De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
(1930)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 296]
| |
Aenden Leevw van Hollantaant.Ga naar voetnoot*Uyt-heemse vyanden te sitten inde veeren,Ga naar voetnootvs. 1
Te slingeren den staart Grootmoedich over Zee,Ga naar voetnoot2
Is Ydel, als uw longh geslagen aen het Teeren,Ga naar voetnoot3
Inwendich vast vergaet en gy met herte weeGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Soo deerlyck Sucht en Kucht en Loost by Heele Brocken
Het rottende Ingewant te Keel uyt, inde Golff
Wat Baet het met uw Klauw al t'Oost en West te PlockenGa naar voetnoot7
Na dien u Byt int Hart dees Wrede Water WolffGa naar voetnoot8
Nu uyt om over u Eerlangh te TriomferenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
O: lant Leeuw Waeck eens op, en Weck met eenen SchreeuGa naar voetnoot10
Alt veen de Kennemaers, en Rynlants oude HeerenGa naar voetnoot11
Met d'Amsterlanders, tot noothulp van hun LeeuwGa naar voetnoot12
Men Sluyte met een Dyck dit dier, dat u Comt Plagen
De Wintvorst Vlieger met syn Moole wieken toeGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
De snelle Wintvorst weet den Water Wolff te Iagen
In Zee, van waer hy u quam Knabblen nimmer Moe
De Veen Boer sit en wenst dees Water-jacht te SpoeienGa naar voetnoot17
En tveen Wyff roept: hy Ruymt de Lant Leeuw weyt op truym,Ga naar voetnoot18
En suyght syn Longh gesont aen d'uiers vande KoeienGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Zoo wint de Lant Leeuw Lant, soo puurt hy Gout uyt Schuym.Ga naar voetnoot20
I.V. VONDEL.
| |
[pagina 297]
| |
Linker onderhoek der kaart van de Haarlemmermeer met omliggende wateren en plaatsen, in 1641 uitgekomen naar het ontwerp van Jacob Bartelz Veris, onder de titel ‘Provisioneel concept ontwerp ende voorslach dienende tot de bedyckinge van de groote water meeren’. op een doek tussen twee kolommen Vondels gedicht Aenden Leevw van Hollant, in latere uitgaven getiteld ‘Op het uitmalen van 't Haarlemmer Meir’ (Unger: Bibliographie van Vondels werken, nr. 383). De omwingerde zuilen torsen een kroonlijst, waarop de Hollandse leeuw worstelt met de waterwolf. Een boer aan de voet van de ene kolom slaat het gevecht gade met een verrekijker en zegt: ‘Hoe sel dat spel afloopen’; de hoop, staande aan de voet van de andere zuil, zegt: ‘Al wel sou k'hoopen’.
|
|