De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
(1930)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 636]
| |
Zege-zang, ter eere van Gillis van Vinckenroy,aant.Ga naar voetnoot*Burgemeester, Tvvaalfman, en Keizer van den edelen Kruis-boge.
Zangk.
Nu giet de molen-rijcke DemerGa naar voetnootvs. 1
Meer waters, uit sijn glazen eemer,Ga naar voetnoot2
En ruischt en bruischt, gelijck de zee,
Door Hasselt, sijn verheugde steê,
5[regelnummer]
En langs de vruchtbare oevers neder.
Hy drijft en dobbert, op de vederGa naar voetnoot6
Der Burgemeesterlijcke faem;
En VINCKENROYS doorluchten naem
Laet achter sich sijn eicke bouten;Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Braverende al die sich verstoutenGa naar voetnoot10
Te schieten, Ridderlijck en fraey,
Na d'eere van den Papegaey,
Braverende de strenge handen,Ga naar voetnoot13
Die oit den eedlen Kruis-boog spanden,
15[regelnummer]
Den Kruis-boog, die den vogel treft,
En desen schutter vijfmael heft
Op 's Konings troon, in drie paer schoten,Ga naar voetnoot17
Tot blyschap van sijn gildt-genooten.
Drie goude vogels, op de borstGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Van onsen schutterlijcken Vorst,
Getuigen, hoe hy, boven andren
Bedreven, driewerf, na malkandren,
Den prijs, ja Caezars lauwer streeck.Ga naar voetnoot23
| |
[pagina 637]
| |
Tegen-zangk.
De wapen-hazelaer wort bleeckGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
En dootsch van schrick, en can niet zwelgen
Dien roem geschoncken aen syn telgen,
Terstont noch groen en bly van loof.Ga naar voetnoot27
Hoe menig vlamde op sulck een roofGa naar voetnoot28
Vergeefs: hoe heet hoe vierich blaecken
30[regelnummer]
De broeders, om het hart te raecken,
En een alleen gewint den prijs.
Wat jaer ontfing, op sulck een wijs,
Oyt Burgemeester, op 't gedommelGa naar voetnoot33
Van trommel-slach en holle trommel,
35[regelnummer]
En 't zwencken der ontvouwe vaen;Ga naar voetnoot35
Daer ree de maje-boomen staenGa naar voetnoot36
Voor 't huys geplant, en heldre kranssen
De staet verçieren, met hun glanssen
Van flickerend goud en lachend groen.
40[regelnummer]
Nu riect hier juist in haer saizoen
Des Keizers schilt-roos wit ontloken.Ga naar voetnoot41
Zijn Kamer, noit van vleck besproken,Ga naar voetnoot42
En vreedzaam, noodicht d'andre dry,
En al den Raet, en burgery.
45[regelnummer]
Om haren Twalef-man te groeten:Ga naar voetnoot45
Stadt-huis en huizen krijgen voeten.Ga naar voetnoot46
Toe-zangk.
Om ongelijck en overlastGa naar voetnoot47
En woest gewelt, dat langzaem pastGa naar voetnoot48
Op recht en reden, af te keeren,
50[regelnummer]
Vergaert d'ontzagelijcke TuchtGa naar voetnoot50
Verstroiden, onder een gehucht,
En buurt, en dorp, die haest vermeeren,Ga naar voetnoot52
En groeyen entlijck tot een borg,Ga naar voetnoot53
En heele stadt, door 's wijsen zorg,
| |
[pagina 638]
| |
55[regelnummer]
Voorsien van wetten, Overheden,
En burger-loon, en scherpe straf:
Maer godt-vergeten moet-wil gafGa naar voetnoot57
Om Overheyt, noch wet, noch zeden,
Noch straf, en randde oock steden aen;
60[regelnummer]
Dies quam de nootweer op de baen,Ga naar voetnoot60
En wapen-handeling der vromen,Ga naar voetnoot61
Om lant-gedrochten te betoomen,Ga naar voetnoot62
Met knods, en swaert, en spiets, en boogh:
Toen droop het quaet den schelm in 't oog.Ga naar voetnoot64
Zangk.
65[regelnummer]
Men socht den wapen-school te stijvenGa naar voetnoot65
t'Olympia, met groene olyven,Ga naar voetnoot66
Ter eere van Alkmenes zoon:
Gelijck de zwaen haer helden-toonGa naar voetnoot68
Verheft, op 't worstelen, en rennen,
70[regelnummer]
En vuist-kamp; daer sich Vorsten wennen
Ten oorloge, in een wolck van stof,
En damp van zweet, onthaelt met lof,Ga naar voetnoot72
En loof, van Elis versch gevlochten,Ga naar voetnoot73
Voor hen die andren overmochten,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Met arm, of vuist, of voet, of hoef,
Zoo dick de deugt quam op de proef.Ga naar voetnoot76
Oock vierde Aeneas 't jaer-getyde,Ga naar voetnoot77
En oeffende, getroost en blyde,
De Troysche helden, op het strant.
80[regelnummer]
Eurytion, vol yvers, spantGa naar voetnoot80
Sijn taeyen boog, en schiet den vogel,
Die in de wolcken, op sijn vlogel,
Vast sweeft, en drijft, van boven neêr;Ga naar voetnoot83
En huppelt, nu hy 't hant-geweerGa naar voetnoot84
85[regelnummer]
Van Godt Apollo mach hanteeren.
De Goden selfs hun schutters eeren:Ga naar voetnoot86
De hemel draegt sijn schuttery.Ga naar voetnoot87
| |
[pagina 639]
| |
Tegen-zangk.
Dit gingk van outs in zwangk: en wyGa naar voetnoot88
Braveren noch op sulcke braven,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
En zagen dickwijls Vlaemsche Graven
Den Kruis-boog handelen, om strijt.Ga naar voetnoot91
De vijfde Karel, zoo benijt
Om sijn geluck, sag Brussel springen,
En hoorde 't volck triomfe zingen,
95[regelnummer]
Rontom syn fieren boog: gelijck
Sijn zoon, de zon van Oostenrijck,Ga naar voetnoot96
Die, in den zee-strijt van Lepante,
Zich tegens Selims mane kante,
De pen van Loven loven liet,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Hoe net de zoon en vader schiet.Ga naar voetnoot100
d'Infante volgt hun spoor van achter,Ga naar voetnoot101
En mict, en klinct, en velt, niet sachterGa naar voetnoot102
Dan haren groot-vaêr, 't groene hout,
Gelijck een Amazoon; en bouwt
105[regelnummer]
Haer eer op 't Keiserlijcke voorbeelt:Ga naar voetnoot104-05
Hoe averechts de manschap oordeeltGa naar voetnoot106
Van vrouwen, sonder hart, en moedt.
Heldin, gy eerde uw strijtbaer bloet,Ga naar voetnoot108
Door uwe boog-pees, oock door d'Orden
110[regelnummer]
En koorde, die u lenden gorden.Ga naar voetnoot109-10
Toe-zangk.
QUINTYN, die, trouwer dan een schilt,Ga naar voetnoot111
De stadt beschut, en 't Kruis-boogs Gilt,
Daer Engelen voor menschen waecken;
Beschut hem, die, op 't eerlijck spoorGa naar voetnoot114
115[regelnummer]
Der Keiseren en Vorsten, voor
Sijn burgers treet: beschut de daeckenGa naar voetnoot115-16
Der stadt, voor 's oorlogs fellen brant:
Bescherm den Rijck-vorst Ferdinant,Ga naar voetnoot118
| |
[pagina 640]
| |
En Rijn, en Maes, sijn rijcke stroomen;
120[regelnummer]
Zoo menig-werf een ongeval
En lant-plaeg dreigen berg, en dal,
En steên, en dorpen op te komen.Ga naar voetnoot122
De Burgemeester strale en blinck,
Gelijck de puick-steen, in een ringk,
125[regelnummer]
Wat raet en daet een man behoeven,Ga naar voetnoot125
Die uytsteeckt, door soo brave proeven,Ga naar voetnoot126
En d'ampten door sijn deugden eert,Ga naar voetnoot127
Terwijl hy sich en 't volck regeert.
I.v.V.
|
|