De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
(1930)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 829]
| |
1. Eeuwgety en Kenteken des afvalsDe eerste uitgave van de Altaergeheimenissen wordt besloten met nog twee eucharistische gedichten: Eeuwgety der Heilige Stede t'Amsterdam (blz. 162-165) en Kenteken des Afvals (blz. 166-168). Van Lennep plaatst ze allebei vóór het Leerdicht, en wel eerst Kenteken (IV, 432, aldaar foutief gespeld: ‘Kenteecken’) en dan Eeuwgety (blz. 440). Dat het Eeuwgety vóór het verschijnen van Altaergeheimenissen (najaar 1645) geschreven werd, blijkt 1o uit het feit, dat de 300ste verjaardag van het Mirakel der Heilige Stede in Maart 1645 viel; 2o uit Vondels eigen aangifte: ‘Nu 't Eeuwgety.... zijn derden ringk op heden toesluit, zoo breeck als bloessem uit in Lentemaent’; en 3o uit den brief van Hooft aan Barlaeus van 20 April 1645, waarin afkeurend over Vondels paapsche provokatie wordt gesproken. Hooft zegt uitdrukkelijk, dat de dichter zijn ‘veirs openbaarlyk voor de boekwinkels ten toon laat hangen,’ zoodat wij tot planodrukken van 't Eeuwgety in Maart 1645 moeten besluiten. Maar zoover bekend, is er geen één van over, Kenteken brengt Van Lennep in verband met de scheldgedichten, die Vondels Klaghte over het verongelucken der Kercke van Sinte Katharine t'Amsterdam parodieerden in Januari 1645. ‘Vondel kon ongelukkig niet zwijgen - zegt hij, IV, blz. 431 - wanneer hij werd aangetast en gaf nu van zijne zijde het hierachter volgende gedicht uit,’ nl. het Kenteken. Maar, hoe Katholiek-polemisch deze uiting van den bekeerling ook is: met de meer algemeen-antipaapsche verzen, zoo juist bedoeld, hebben ze weinig te maken. Kenteken hangt veel nauwer samen met Altaergeheimenissen, en met name met het 3de Boek over de Offerhande of Heilige Mis. Uitgaande van de profetie van Malachias over de ‘zuivere Offerhant’ (zie vs. 689, hiervóór blz. 793), betoogt Vondel daar o.a. in, dat het wegnemen van het Offer het afdoende Kenteeken is van afval van den waren Godsdienst (vs. 1509 vlg.), waarbij hij zich op oude Christelijke schrijvers als Irenaeus, ‘Sint Polikarps scholier’ (vs. 1529) beroept, en in den breede den gedachtegang ontwikkelt, welken hij in Kenteken beknopt samenvat. Dit kleiner gedicht vertoont dus vrij duidelijke aanwijzingen, dat het nà de Altaergeheimenissen geschreven is, en daarmede voor 't eerst verscheen. Om typografische redenen worden Eeuwgety en Kenteken in ons volgend deel afgedrukt. | |
2. VariantenTijdens Vondels leven verschenen van Peter en Pauwels na de eerste uitgave bij Abraham de Wees in 1641 nog drie door Unger opgegeven drukken, n.l.: in 1641 twee bij denzelfde (Bibliogr. nrs. 375, 376) en in 1661 éen bij Kornelis de Bruyn, Boeckdrucker in de Gravestraet (nr. 377). Van varianten is in deze reprises geen sprake. De Opdraght aan Eusebia werd afzonderlijk opgenomen in Vondels Poëzy van 1650, blz. 321 en vertoont alleen enkele spellings- en leesteeken-verschillen, nl. vs. 3 die (zonder komma); 8 Waermêe; 11 Cezar, Kristus; 50 verheugt; 52 Kristus; 55 los (met dubbele punt), trecktme. Ook in Brandts uitgave van Vondels Poëzy (Franeker MDCLXXXII) komt de Opdraght voor: Dl. II, blz. 261 met de toevoeging MDCXLI. 't Eenige verschil met die van 1650 ligt in de konstante spelling van k in plaats van ck in de woorden trek, druk, stank enz.
Van de Brieven der Heilige Maeghden, Martelaressen bezorgde Vondel alleen de eerste uitgave (Bibl. nr. 391). De Opdraght aen de Heilige Maeght nam hij op in Poezy van 1650. | |
[pagina 830]
| |
blz. 290, met alleen deze kleine verschillen: vs. 4 Fenix maeght; 5 Serafinnen; 15 Uw; 20 Kristus; 45 teken; 54 aen 't altaer (niet tusschen komma's); 81 weien; 89 Josephs; 92 Wijzen (zonder komma); 101 Jerusalem; 108 blyschap; 110 om verquicking (niet tusschen komma's); 112 valt (zonder komma); daer boven (niet tusschen komma's); 125 't Betekende; 128 Jesus. En in Vondels Poësy, door Brandt bezorgd, (Franeker MDCLXXXII) staat ze: Dl. II, blz. 255 met de jaarteekening MDCXLII, terwijl weer de c voor de k overal is weggelaten. Zie nog vs. 7 straelend; 16 ootmoer (sic); 29, 33, 37 Gy.
Van Altaergeheimenissen zijn twee drukken bij Vondels leven bekend, beide gejaarteekend 1645 (Bibl. 410 en 411). Behalve de punt achter de vignet-spreuk ‘Iustus Fide Vivit’ en verschil in letterversiering en sluitstukken achter de drie boeken, op grond waarvan Unger meent, dat deze druk ‘waarschijnlijk [tot] de laatste jaren van de zeventiende eeuw’ behoort, is alléen daarin (niet in de latere drukken) de storende drukfout in III, 1482 fout van nr. 1: Van zijn door hem offerenden Godt? verbeterd in: Van zijn door hem steets offerenden Godt? Alleen Op de Tittelprint werd herdrukt in Vondels Poëzy van Brandt, (Franeker, MDCLXXXII), Dl. II, blz. 336. Hierin vallen behalve de gewone vereenvoudiging van ck tot k (vermaekt, kennelijk enz.) deze spellingvarianten op: vs. 23 hartebloed en vs. 27 wijngaert. In vs. 35 is tors veranderd in tros en bovendien zorgde Brandt voor twee slordigheden: vs. 16 rijk gewijdt in plaats van rijck gewrocht en vs. 42 by den mensch in plaats van by den neus. Het vers is hier niet gejaarteekend.
M. |
|