelnummer]
Een ieder schuift den last van zijne op 's Konings schouder.
 
Zijn hoogen ouderdom zoeckt rust. De Vorst wort ouder,Ga naar voetnoot831
 
En zwack, en onbequaem tot zulck een lastigh pack.Ga naar voetnoot832
Sanhedrin:
 
Wy wenschen te gelijck zijn Majesteit gemack,
 
En rust, zoo veel hem Godt van boven heeft beschoren.Ga naar voetnoot834
835[regelnummer]
Wat raet? Hy is ter kroone en tot dien last geboren.
Benajas:
 
Ontlast dan naer uw maght het ampt der Majesteit,Ga naar voetnoot836
 
Die 't gansche Rijck verplichte, en toom het onbescheitGa naar voetnoot837
 
Des al t'ondanckbren volcks, en zijne lasterstreecken.Ga naar voetnoot838
Sanhedrin:
 
Zou 't oock geoorloft zijn den Koning eens te spreecken?
Benajas:
840[regelnummer]
Genoegh, indien hy niet verheught waer aen den disch.Ga naar voetnoot840
Sanhedrin:
 
Wat wil de spiegelstrijt? wat strijt, wat veltslagh isGa naar voetnoot841
 
Voor 't mirtewoudt vertoont, dat wonder geeft te zeggen?Ga naar voetnoot842
Benajas:
 
Wie stopt het volck den mont? Men kan geen zaek beleggenGa naar voetnoot843
 
Zoo wijsselijck, het zy oock waer, wanneer, en hoe,
845[regelnummer]
Of ieder een bediltze, en zeit' er 't zijne toe.
 
De Koning voerde 't oogh der Koninginne spelen.Ga naar voetnoot846
 
De hofwacht stont op 't velt, gewapent in twee deelen,
 
En vierkant, heerelijck en hemelsch uitgerust.Ga naar voetnoot848
 
De zon ging op in 't gout, en scheen op pracht belust.
850[regelnummer]
Het eene deel, getroost des Konings zy te voeren,Ga naar voetnoot850
 
Verhief de Leeuwsbanier, gereet den klaeuw te roeren.
[pagina 409]
[p. 409]
 
Het ander hielt de zy van zijn Princes, wel prat,Ga naar voetnoot852
 
En stack een' stier op, daer een schoone Maeght op zat,Ga naar voetnoot853
 
Waer van de Sidoniers nog ydelijck gewagenGa naar voetnoot854
855[regelnummer]
Hoe 's weerelts derde deel naer heur zijn' naem zou dragen.Ga naar voetnoot855
 
Zoo dra men wapen blies, in 't aenzien van den Heer,Ga naar voetnoot856
 
Ging elck zijn' vyant fier met spiets en zwaert te keer;
 
Hoewel alleen in schijn, en zonder bloet te storten.
 
Men zagh tot driemael toe de heiren t'zamenhorten,Ga naar voetnoot859
860[regelnummer]
En driemael deizen, met rondassen op den rugh,Ga naar voetnoot860
 
Tot dat de Leeuwsbanier, vol dootschrick, bang, en vlugh,
 
In handen viel (het scheen bykans een strijt van minne)
 
En opgedragen wiert zijn liefste Koninginne.Ga naar voetnoot863
 
Daer komt Heer Sabud zelf. Ick laet de Vaders hier.
Sanhedrin:
865[regelnummer]
Men speelt al schimpende ernst. Godt geve dat de StierGa naar voetnoot865
 
Van Sidon niet den Leeuw van Juda overheere,Ga naar voetnoot866
 
En over zijnen staf en godtsdienst triomfeere.Ga naar voetnoot867
SABUD. SANHEDRIN.
Sabud:
 
Wat brengt de Sanhedrin ons uit de stadt al goets?
Sanhedrin:
 
Mijn Heer, niet al te veel. Men zit hier goedes moedts;Ga naar voetnoot869
870[regelnummer]
Maer binnen mompelen de lieden, langs de straten,
 
Dat zy van hunnen Vorst en vader zijn verlaten;
 
Hy hof en stadt vergeet, op Recht noch rechtbanck let,
 
Ja tempel en altaer uit zijn gedachten zet,
 
En Sidon kercken bouwt, en inwijdt voor de muren,
875[regelnummer]
Ten schimp van Godt en 't volck, tot vreught der nageburen.
 
Zy dragen nauwelix dit wyfeest met gedult.Ga naar voetnoot876
 
Sidonia lijdt last. Zy geven haer de schult.Ga naar voetnoot877
 
Sidonia misleit den Koning met haer smeecken,Ga naar voetnoot878
 
En sleept in 't hof een' staert van Heidensche erfgebreken,Ga naar voetnoot879
[pagina 410]
[p. 410]
880[regelnummer]
Die wortelen allengs zoo diep, dat Davids erfGa naar voetnoot880
 
Niet anders ziet te moet dan woestheit, en bederf.Ga naar voetnoot881
 
Mijn Heer, ontschuldigh ons: wy levren u de woordenGa naar voetnoot882
 
Der burgren over zoo wy die in 't uitgaen hoorden.
Sabud:
 
Gemeenlijck slaet het volck de Heeren zelfs voorby,Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
En heeft het in de koorts van zijne razerny
 
Op iemant naest den Heer te vreesselijck geladen.Ga naar voetnoot886
 
Wie kan hun onverstant bestieren, ofte raden?
 
Moet nu Sidonia dit boeten boven al?Ga naar voetnoot888
 
Wort zy nu, als de bruit, uit zulck een duizenttal
890[regelnummer]
Genoemt, om met dien smaet haer majesteit te grieven?
 
Wie zocht den burger meer te helpen, te believen
 
Dan zy, zoo menighmael de stadt haer lastigh viel?Ga naar voetnoot892
 
Wat namze al zorgh op zich! Hoe onverdrietigh hiel
 
Zy 't woort des volcks ten hove, oock met gevaer van eereGa naar voetnoot893-94
895[regelnummer]
En aengenaemheit zelf te derven by den Heere,Ga naar voetnoot895
 
Die zich by wijlen belghde, om d'onbeschaemtheit vanGa naar voetnoot896
 
Het smeeckschrift, of de zaeck, of zomtijts om den man.
 
Ondanckbaer volck, zy heeft u 't onrecht hier gesleten.Ga naar voetnoot898
 
Kan haer gedienstigheit zoo ras den geur vergeten?
Sanhedrin:
900[regelnummer]
Haer deughden zijn bekent, gelijck des Konings min,
 
En yver tot zijn Bruit, die voert hier feesten in,
 
En Sidons razerny, by geen Hebreen te lijden.Ga naar voetnoot902
Sabud:
 
Hier buiten voor de stadt? hoe nu? waerom benijdenGa naar voetnoot903
 
De burgers haer 't gebruick des offers, datze toch
905[regelnummer]
Aen haere moeders borst eerst indronck met dat zogh?
 
De Koning hanthaeft streng uw' godtsdienst, en behoeders.Ga naar voetnoot906
 
De Vorst van Tyrus en uw Koning zijn gebroeders,
 
En bontgenoten, ja door 't bruiloftsbed verknocht.Ga naar voetnoot908
[pagina 411]
[p. 411]
Sanhedrin:
 
Tot aen het outer toe. Geen spruit van Jesse moghtGa naar voetnoot909
910[regelnummer]
Zich verder met den Nijl of eenigh Rijck verbinden.
 
In 's weerelts zaecken zijnze alleen gelijckgezinden.Ga naar voetnoot911
 
Niet wijders hielden wy den nagebuur te vrient.Ga naar voetnoot912
Sabud:
 
Heeft Hiram dan by zoon en vader niet verdient?Ga naar voetnoot913
 
Zou Tyrus nu dus veel genade niet gebeuren,Ga naar voetnoot914
915[regelnummer]
Of ghyliên most het feest, de vreught der Dochter, steuren,
 
En haren vrydom? merck wat onbescheit is dit.Ga naar voetnoot916
Sanhedrin:
 
Men gunt dat Hiram gansch Fenicie bezit,
 
En Assers erreflot van 't Rijck te leen magh houden.Ga naar voetnoot918
 
Zoo groot een godtsschult wort den Heiden quijtgeschouden.Ga naar voetnoot919
Sabud:
920[regelnummer]
Des danckenze niet ons, maer hun doorluchtigh zwaert.Ga naar voetnoot920
 
't En deed hun dapperheit, men hadze niet gespaert.Ga naar voetnoot921
Sanhedrin:
 
Mijn Heer, vergeef het ons indienwe 't hof bezwaren,Ga naar voetnoot922
 
Uit zorge om Moses Wet en godtsdienst te bewaren.Ga naar voetnoot923
Sabud:
 
Wie heeft den godtsdienst meer gehanthaeft dan uw Vorst?
Sanhedrin:
925[regelnummer]
Voorhene: maer, indien men 't veiligh uiten dorst.Ga naar voetnoot925
Sabud:
 
Ghy mooght vrypostigh ons uw zorgen wel vertrouwen.Ga naar voetnoot926
Sanhedrin:
 
Godt waerschuwde ons doorgaens voor buitenlantsche vrouwen:Ga naar voetnoot927
Sabud:
 
Is nu de Sanhedrin voor 't vrouwetimmer bang?Ga naar voetnoot928
[pagina 412]
[p. 412]
Sanhedrin:
 
Zy moorden dit geslacht met haren toverzang.Ga naar voetnoot929
Sabud:
930[regelnummer]
Ghy acht dan 's Konings brein te zwack voor vrouwelisten?
Sanhedrin:
 
Haer loosheit broet doorgaens, uit Wijzen, afgodisten.Ga naar voetnoot931
Sabud:
 
Een wijs verstant omhelst geen godtheit tegens reên.Ga naar voetnoot932
Sanhedrin:
 
't En zy de wijsheit dwael', verblint door ydelheên.Ga naar voetnoot933
 
Het vrouwenoogh kan licht een mannenhart bekooren.
Sabud:
935[regelnummer]
Benijtghe uw' Vorst zijn' lust?
Sanhedrin:
 
Een wettige ingeborenGa naar voetnoot935
 
Verzade 's Konings min. Dit Rijck was noit misdeelt
 
Van schoonheên, schooner dan zich eenigh hof verbeelt.
Sabud:
 
Men moet een' vreedzaem Heer zijn lusten niet besnoeien,
 
Maar liever queecken. Op zoo eng een leest te schoeien,
940[regelnummer]
Zijn' zin te zetten slechts op eene lantzatin,Ga naar voetnoot940
 
Verveelt de Majesteit, en onbepaelde min
 
Van hooghgeboornen: neen, een edel hart wil weiden,Ga naar voetnoot941-42
 
En lezen keur van kruit. Men magh geen' Koning leiden
 
Met burgerlijcken toom. Hy zoeckt uitheemsche stof.Ga naar voetnoot943-44
Sanhedrin:
945[regelnummer]
Van zulck een ydelheit gewaeght het Tyrisch hof.
 
Maer Salomon bestelde en leerde ons andre spreucken,Ga naar voetnoot946
 
En zuivre bladen. Zou hy zelf zijn lessen kreucken?Ga naar voetnoot947
Sabud:
 
Hy mengt oock deught met vreught, vryaedje, en minnekout,Ga naar voetnoot948
 
En looft de Bruit, die hem aenminnigh onderhoudtGa naar voetnoot949
[pagina 413]
[p. 413]
950[regelnummer]
Met wederliefde en gunst, en hoffelijcke zeden.Ga naar voetnoot950
 
Hy maelt haer wezen af, en haer bekoorlijckheden.
 
Hoe zwiert de hairlock dan met zulck een' aert, en val!Ga naar voetnoot952
 
Hoe lonckt haer oogh, die 't hart uit 's Konings boezem stal!
 
Wat wit gewasse kudde is witter dan haer tanden!Ga naar voetnoot954
955[regelnummer]
De lippen gloeien meer dan karmozijne banden.Ga naar voetnoot955
 
Het wangeblos verdooft den blozenden granaet.Ga naar voetnoot956
 
Hoe luickt haer aanschijn op, gelijck een dageraet!Ga naar voetnoot957
 
Dan smaeckt geen muskadel zoo lecker als haer borsten!Ga naar voetnoot958
 
Wat dochter treet zoo braef, als deze spruit des Vorsten!Ga naar voetnoot959
960[regelnummer]
Hoe reizigh schietze om hoogh, gelijck een pallemboom!Ga naar voetnoot960
 
Dan viert de minnegloet zijn poëzy den toom,Ga naar voetnoot961
 
Om 't lichaem naer zijn' lust met zulck een' geur te kleeden,
 
En wederom t'ontkleên haer schoone albaste leden;
 
Dien wijnkroes boordevol, en ront gedraeit, en net;Ga naar voetnoot964
965[regelnummer]
Die goude tarweschoof, met lelien bezet;Ga naar voetnoot965
 
Den dicht gesloten hof, en wat voor lieve namenGa naar voetnoot966
 
En tittels zijn vermaeck en liefde meer betamen.Ga naar voetnoot967
Sanhedrin:
 
Die hooge toon begrijpt Godts echtgeheimenis.Ga naar voetnoot968
 
Des Konings huwelijck met Faroos dochter is
970[regelnummer]
Het voorbeelt van Godts trouw met d'uitverkore zielen.Ga naar voetnoot970
Sabud:
 
Verschoonze dan al die des Konings oogh bevielen:
 
Want Faroos spruit is zelf uit afgodisten stam.Ga naar voetnoot972
Sanhedrin:
 
Zy dient geen' afgodt, maer den Godt van Abraham.
 
Zy zwoer haer Goden af, en Memfis offervieren,
975[regelnummer]
En 's vaders Priesterdom met al zijn outerdieren.
Sabud:
 
En Hirams bloet beschimpt 't Egyptisch Godendom,Ga naar voetnoot976
 
Dat onder vacht en schacht en schubben dus rontom
[pagina 414]
[p. 414]
 
Den Nijl wort aengebeên, daer 't volck zich laet misleiden.Ga naar voetnoot978
 
Men moet de dwaling oock in 't Heidensch onderscheiden.Ga naar voetnoot979
Sanhedrin:
980[regelnummer]
Wat aengegrensde, min of meer, in 't Heidensch dwael';Ga naar voetnoot980
 
Wy wegen 't Heidendom in eene zelve schael.
 
En schoon Sidonia ons Wet hielt onbesproken;Ga naar voetnoot982
 
Dees muur bepaelt den dienst: geen godtsaltaer magh smoockenGa naar voetnoot983
 
Dan binnen deze poort. Dees stadt is 't offerperck.
Sabud:
985[regelnummer]
Verdadigh vry ons recht, maer treck niet al te sterck
 
Aen zulck een snoer. Men moet het oogh by wijlen luicken,Ga naar voetnoot986
 
En door de vingers zien. Men moet zijn recht gebruicken
 
Wanneer het voordeel geeft. Zoo ghy het aen kunt zien,Ga naar voetnoot988
 
Dit offeren zal haest van zelf zich zelf verbiên.Ga naar voetnoot989
Sanhedrin:
990[regelnummer]
Verbiên? Het zal allengs gelijck de kancker kruipen,
 
En schieten zijn vergift; gelijck een adder sluipen
 
In 't lichaem van den Staet, en steken met den startGa naar voetnoot992
 
De heerschappy, de Wet en Godtsdienst naer het hart.
 
Dan zal men d'artseny, helaes! te spa bereiden.
Sabud:
995[regelnummer]
Dees burgery kan Godt en Baäl onderscheiden.Ga naar voetnoot995
Sanhedrin:
 
Dies wenschtze Godt niet half te dienen, maer geheel.Ga naar voetnoot996
Sabud:
 
Zy diene hem geheel, en staecke dit krackeel.
Sanhedrin:
 
Het is een godtskrackeel: men magh Godts recht niet kreucken.Ga naar voetnoot998
Sabud:
 
De tempel rieckt alleen van Levijs wieroockreucken.Ga naar voetnoot999
Sanhedrin:
1000[regelnummer]
Daer staet de voorhof, oock voor vreemden ruim genoegh.Ga naar voetnoot1000
[pagina 415]
[p. 415]
Sabud:
 
Al 't vrouwetimmer bidt daer Godt aen, spade en vroegh.Ga naar voetnoot1001
Sanhedrin:
 
Met uiterlijcken schijn, maer Heidensche gedachten.
Sabud:
 
Godt zagh wat gaven hem de Koninginnen braghten.
Sanhedrin:
 
Godt zagh de gaven aen, doch 't hart van binnen meest.
Sabud:
1005[regelnummer]
Zy vieren met den Vorst den rustdagh, en ons feest.Ga naar voetnoot1005
Sanhedrin:
 
En nu vermetelijck 't afgodisch feest hier buiten.Ga naar voetnoot1006
Sabud:
 
Indien men verder ga, de Koning zal het stuiten.
Sanhedrin:
 
Wanneer het is te spa: wanneer de Sidonier,
 
Zoo blint als Ammon, oock zijn gruwzaem offervierGa naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
Met kinderbloet vermenge, en met onnozele asschenGa naar voetnoot1010
 
En bloet zich schuldigh smette, in ste van zich te wasschen.Ga naar voetnoot1011
 
Dees gruwelkerck begrijpt al 't Godendom beknoptGa naar voetnoot1012
 
Met een' gemeinen naem, en zal dus overkroptGa naar voetnoot1013
 
Van vreemde tittelen een' vloet van afgoôn braecken;Ga naar voetnoot1014
1015[regelnummer]
Een ieder Godt zijn haegh en berghaltaer zien blaecken,Ga naar voetnoot1015
 
Tot dat het endelijck den waren Godt verdriet'.
Sabud:
 
Nu Vaders, naerdemael ghy dus veel quaets voorziet,Ga naar voetnoot1017
 
En spelt, zoo neem ick aen den Koning te vermanen,Ga naar voetnoot1018
 
Te letten op zijn ampt, en geenen wegh te banenGa naar voetnoot1019
1020[regelnummer]
Tot dezen langen sleep van twist en zwarigheên.
 
Ontschuldight midlerwijl, ten beste van 't gemeen,Ga naar voetnoot1021
 
Den Koning by het volck, en helpt al d'opspraeck weeren.Ga naar voetnoot1022
Sanhedrin:
 
Wy gaen. Heer Sabud, help dit werck ten beste keeren.
[pagina 416]
[p. 416]
REY VAN JERUSALEMMERS.
Keer:
 
Ga heen, bekrijgh (sprack BalaämGa naar voetnoot1024
1025[regelnummer]
Tot Balack) 's vyants tentenGa naar voetnoot1025
 
Met zwaert, noch dreigementen;
 
Maer zetze in brant door minnevlam,
 
En vier van Joffrenoogen.Ga naar voetnoot1028
 
De schoone jeught van Madian
1030[regelnummer]
En Moab trede in een gespan.Ga naar voetnoot1030
 
De braefste dochters togenGa naar voetnoot1031
 
Te velde op dien Waerzeggers raet,
 
Om harten te veroveren,
 
En herssens te betoveren,
1035[regelnummer]
Met mijnen, loncken, en gelaet.Ga naar voetnoot1035
 
De bloem der Jongelingen
 
Bejegentze aen de legerpoort,Ga naar voetnoot1037
 
En kan, door 't lief gezicht bekoort,
 
Zijn hartstoght niet bedwingen.
1040[regelnummer]
Een ieder liefkoost zijn Heidin,
 
Die midden onder 't vleienGa naar voetnoot1041
 
Zich veinst te willen scheien.Ga naar voetnoot1042
 
't Hebreeusche bloet, te zoet op min,Ga naar voetnoot1043
 
Belooftze trouw met smeecken.Ga naar voetnoot1044
1045[regelnummer]
O list! o vrouwetreken!Ga naar voetnoot1045
Tegenkeer:
 
Indien het hart niet anders peinst
 
Dan mont en lippen uiten;
 
Men kent geen' knecht van buiten:Ga naar voetnoot1048
 
Bemint en spreeckt ghy ongeveinst;
1050[regelnummer]
Zoo sterck uw woort met daden,Ga naar voetnoot1050
 
En nuttigh tot een klaer bewijs
 
Een' zelven disch, en offerspijs.Ga naar voetnoot1052
 
De minnaers staen beladenGa naar voetnoot1053
[pagina 417]
[p. 417]
 
Om zulck een antwoort, al te straf.Ga naar voetnoot1054
1055[regelnummer]
Wie brantmerckt zijn geweten,
 
Aen Baäls disch gezeten,
 
En zweert zijn' Godt voor Baäl af?
 
Hoe worstelen de zinnen!
 
Hier valt in 't hart een felle slagh,
1060[regelnummer]
Om 's hemels vloeck, en 's Joffers lach.Ga naar voetnoot1058-60
 
Wat zijde zal dit winnen?Ga naar voetnoot1061
 
D'onzichtbre Godtheit zit te hoogh:Ga naar voetnoot1062
 
De jeught is brusk en teder:Ga naar voetnoot1063
 
Zy wanckelt hene en weder.
1065[regelnummer]
De zichtbre schoonheit speelt in 't oogh,Ga naar voetnoot1065
 
En leertze op Fegor knielen.Ga naar voetnoot1066
 
O plaegh van mannezielen!
Toezang:
 
De jeught verging in dat gevaer:Ga naar voetnoot1068
 
Maer zou de Min, die 't grijze hair
1070[regelnummer]
Van Salomon kon zengen,
 
Hem, op 't Sidonisch feestbancket,
 
Vervoeren van der Vadren Wet,Ga naar voetnoot1072
 
En oock ten afval brengen?
 
Dat hoede Godt, die Abraham
1075[regelnummer]
Uit Ur beriep, en Jesses stamGa naar voetnoot1074-75
 
Verhief, ten roem der vromen;
 
Of 't is hier omgekomen.Ga naar voetnoot1077

voetnoot748
luister: fluister.
voetnoot749
de Sanhedrin: de Joodse raad; vast: reeds.
voetnoot750
bewaren: bewaken.
voetnoot751
Of: of soms, voor het geval dat; bezwaren: lastig vallen.
voetnoot753
vrouwetimmer (vgl. vs. 631).
voetnoot754
de Vaders: de leden van de Sanhedrin (vgl. vs. 763); onderhouden: met een gesprek bezighouden.
voetnoot755
Naer hoffelijcken stijl: volgens de ceremonieën van het hof; iet verders: iets meer.
voetnoot756
Bestaen: ondernemen, wagen.
voetnoot757
onderging: met beleid trachtte te bewegen (om er van af te zien); Ned. Wdb. X, 1306.
voetnoot758
de roep: de praatjes die er over rondgaan; uit durf meten: durft overdrijven.
voetnoot760
magh: kan.
voetnoot761
keere dezen slagh: wende dit gevaar af.
voetnoot762
wil: moge.
voetnoot763
maren: tijding.
voetnoot765
onderhoudt: is in gesprek met.
voetnoot769
hem: Salomon.
voetnoot770
Benaerstight: bevordert met ijver.
voetnoot771
dus: zóó.
voetnoot776
gaet met al den bloessem deur: steelt.... weg.
voetnoot777
Het ooft der Doode zee: ooft dat van buiten fraai lijkt, maar van binnen met oneetbare stof gevuld is.
voetnoot778
streckt: is.
voetnoot779
zelfs: zelf.
voetnoot780
onbesneên: heiden (vgl. vs. 729).
voetnoot781
verruckt: verbijstert.
voetnoot782
verbaest: hevig ontdaan; ontstelt: brengt van streek.
voetnoot787
ten erghsten duien: een kwaadwillige uitleg geven aan.
voetnoot790
spelen voeren: doen genieten (causatief van spelen varen: gaan genieten; vgl. vs. 846).
voetnoot791
Uitspannen: ontspannen.
voetnoot792
De lusthof: als plaats van ontspanning tegenover het paleis in de stad, de plaats voor de regeringszorgen.
voetnoot797
op dien voet: op die grondslag, met die bedoeling.
voetnoot798
zelfs: zelf.
voetnoot799
opspraeck dempen: kritiek onderdrukken; vernoegen: geruststellen.
voetnoot800
uit weelde: omdat hij door een te ruim bestaan verwend geraakt is (vgl. vs. 1181).
voetnoot801
onder Godt: als de macht die onmiddellik onder God staat, die God het naast is.
voetnoot803
drang: drom.
voetnoot804
Belemmert: verhinderd om zich vrij te bewegen; stoel: troon.
voetnoot805
't Gemeene best: het algemene welzijn, het staatsbelang.
voetnoot807
lasteren: spreken er schande van.
voetnoot808
by: door.
voetnoot809
sleep: gevolg; te dertel wiert gevoedt: in grote losbandigheid werd onderhouden.
voetnoot810
overdwaelsche: buitensporige, dwaze (een Noord-Hollands woord; zie Ned. Wdb. XI, 1669).
voetnoot812
Waerdeerenze op het naeuste: daarvan gaan ze nauwkeurig na, hoeveel geld er wel aan verkwist wordt.
voetnoot813
ongedult: de toestand waarin men iets niet langer dulden kan; verziert: verzint; uitsmijt: ondoordacht uitspreekt.
voetnoot814
Ontveinzen 't: doen alsof het (nl. die verkwisting) niet waar is; tergen: prikkelen.
voetnoot816-17
verruckt van 't eerste spoor: verleid om zijn vroegere strenge opvatting van de regeringstaak te verlaten (verruckt: weggesleept).
voetnoot817
zien bedruckt: zien er verslagen uit (bedruckt met sterker betekenis dan nu).
voetnoot818
gebeuren: te beurt vallen.
voetnoot821
den elpen troon: de beschrijving van deze elpenbenen troon vindt men in 2 Kron. 9, 17-19: twee leeuwen stonden bij de leuningen en twaalf leeuwen op de zes trappen aan weerszijden. Vandaar de leeuwestoel (823).
voetnoot822
Zinspeling op het bekende verhaal van Salomon's rechtspraak: 1 Kon. 3, 16-28; snedigh: schrander, gevat.
voetnoot824
in de poort: dat daar recht gesproken werd, blijkt uit Deuter. 16, 18; 17, 8 en Ruth. 4, 1-vlg.; vandaar: poortgerecht in vs. 826.
voetnoot828
mont: woordvoerder.
voetnoot831
hoogen: met een Brabantse nominatiefs-n, die in Vondel's taal van deze periode zeldzaam wordt.
voetnoot832
lastigh pack: drukkende last.
voetnoot834
beschoren: toebedeeld.
voetnoot836
naer uw moght: zoveel gij vermoogt.
voetnoot837
verplichte: nl. aan zich: belangrijke diensten bewees; onbescheit: onverstand, gebrek aan inzicht.
voetnoot838
lasterstreecken: schandelik gedrag.
voetnoot840
Genoegh: zeker.
voetnoot841
Wat wil: wat is de bedoeling van.
voetnoot842
dat wonder geeft te zeggen: waar men het zo druk over heeft.
voetnoot843
beleggen: beschikken, inrichten.
voetnoot846
voerde spelen: deed genieten (vgl. vs. 790).
voetnoot848
vierkant: in een vierkant opgesteld.
voetnoot850
getroost: op zich nemende; des Konings zy te voeren: de partij van de koning te kiezen.
voetnoot852
prat: fier, trots.
voetnoot853
stack op: hief (de banier met het wapen) omhoog (vgl. Verhief in 851); de stier (Jupiter) die Europa ontvoerde, gold als veldteken van de Sidoniërs, omdat Europa, de dochter van Agenor, een Phoeniciese was.
voetnoot854
ydelijck: als een onhistories verzinsel.
voetnoot855
's weerelts derde deel: Europa. In de Oudheid telden Afrika en Australië nog niet mee.
voetnoot856
wapen blies: het signaal gaf voor de aanval; in 't aenzien: voor de ogen van.
voetnoot859
t'zamenhorten: botsen.
voetnoot860
deizen: terugwijken; rondassen: schilden; op den rugh: tegen de vervolgende vijanden.
voetnoot863
opgedragen: overhandigd.
voetnoot865
Onder de schijn van scherts (spot) vertoont men iets dat wel eens waar, en zeer ernstig zou kunnen zijn.
voetnoot866
overheere: de baas worde.
voetnoot867
staf: scepter, wereldlike heerschappij.
voetnoot869
hier: in Salomon's lusthof, in tegenstelling met binnen (870): in Jerusalem.
voetnoot876
dragen: verdragen, dulden; met gedult: lijdzaam.
voetnoot877
lijdt last: wordt lastig gevallen.
voetnoot878
smeecken: vleierij.
voetnoot879
staert: lange reeks.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: In vs. 898 hebben alle drukken: t'onrecht.
voetnoot880
Davids erf: Jeruzalem.
voetnoot881
te moet: tegemoet; bederf: ondergang.
voetnoot882
ontschuldigh: verontschuldig.
voetnoot884
slaet voorby: gaat voorbij, laat met rust. De nadruk valt op de Heeren zélfs (zelf) en iemant náest den Heer (886), in dit geval Sidonia.
voetnoot886
te: zeer; geladen op: gemunt op.
voetnoot888
boven al: boven alle anderen.
voetnoot892
haer lastigh viel: bij haar aandrong, dringend haar hulp inriep.
voetnoot893-94
onverdrietigh: onverdroten (Ned. Wdb. X, 2096); hiel zy 't woort: was zij de voorspraak.
voetnoot895
aengenaemheit: gunst.
voetnoot896
zich belghde: toornig werd.
voetnoot898
gesleten: van slijten: vlak maken, vereffenen (Ndl. Wdb. XIV, 759), dus: voor u het onrecht hersteld. De verklaring van de lezing t'onrecht door Van Lennep is onaannemelik.
voetnoot902
by: door.
voetnoot903
benijden: niet gunnen.
voetnoot906
behoeders: nl. van de godsdienst.
voetnoot908
door 't bruiloftsbed verknocht: door een huwelik verbonden: Hiram was Salomon's schoonvader.
voetnoot909
Tot aen het outer toe: die verbintenis gold slechts tot aan het altaar, d.w.z. betrof niet het geloof.
voetnoot911
alleen: te verbinden met In 's weerelts zaecken.
voetnoot912
Niet wijders: niet verder, d.i. niet op geestelik gebied.
voetnoot913
niet (niets) verdient: geen enkele verdienste. Koning Hiram van Tyrus (969-936 v. Chr.) had aan de koningen David en Salomon materiaal geleverd voor de tempelbouw.
voetnoot914
dus veel: zoveel; gebeuren: ten deel vallen.
voetnoot916
vrydom: vrijheid. Bedenk eens, hoe onredelik dat zou zijn.
voetnoot918
Assers erreflot (erfdeel): Ascher, de stamvader van een der Israëlietiese stammen, kreeg bij de verdeling van Kanaän een smalle landstreek, die ten Noorden van de Karmel tot aan Sidon doorliep.
voetnoot919
godtsschult: schuld jegens God (Ned. Wdb. V, 237) omdat hij als heiden erfelik Joods gebied gekregen had; wort den Heiden quijtgeschouden (kwijt gescholden): werd de Heiden niet kwalik genomen, werd hem vergeven.
voetnoot920
Des: daarvoor; hun doorluchtigh zwaert: hun voortreffelike dapperheid.
voetnoot921
Als hun dapperheid hen niet geholpen had; zonder hun dapperheid.
voetnoot922
bezwaren: lastig vallen.
voetnoot923
bewaren: behoeden.
voetnoot925
Na dorst breekt de spreker plotseling af.
voetnoot926
vrypostigh: vrijmoedig, gerust.
voetnoot927
doorgaens: altijd (evenzo in vs. 931).
voetnoot928
't vrouwetimmer: vgl. vs. 631.
voetnoot929
toverzang: Sirenengezang, verleidelike manieren.
voetnoot931
afgodisten: afgodendienaars.
voetnoot932
tegens reên: zonder redelike grond.
voetnoot933
ydelheên: ijdele genoegens.
voetnoot935
Een wettige ingeboren: een landgenote, wier afkomst bewezen is.
voetnoot940
landzatin (door Vondel gevormd; vergelijk nazatin in Maria Stuart): synoniem van wettige ingeboren (935).
voetnoot941-42
Verveelt onbepaelde min van hooghgeboornen: verveelt de vorsten, die niet beperkt wensen te worden in hun liefde; weiden: overal heengaan.
voetnoot943-44
leiden met burgerlijcken toom: dezelfde maatstaf aanleggen als aan de gewone burger, hem even streng binden; uitheemsche stof: vrouwen buiten zijn land.
voetnoot946
bestelde: verschafte, bood.
voetnoot947
zuivre bladen: reine, kuise bladzijden (met wijsheid); kreucken: schenden.
voetnoot948
De volgende verzen hebben betrekking op het Hooglied, dat aan Salomon toegeschreven werd (vgl. vs. 1111).
voetnoot949
onderhoudt: bezighoudt, boeit.
voetnoot950
gunst: genegenheid.
voetnoot952
aert, en val: sierlike kronkeling.
voetnoot954
‘Uwe tanden zijn als eene kudde schapen’ (Hooglied 6, 6).
voetnoot955
‘Uwe lippen zijn als een scharlaken snoer’ (Hooglied 4, 3).
voetnoot956
wangeblos: het rood (blos) van uw wangen; verdooft: overstraalt.
voetnoot957
luickt op: ontluikt.
voetnoot958
‘Uwe borsten zijn als trossen aan den wijnstok’ (Hooglied 7, 8).
voetnoot959
braef: flink, krachtig.
voetnoot960
reizigh: slank. ‘Uwe lengte is te vergelijken bij eenen palmboom’ (Hooglied 7, 7).
voetnoot961
zijn poëzy (datief).
voetnoot964
‘Uwe navel is een ronde beker’ (Hooglied 7, 2).
voetnoot965
‘Uw buik is een hoop tarwe, rondom bezet met leliën (Hooglied 7, 2).
voetnoot966
‘Gij zijt een besloten hof’ (Hooglied 4, 12).
voetnoot967
tittels: benamingen.
voetnoot968
Die hooge toon: die hoogdravende stijl, die stoute vergelijkingen; begrijpt: omvat, zijn een inkleding van; Godts echtgeheimenis: dit wordt in de volgende verzen verklaard. Het Hooglied werd, sinds oude tijden, allegories uitgelegd, als de verheerliking van de verhouding tussen God en de minnende ziel.
voetnoot970
Het voorbeelt: het prototype.
voetnoot972
uit afgodisten stam: van heidense afkomst.
voetnoot976
bloet: dochter.
voetnoot978
In de gedaante van vee, vogels of vissen.
voetnoot979
Ook in het heidens geloof moet men niet alle dwaalleren over één kam scheren.
voetnoot980
aangegrensde: naburig volk.
voetnoot982
ons Wet: ons geloof; hielt onbesproken: niet belasterde.
voetnoot983
bepaelt den dienst: is de uiterste grens voor elke godsverering.
voetnoot986
luicken: sluiten (vgl. oogluikend).
voetnoot988
Zoo ghy het aen kunt zien: als gij geduld hebt.
voetnoot989
haest: weldra; zich zelf verbiên: van zelf eindigen.
voetnoot992
met den start: volgens het volksgeloof zat het venijn in de staart van de adder.
voetnoot995
Baäl: de zonnegod van Tyrus, de gemaal van Astarte.
voetnoot996
Dies: daarom.
voetnoot998
een godtskrackeel: een twist over de ware God; kreucken: schenden.
voetnoot999
Levijs: de priesters en lagere tempeldienaars (Levieten) waren uit de stam van Levi.
voetnoot1000
Daar is ook nog een voorhof, waarin vreemden toegelaten worden.
voetnoot1001
't vrouwetimmer: vgl. 631.
voetnoot1005
den rustdagh: de Joodse Sabbath.
voetnoot1006
vermetelijck: vermetel.
voetnoot1009
Ammon: de Ammoniet.
voetnoot1010
Aan Baäl en Astarte zouden de eerstgeborenen geofferd zijn; onnozele asschen: de as van onschuldige kinderen.
voetnoot1011
zich schuldigh smette: zich door die schanddaad schuldig maakte, in plaats van zich te reinigen (wasschen) van schuld.
voetnoot1012
gruwelkerck: schandelike godsdienst; begrijpt: omvat, vat samen.
voetnoot1013
Met een' gemeinen naem: met één gemeenschappelike naam, d.w.z. de Baälsdienst schijnt monotheïsties, maar is inderdaad polytheïsme.
voetnoot1014
tittelen: namen, nl. van andere godheden.
voetnoot1015
haegh: te verbinden met altaer: altaar in de bossen, in de open lucht.
voetnoot1017
dus veel: zoveel.
voetnoot1018
spelt: voorspelt; neem ick aen: neem ik op mij.
voetnoot1019
ampt: taak, plicht.
voetnoot1021
Ontschuldight: pleit vrij van schuld; ten beste van 't gemeen: in 't algemeen belang.
voetnoot1022
opspraeck: kritiek, laster.
voetnoot1024
Het verhaal dat de Israëlieten zich door de dochteren der Moabieten lieten overhalen om aan de heidense goden te offeren, vindt men in Numeri 25, 1-vlg. Over de listige raad van Balaäm of Bileam wordt daar niet gesproken. Vondel las dit bij Flavius Josephus, Oudh. IV, 6; bekrijgh: bestrijd.
voetnoot1025
Balack, de zoon van Zippor, was koning der Moabieten (Numeri 22, 4).
voetnoot1028
vier: de vurige blikken.
voetnoot1030
gespan: zowel de betekenis samenspanning als gezelschap. (Ned. Wdb. IV, 1774) zou hier passen: sluiten zich aaneen om de vijand lagen te leggen.
voetnoot1031
braefste: flinkste, uitgezochte.
voetnoot1035
mijnen: gelaatsuitdrukking, gebaren (Fr. mine; Ned. Wdb. IX, 766; waarschijnlik nog wel met ie-klank); gelaet: houding.
voetnoot1037
Bejegentze: treedt ze tegemoet.
voetnoot1041
vleien: smeekbeden.
voetnoot1042
Zich veinst: de schijn aanneemt.
voetnoot1043
zoet op: zeer verzot op.
voetnoot1044
smeecken: vleiende woorden.
voetnoot1045
vrouwetreken: vrouwenstreken, listen.
voetnoot1048
knecht: jongeling.
voetnoot1050
sterck: bevestig.
voetnoot1052
Een' zelven: eenzelfde.
voetnoot1053
beladen: verlegen.
voetnoot1054
straf: streng, veeleisend.
voetnoot1058-60
Welk een tweestrijd ontstaat er in hun gemoed. Een heftige strijd (felle slagh) wordt gevoerd; 's hemels vloeck dreigt, en 's Joffers lach lokt.
voetnoot1061
zijde: partij.
voetnoot1062
zit te hoogh: is te ver weg, en wordt daardoor minder gevreesd.
voetnoot1063
brusk: onbesuisd; teder: gevoelig.
voetnoot1065
speelt in 't oogh: staat hun verlokkend voor de ogen.
voetnoot1066
op Fegor: vorm uit de Septuagint voor Peor; de Baäl van de bergtop; Numeri 25, 3.
voetnoot1068
verging: ging te gronde.
voetnoot1072
Vervoeren: wegvoeren, verleiden.
voetnoot1074-75
Abraham toog uit Ur naar Kanaän (Genesis 11, 31 en 12, 1); Uit Jesses stam (vgl. 432).
voetnoot1077
't is hier omgekomen: alles is verloren (vgl. 1229).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank