| |
| |
| |
[Aantekeningen en aanvullingen]
Literatuur-opgave door Dr. J.F.M. Sterck
JOSEPH IN DOTHAN:
‘Studiën over Vondel en zijn Joseph in Dothan’ door A.M. Verstraeten, Gent, 1886.
‘Vondel en Godewijck’ door Mr. C. B(ake), Noord en Zuid, Dl. 22, blz. 303.
‘Bijdrage tot de wordingsgeschiedenis van Vondel's Trilogie’ door Prof. Dr. J. te Winkel, 3de Verslag Vondelmuseum, 1906-07.
‘De Reizangen van Vondel's Joseph in Dothan’ door F. Chr. Kops, Bijblad van Taal en Letteren, Jaargang I.
‘Over onschuldstragiek’ door P. Zeegers, Studiën, Dl. 94.
‘Vondel's Joseph in Dothan’ door D. Fuldauer, Gulden Winckel, Jaargang 16.
‘Vondel in zijn Jozef in Dothan’ door H.C. Muller, Idem.
‘Vondel's Joseph in Dothan en zijn vertolking door het volkstooneel’ door C. Verschaeve, Ter Waarheid, Jaargang I, 1921.
GEBROEDERS:
‘Vondel's Hecuba, Gebroeders en Maria Stuart’ door D.C. Nijhoff, Utrecht, 1886; besproken door Taco de Beer, Noord en Zuid, Dl. 9.
‘Nieuwe bijdragen tot de geschiedenis van het Nederlandsche Tooneel in de 17e en 18e eeuw’ door E.F. Kossman. Den Haag, 1915.
KASPAR VAN BAERLE:
‘Hooft en Vondel’, Navorscher, Dl. 13, blz. 110 en 149.
‘Caspar van Baerle’ door Dr. J.A. Worp, Oud-Holland, Dl. 3, blz. 241; Dl. 4, blz. 24, 172 en 241; Dl. 5, blz. 93; Dl. 6, blz. 89 en 241; Dl. 7, blz. 89.
PETER EN PAUWELS:
Voor Eusebia, zie bij Tesselschade.
‘Peter en Pauwels’ door P.J. Koets, S.J., 1869.
‘Van Erasmus naar Vondel’ door P.M. Bots, Haarlem, 1893.
‘Vondelstudiën IV, A. De Heiligenlevens’ door J. Koopmans, Taal en Letteren, Dl. 9.
‘Kruisgedachten II. Over Vondel's Peter en Pauwels’ door A. Verwey, Beweging, Jaarg. 9.
WICKEFOORT:
‘Abraham van Wicquefort en zijn proces’, Acad. Prfschr. van D. Everwijn. Leiden, 1857.
‘Hooft en Vondel’, Navorscher, Dl. 13, blz. 110.
‘Hooft en Vondel’ door J.W. Muller, De Nieuwe Taalgids, 1930, blz. 113. Voortzetting in volgend deel. (Zie ook Vondel, Dl. III, blz. 880).
JAN ALBERT BAN:
‘Jan Albert Ban’ door J.J. Graaf, Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom van Haarlem, Dl. I. 1873.
‘Musique et musiciens aux Pays-Bas au XVIIe siècle’ door W.A.J. Jonckbloet en J.G.N. Land, Leiden, 1882.
‘Vondel herdacht in zijn bevoorrechte steden, met vermoedelijk portret van J.A. Ban’ door J.F.M. Sterck, De Katholieke Illustratie, 30 Januari 1929.
‘Een Haarlemmer Kring’ door L.H. van Emmerik, Het Katholieke Schoolblad, 12 Sept. 1929.
| |
| |
MARIA HENRIETTE:
‘Vraagpunten uit Vondel's Geschiedenis’ door G. Segers, Dietsche Warande, 1895.
‘Medicis en Stuart’ door J. Koopmans, Taal en Letteren, Jaargang 10 en 11.
VONDEL EN ORANJE:
‘Arenlezing’ door A.S. Kok, Noord en Zuid, Dl. 21.
‘Over Vondel’ door N.A. Cramer, Noord en Zuid, Dl. 23.
‘Frederik Hendrik en Joost v.d. Vondel’ door H.J. Allard, S.J., Jaarboekje van Alberdingk Thijm, 1898.
‘Vondelstudiën IV. Vondel bij het huwelijk van Willem II’ door J. Koopmans, Taal en Letteren, Jaargang 10.
‘Van den Vondel als Heldensänger der Niederlände’ door G. Krause, Belfried, Dl. II, 1917-18.
‘Vraagpunten uit Vondel's geschiedenis’ door G. Segers, Dietsche Warande, 1895.
‘Op de beeltenis van Vorst Willem van Nassau’ door Dr. P. Leendertz Jr., 12de Verslag Vondelmuseum.
‘Vondel en de Vorstelike huweliken’ door F. Th. Horsten, Bijblad voor Taal en Letteren, Jaargang VI, 1918.
‘Vondel en Johan Maurits van Nassau’ door F. Th. Horsten, Ibid. Jaargang VII, 1919.
VAN VEEN:
‘Iets over Pieter van Veen’ door N.J. Pabon, Oud-Holland, Jaargang 41.
FRANCISCUS XAVERIUS:
‘Bijdragen tot een Woordenboek van Vondel’ door Mr. A. Bogaers, Noord en Zuid, Dl. 29, blz. 466.
‘De Rozenkrans van den H. Franciscus Xaverius door Vondel bezongen’ door L. van Miert, Studiën, Dl. 92.
VONDEL EN DE SCHILDERKUNST:
‘Vondel en Rembrandt’ door N. Beets, Verslagen der Kon. Academie, 1886.
‘Vondeliana’ door J.H.W. Unger, Oud-Holland, Dl. II.
‘Vraagpunten uit Vondel's geschiedenis’ door G. Segers, Dietsche Warande, 1895.
‘Rembrandt zonder Vondel’, Zondagsblad, Nieuws van den Dag, 15 Juli 1906.
‘Een Vondelportret door Rembrandt?’ door J.F.M. Sterck, Oud-Holland, Brediusalbum 1915 en Oorkonden over Vondel en zijn kring, Bussum, 1918.
‘Rembrandt en Vondel’ door F. Schmidt Degener, Gids, 1919.
‘Vondelvereering en Vondelstudie’ door Prof. Dr. G. Kalff, Vragen des Tijds, Jaargang 45.
‘Van Vondel, die geen kik gegeven heeft’ door T. (L. van Miert), Studiën, Dl. 91.
‘Over Vondel en Rembrandt’ door Prof. Dr. L. van Puyvelde, Versl. Kon. Vl. Acad., 1919-20.
‘Vondel en Rembrandt’ door B.H. Molkenboer, Beiaerd, April 1920.
‘Rembrandt en Vondel’ door J. Wille, Opgang, 1923.
‘Vondel en de Kunst’ door B.H. Molkenboer, Studia Catholica, Jaargang 2.
‘Een uiteenzetting van Vondels gedachten over de plastische kunsten en zijn houding tegenover de kunstenaars van zijn tijd’ door Dr. E.P. van de Velde. Zie beoordeeling door Prof. van Puyvelde, Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie, 1926.
‘Vondel, Rubens en Antwerpen’ door M. Sabbe, De Vlaamsche Gids, 1929.
‘Rembrandt und der Holländische Barock’ door F. Schmidt Degener, Studiën der Bibliothek Warburg, Leipzig, 1928.
M[olkenboer,] Schmidt-Degeners Rembrandt en Vondel. Vondel-Kroniek, Juni 1930.
‘De ringkraag van Ruytenburch’ door F. Schmidt Degener, Onze Kunst, 1918, blz. 91.
‘Rembrandt en Vondel’, artikel van M. de Klerk-Viola, Centrum, 1906.
‘Die Urkunden über Rembrandt’ door Dr. C. Hofstede de Groot, Nijhoff 1906, blz. 130.
‘De Pandora van Jan Six’ door Jhr. Dr. J. Six, Haagsch Maandblad, April 1924.
‘Rembrandt Doopsgezind?’ door Dr. C.N. Wybrands, De Zondagsbode, 1906, No. 35-41.
| |
| |
GILLES VAN VINCKENROY:
‘Iets nieuws over Vondel’ door J.W. Brouwers, Dietsche Warande, 1879.
‘Eenige karaktertrekken van Vondel’ door G. Segers, Dietsche Warande, 1895.
‘Vondel en Gilles van Vinckenroy’ door Dr. Gessler, Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie, 1926.
ALTAERGEHEIMENISSEN:
‘Vondel's Altaergeheimenissen, vertolkt en toegelicht’ door W. Wilde, Studiën, Dl. 44, 45 en 47.
‘Vondel's Altaergeheimenissen’ door G. Brom, Van Onzen Tijd, Jaargang 6.
‘Vondel's Bekering’ door Dr. G. Brom, Utrecht, 1907.
‘De Bronnen der Altaergeheimenissen’ door B.H. Molkenboer, De Katholiek, Dl. 131 en 132.
‘Het Begrip van Vondel's Altaergeheimenissen’ door B.H. Molkenboer, Handelingen van het 7de Philologencongres, 1913.
‘Vondeliana’ door Jac. J. Zey, S.J., Van Onzen Tijd, Jaargang 17.
‘Vondelstudiën’ door J.J.G. Boelen, Studiën, Dl. 64, 65 en 66.
‘Lezingen over Vondel's Altaergeheimenissen’ door Jac. J. Zey, S.J., Den Bosch, 1924.
‘Outergeuren. Bloemlezing’ door B.H. Molkenboer, Amsterdam, 1924.
‘De Katholieke Vondel’ door P. Salsmans, S.J., Ons Geloof, 1928.
VONDELS BEKEERING TOT DE KATHOLIEKE KERK:
‘Een spotvers op Vondel's overgang’, Navorscher, Dl. III.
‘Vondel's overgang tot de katholieke kerk, tegenover de voorstelling van Mr. J.v. Lennep’ door G.F. Drabbe, Katholiek, Dl. II en Dl. III, 1867.
‘Vondel's Gedichten op de Societeit van Jezus’ door H.J. Allard, Studien, Dl I, 1868.
‘Vondel's Overgang’ door J.A. Alberdingk Thijm, Volksalmanak v. Ned. Katholieken, 1874.
‘Vondels bekeering’ door F.S., Volksalmanak voor Ned. Katholieken, 1875.
‘Marius en Vondel, Bekeerder en Bekeerling’ door B.H. Klönne, Leiden, 1885.
‘Laurens en Vondel, Bekeerder en Bekeerling’ door H.J. Allard, Utrecht, 1885.
‘Marius gehandhaafd’ door B.H. Klönne, Leiden, 1885.
‘Allard of Klönne in de Fuik?’ door E., Wetenschappelijke Nederlander, Jaargang V, 1885.
‘De hoofdgetuige in het geding: Vondel, Marius en de Sociëteit van Jezus’ door Dr. H.J.A.M. Schaepman, Wachter, 1886.
‘Vondel's Bekeering’ door J.E. Banck, Spectator, 1886.
‘Leonardus Marius’ door J.A. Alberdingk Thijm, Dietsche Warande, 1886.
‘De bekeering van Vondel en 't Vondelgezin’ door H.J. Allard, Pius Almanak, 1886.
‘Marius, Vondel, Du Jardin’ door H.J. Allard, Wetenschappelijke Nederlander, 1886.
‘Een nieuw Document.. over Vondel's bekeerders’ door H.(F. Heynen), Studien, Dl. XXV.
‘Een Document over Vondel's bekeering’ door J.H.W. Unger, Nieuwe Gids, Jg. I, 1886.
‘Jezuieten en Vondel’ door H.J. Allard, Vondeliana. Studien, 1895.
‘Vondel's Bekering’ door G. Brom, 1907. Besproken in Spectator, Nov. 1907; Theologisch Tijdschrift, 1908; Nieuwe Taalgids, 1907; Van Onzen Tijd, Dl. VIII; De Katholiek, Dl. CXXXII; Teylers Theologisch Tijdschrift, Jaargang XI; Museum, Nov. 1908; Gids, 1908; Groene Amsterdammer, 1907; Studiën, Dl. LXX.
‘Vondel's bekeerder’ door Dr. G. Brom, Beiaard, Jaargang I.
‘Vondel's bekeeringsijver’ door Pater Maximilianus, Bijblad voor T. en L., Dl. VI, 1918.
‘Over Vondels overgang’ door M. Sabbe, Versl. en Mededeelingen Kon. Vl. Acad., 1921.
‘Vondel en de Zeestar’ door W.M. Fryns, S.M.M., Leuven, 1928.
‘Vondel's Zwerftocht naar Rome’ door H.E.M. Wijffels, Het Goede Boek, Feb. 1919.
‘Niet Brandt, maar Oudaen’ door A.D. de Vries Az., Nederlandsche Kunstbode, 1874.
‘Vondel en Brandt’ door A.D. de Vries Az., Ibidem.
‘Niet Oudaen, maar Brandt’ door J.A. Alberdingk Thijm, Ibidem.
‘Amstelodamensia’ (Marius en Grotius) door B.H. Klönne, Amsterdam, 1894.
| |
| |
‘De beruchte verzen in Vondels Henricus de Groote’ door Dr. H.W.E. Moller, Bijblad voor Taal en Letteren, 5e jrg. 1917, blz. 51.
MARIA TESSELSCHADE:
‘Onuitgegeven brieven en gedichten van Tesselschade’ door J. van Vloten, 1852.
‘Tesselschade Roemers en hare vrienden in 1632-1649’ door J.A. Alberdingk Thijm, De Tijd, N.H.-Courant 19, 21, 22 Januari 1853.
‘Maria Tesselschade Roemers’ door J.A. Alberdingk Thijm, Volksalmanak voor Ned. Katholieken, 1854.
‘Tesselschade en Marius’ door J.A. Alberdingk Thijm, Spectator, 1869.
‘Vondel, Eusebia, Tesselschade’ door J.F.M. Sterck, Van onzen Tijd, Dl. XI.
‘Oorkonden over Vondel en zijn Kring’ door J.F.M. Sterck, Bussum, 1918.
‘Vondel, Tesselschade en andere vrouwen uit zijn kring’ door J.F.M. Sterck, Annalen van de Vereeniging tot het bevorderen van de beoefening der Wetenschap onder de Katholieken, 1912.
‘Tesselschade Hervormd of Doopsgezind?’ door Mr. C. Bake, Tijdschrift voor Ned. Taal en Letterkunde, Dl. XXXIII. 1914,
‘Tesselschade Hervormd of Doopsgezind?’ door J.F.M. Sterck, Tijdschrift voor Ned. Taal en Letterkunde, Dl. XXXIV. 1915,
‘Tesselschade’ door C.E.C. Bruining, Onze Eeuw, 1917, (Kritiek van J.F.M. Sterck, Van onzen Tijd, Jaargang XVII. 1917).
‘Een onwaerdeerlycke Vrouw’ (Brieven en Verzen van en aan Tesselschade) door Dr. J.A. Worp, Den Haag, 1918.
‘Een onwaerdeerlycke Vrouw’ beoordeeld door Dr. H.C. Muller, De Gulden Winckel, 18e Jaargang 1919, blz. 10, 32, 47 en 63.
‘H.C. Muller's beoordeeling van Vondel's en Tesselschade's overgang tot de Katholieke Kerk’ door Is. Vogels, Studien, Dl. XCI.
‘Tesselschade’ door Dr. A. Verwey, Beweging, 1919.
‘Een sterke vrouw’ door H. Padberg, S.J., Studien, 1919.
‘Tessalica’ door J.F.M. Sterck, Tijdschrift voor Ned. Taal en Letterkunde, Dl. XL, 4, 1922.
‘Tessalica’ door Prof. Dr. J.W. Muller, Tijdschrift voor Ned. Taal en Letterk, Dl. XLI, 1922.
‘Tessalica’ (Hoofdst. over Vondel en zijn Kring) door Dr. J.F.M. Sterck, A'dam, 1923.
‘Vondel's bekeerlinge’ door Dr. J.F.M. Sterck, Studia Catholica, Jaargang V, 1929.
‘Tessel’ door Dr. G. Brom, Studia Catholica, Jaargang V, 1929.
‘Tesselschade-Eusebia: Godvruchtigheid’ door B.H. Molkenboer, Studia Catholica, Jaargang V, 1929.
‘Wie was neef Sammer?’ door H.J. Allard, S.J. Dietsche Warande, 1881.
ANNA ROEMERS VISSCHER:
‘Anna Roemers Visscher’ door H.E. Moltzer, Groningen, 1879.
‘Over Anna Roemers Visscher’ door J.H.W. Unger, Oud-Holland, 1885.
‘Bruiloftslied van Anna Roemers’ door D. Heinsius, Dietsche Warande, 1886.
‘Alle de Gedichten van Anna Roemers Visscher’ door N. Beets, Utrecht, 1881.
‘Onuitgegeven gedichten van Anna Roemers Visscher’ door Fr. Kossmann, Oud-Holland, 1923, Dl. XLI. Ook afzonderlijk, Nijhoff.
‘Nederlandsche Glasgraveurs en Glasetsers en hun werk’ door A.M. Pareau, Jaarverslag Kon. Oudheidkundig Genootschap, 1900.
‘Graveerwerk van Anna Roemers Visscher’ door Ferrand Hudig, O.-Holl., 1923-24, blz. 175.
‘Ein Roemer von Anna Roemers Visscher im Museum für Kunst und Gewerbe in Hamburg’ door M. Sauerlandt, Oud-Holland, 1925, blz. 109.
‘De Antwerpsche Vriendenkring van Anna Roemers Visscher’ door M. Sabbe, Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie, 1926.
| |
| |
VERWANTEN VAN VONDEL:
‘Maria de Wolf’, gedicht op een zilveren penning, Navorscher, Dl. I, 1851.
‘Vondel's grootouders onder Alva vervolgd’ door Dr. J.v.d. Valk, Ann. Stud. Reform., 1912.
‘Wanneer is Vondel's vader overleden?’ door Mr. W.J.C. van Hasselt, Dietsche Warande, Dl. VI, 1864.
‘De moeder van Vondel’ door J.F.M. Sterck, 5e Versl. Vondel-Museum en Oorkonden over Vondel, blz. 35, II.
‘Bij wie is Vondel's dochter te Keulen opgevoed?’, Dietsche Warande, Dl. VI, 1864.
‘Joost van den Vondel de Jonge’ door J.H.W. Unger, Oud-Holland, Dl. IV, 1886.
‘Iets tot de Vondeliana’ door Th. van Ryckevorsel, Oud-Holland, Dl. IV, 1886.
‘Vondeliana’ door H.J. Allard, Studien, 1886.
‘Aanteekening over de voorouders van Vondel’ door P. Génard, Gent, 1887.
‘Joost van den Vondel en zijn Geslacht’ door A.A. Vorsterman van Oyen, Gen. Heraldisch Archief, 1887.
‘Anna van den Vondel’ door Mr. N. de Roever. Vondeliana, Oud-Holland, Dl. VIII, 1895.
‘Joost de Jonge’ door J.F.M. Sterck, Jaarboekje van Alb. Thijm, 1900.
‘Vondel's Bloedverwanten’ door Dr. G. Kalff, Tijdschrift v. Ned. T. en L., Dl. XXII, 1903.
‘Vondel-studie’ door J.J.G. Boelen, Jaarboekje van Alb. Thijm, 1906.
‘Van een zoon, die niet wederkeerde’ door C.J. Gimpel, Eigen Haard, 1909.
‘Utrecht de eerste verblijfplaats van het Vondelgezin in Nederland’ door J.F.M. Sterck, Van Onzen Tijd, 1915.
‘Abraham de Wolf, Vondels zwager’ door J.F.M. Sterck, Van Onzen Tijd, 1916.
‘Het Portret van Clementia van den Vondel’ door J.F.M. Sterck, Oud-Holland, Dl. XXIX, 1916.
‘Aanteekeningen over Vondel als Echtgenoot, Vader en Grootvader’ door Dr. A. Schillings, Taal en Letteren, 1917.
‘Een Amsterdamsche Zijdewinkel in de Warmoesstraat’ door J.F.M. Sterck, Veertiende Jaarboek van Amstelodamum, 1916.
‘Oorkonden over Vondel en zijn kring’ door J.F.M. Sterck, Bussum, 1918.
‘Hendrik van den Vondel’, door J.F.M. Sterck, Zestiende Jaarb. van Amstelodamum, 1918.
‘Een tot heden onbekend testament van Vondels moeder’ door W. Zuidema, Achttiende Jaarboek van Amstelodamum, 1920.
‘Een oom van Vondel’ enz. door Dr. J.F.M. Sterck, Nieuwe Taalgids, 1923.
‘Een dichterlijk bloedverwant van Vondel?’ door H.F. Wijnman, Tijdschrift voor Ned. Taal en Letterkunde, Dl. XLVIII, 1929.
‘Geen dichterlijk bloedverwant’ enz. door J.F.M. Sterck, Tijdschrift voor Ned. Taal en Letterkunde, Dl. XLVIII, 1929.
‘Eenige notarieele akten betreffende Vondel en zijn familie’ door J.F.M. Sterck, Vondel-Kroniek 1e Jaargang 1930, Juni, blz. 23.
OVER HET ELDERS VOORKOMEN VAN DEN NAAM VONDEL:
‘Vondeliana in Noord Brabant’ door J.F.M. Sterck, Taxandria, 1910. Voorts in de Navorscher, Dl. XII, 252; Dl. XIII, 187; Dl. XIV, 220; Dl. XIX, 631; Dl. XXX, 283; Dl. XXXV, 623; Dl. XLII, 565; Dl. LXXIV, 280.
BLOEMLEZINGEN:
‘Joost van den Vondel’ door Mr. B.H. Lulofs, Groningen, 1838.
‘Joost van den Vondel, Keur van Paarlen’ door J.M. Schrant, Leiden, 1846.
‘Profetische Galmen van Vondel's Lier’ door J.A. Alberdingk Thijm, Amsterdam, 1866.
‘Vondel en de Moeder des Heeren’ door H.J. Allard, Utrecht, 1869.
‘Vondel en de Paus’ door H.J. Allard, Amsterdam, 1869.
‘Vondels Dichtjuweelen’ door F.J. Poelhekke, Leiden, 1876, 2e druk 1907.
‘J.v. Vondel's Geschieddichten, door Dr. v. Vloten, Pantheon, Thieme, Zutphen.
| |
| |
‘Vondel-Almanak voor 1876’ door J. van Vloten, Haarlem, 1875.
‘Vondel's kleinere Gedichten’ door J.L. Peters, Schiedam, 1881.
‘Meesterstukken uit Vondels werken’ door Dr. W. Doorenbos, Amsterdam, 1881.
‘Keur uit Vondels Lyrische en Dramatische Poëzie’ door P.H. van Moerkerken, Leeuwarden, 1870, Sneek, 1885.
‘Aphorismen uit Vondel's Werken’ door P.H. van Moerkerken, Utrecht 1893.
‘Gedenk-Album, J.v. Vondel’, uitg. Gebr. v. Aelst, Maastricht, 1929.
‘Vondel's Lierdichten’ Letterkundige Bibliotheek voor Katholieken, Tilburg, 1903.
‘Vondels Lyriek door Van Elring’, Amsterdam, 1905.
‘Verzen van Vondel’ door H. Bartels en E. Vrijdag, 1907.
‘Bloemlezing uit J.v. Vondel's Gelegenheidsgedichten’ door J. Koopmans, Groningen, 1909.
‘Overzichtelijke bloemlezing uit Vondel’ door G.H. Weustink, Zutfen, 1909.
‘Outergeuren, Bloemlezing uit Vondel's Altaergeheimenissen’ door B.H. Molkenboer, Amsterdam, 1924.
‘Vondel voor ons Volk’ door J. Salsmans, S.J., Leuven, 1929.
‘Uit Vondel's Lyriek’ door Dr. Ph. A. Lansberg, Utrecht, 1929.
‘Verzen van Vondel’ door Dr. Ca. C. van de Graft, Rotterdam, 1929.
‘Vondel als levensleider’ (Een Lyceum-Voordracht) door L. Simons, Amsterdam, 1929.
| |
Literatuur over de portretten van Vondel
1853. - De oudste iconographie van Vondel is te vinden in ‘Beschrijvende Catalogus van 7000 portretten van Nederlanders door Frederik Muller, 1853’. Muller beperkte zich tot de gegraveerde portretten en is niet geheel volledig. Hij is in 1890 eenigszins aangevuld door J.F. van Someren.
1876. - Daarna gaf J.A. Alberdingk Thijm onder ‘Aanteekeningen’ bij zijn ‘Portretten van Vondel’, een met zorg bewerkte beschrijving, zoowel van geschilderde als gegraveerde Vondel-portretten, die in de latere uitgave van dit werk, v. Langenhuysen-Nijhoff, 1908 is vermeerderd en verbeterd.
Catalogus der Historische Tentoonstelling, Amsterdam 1876, blz. 178.
1879. - De uitvoerigste iconographie van den dichter is in 1879 opgesteld bij gelegenheid der Vondel-Tentoonstelling. Zij is vrij volledig en omvat zoowel schilderijen als gravures, doch is te uitgebreid omdat alle latere reproducties in boeken en tijdschriften er in zijn opgenomen. De later gevonden portretten ontbreken vanzelf.
1905. - In zijn Iconographia Batava, 1905, Dl. II, blz. 548 heeft E.W. Moes een volledige en nauwkeurige opgave met uitvoerige beschrijving gegeven van de geschilderde portretten van Vondel, voorzoover toen bekend. Hij is er in geslaagd van bijna alle portretten de herkomst aan te geven, en de plaatsen waar een beschrijving ervan te vinden is.
|
|