Gesang van d'Egyptische Goden, Apis en Isis,
In 't Treurspel van Josef in Egypten.aant.Ga naar voetnoot*
Wijse: Object dont les charmes si doux.
Och Apis, Apis, och wat haet
Brocht u soo jammerlijck om 't leven;
Wat wraak, wat schrickelijk verraet
5[regelnummer]
Ja 't hart uyt uwen boesem noch,
En 't lijf gehackt soo kleen,
Och, och, och, och, och, och!
10[regelnummer]
Mijn suster laet het kermen varen,
U hert is veel te weeck en teer,
Ey wilt dees yd'le tranen sparen,
Om hem, die garen d'Aerde derft
Voor soo een Heemels lot;
15[regelnummer]
Ay treurt niet om een God.
Och Apis, Apis, och soo lang
De Son haer gang gaet uit den oosten,
Helaas wat schrickelijck bedroch
Och, och, och, och, och, och!
|
-
voetnoot*
- Van (of vóór) 1647. Afgedrukt volgens de tekst in I.V. Vondels Poesy 1647 II B, blz. 166. Dit gezang is blijkbaar gedicht om ingelast te worden bij de vertoning van Joseph in Egypten, waarschijnlik in het eerste bedrijf vóór vs. 471-vlg., waar de Pharao Josef opwekt om de lijkstatie van de Apis te gaan bijwonen.
-
voetnoot9
-
Isis: Egyptiese godheid, gemalin van Osiris, de godin der aarde.
-
voetnoot20
-
mijn: deze vorm voor my gebruikt Vondel in deze tijd niet meer. Als die inderdaad tot de tekst behoort, zou dit ons aan het auteurschap van Vondel kunnen doen twijfelen.
|