De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
(1930)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 114]
| |
Het vierde bedryf.
LEVI. IUDAS. SIMEON.
Levi:
Nu op den heuveltop eendrachtigh neergezeten,
En al 't geleden leedt met eenen dronck vergeten.
Komt broeders, zet u aen. hier staet de disch gereet,Ga naar voetnootvs. 853
Langs dit vervallen slot, met klimop groen bekleet,Ga naar voetnoot854
855[regelnummer]
En met een veldtapijt natuurelijck behangen.Ga naar voetnoot855
De breede lindeboom (de zon ga vry haer gangen,Ga naar voetnoot856
In 't Oosten) noodight u in 't grazige gestoelt,Ga naar voetnoot857
Met bruine schaduwen, en aengenaeme koelt,Ga naar voetnoot858
En koelt den leckren wijn, om 't hart eens te verquicken.
Iudas:
860[regelnummer]
Verquick uw hart met wijn, en laet uw' broeder sticken.Ga naar voetnoot860
Simeon:
Wat zeght ghy, Judas?
Iudas:
Niet. ick spreeck geen enckel woort.Ga naar voetnoot861
Levi:
Ghy zit niet zacht?
Iudas:
My dunckt 'ken zit niet zo 't behoort.
Simeon:
Koom, zet u hier. gemack is nimmer te versmaden.
Levi:
't Is meer dan 't halve mael.Ga naar voetnoot864
Iudas:
Dat hebt ghy net geraden.
Simeon:
865[regelnummer]
Nu, zit ghy wel?Ga naar voetnoot865
Iudas:
Ja ja, ick zit nu wel, of schaers.
Levi:
Neen, zegh vry wat u deert. wat wringt uw' voet?Ga naar voetnoot866
Iudas:
de laers.
| |
[pagina 115]
| |
Levi:
Waer is 't?
Iudas:
Aen 't slincke been: of 't zijn misschien mijn wespen.Ga naar voetnoot867
Levi:
Wel ken u zelf.Ga naar voetnoot868
Iudas:
Ick moet mijn' boezem wat ontgespen,
't Benaeuwt my wat om 't hart. Nu schep ick weder lucht.
Simeon:
870[regelnummer]
Tast toe. elck toef zich zelf.Ga naar voetnoot870
Iudas:
Wat 's dat? ick hoor gerucht.
Levi:
Ick niet.
Iudas:
Is 't Joseph oock? my dunckt ick hoor hem klagen.
Simeon:
Die windt kan dat geluidt zoo veer niet overdragen.
Levi:
En of hy klaeght en kermt, het blijft toch na, als veur.Ga naar voetnoot873
Simeon:
Wat kan het schaên, dat hy zijn misdaet wat betreur?
Levi:
875[regelnummer]
't Was hem geen errenst, dat hy op het touw most ryen.Ga naar voetnoot875
Iudas:
Ick wert weemoedigh.Ga naar voetnoot876
Simeon:
Zoo, had ghy noch medelyen?
Iudas:
Hy sloegh zijn aenschijn zoo barmhartigh west en oost.Ga naar voetnoot877
Simeon:
Hy zagh naer Hebron toe, naer vaders huis, om troost.
Levi:
Hy riep zijn' Engel aen, den trooster aller vromen.
| |
[pagina 116]
| |
Simeon:
880[regelnummer]
Die hem naer Dothan wees, om zoo te maet te komen?Ga naar voetnoot880
Levi:
Hy dronck noch hartelijck, en laefde zyne borst.Ga naar voetnoot881
Iudas:
Een hart ter doot bedroeft is altijt droogh van dorst.
Simeon:
Wel Judas zat strax stom, nu kan hy weder spreecken.Ga naar voetnoot883
Levi:
Wel wat of Judas schort? zijn oogh begint te leecken.Ga naar voetnoot884
Iudas:
885[regelnummer]
Ay broeders, houdt uw rust, het lust my niet te wel.Ga naar voetnoot885
Simeon:
Leit Joseph u om 't hart?Ga naar voetnoot886
Iudas:
't En past den broeder niet zich zelven te verblyden
In 's broeders doot of straf. ô schrickelijck bestaen!Ga naar voetnoot889
Levi:
890[regelnummer]
Wat spreeckt ghy binnens monts.
Iudas:
Ick zorgh wy zijn verraên.Ga naar voetnoot890
Simeon:
Ick heb den put in 't oogh, geen mensch kan dit verraden.Ga naar voetnoot891
Iudas:
En Godt heeft ons in 't oogh, die ziet door lindebladenGa naar voetnoot892
Door mergh en nieren heen. wat schuilt 'er voor Godts oogh?Ga naar voetnoot893
Simeon:
Laet vaeren alle zorgh: uw zorgen zien te hoogh.Ga naar voetnoot894
Levi:
895[regelnummer]
Ay ziet eens om dien hoeck.
Iudas:
Wie of hier aen komt trecken?
| |
[pagina 117]
| |
Simeon:
Zy kruipen langsaem voort. hoe lang of dit magh strecken?Ga naar voetnoot896
Iudas:
Wat ryst 'er in de lucht een stofwolck. ziet dat volck.
Simeon:
Ick zie geen klaer bescheit. zij trecken in een wolck.Ga naar voetnoot898
Levi:
Voor wien ziet ghy hen aen?
Simeon:
't Waer kunst dit juist te raeden.
Iudas:
900[regelnummer]
Ick zie kameelen:
Levi:
En ick ezels, zwaer gelaeden.
Simeon:
Ick zie gewapenden. zy naecken meer en meer.Ga naar voetnoot901
Iudas:
Hoe schittert daer de zon in 't blinckende geweer.Ga naar voetnoot902
Levi:
My dunkt 'k zou met der tijt wel gissing kunnen maecken.Ga naar voetnoot903
Simeon:
Wie zijn 't dan?
Levi:
Arabiers.
Iudas:
'K wil noch mijn gissing staecken,
905[regelnummer]
Tot datze ons naderen.
Simeon:
Hoe gaet het vee vermast.Ga naar voetnoot906
Zy zijn alree voorby de willige bosschagie.Ga naar voetnoot907
De ruggen buigen in, door 't wight van hun packagie.
Hoe plaeght de mensch het dier?Ga naar voetnoot909
Iudas:
Hoe plaeght het bloet zijn bloet?
Levi:
910[regelnummer]
Wat zeght ghy, Judas? wat ontstelt u het gemoedt?Ga naar voetnoot910
| |
[pagina 118]
| |
Iudas:
Och Ioseph.
Simeon:
Leit die noch zoo diep in 't hart begraven?
Iudas:
Ick zie hoe 't hygent vee tot 's menschen dienst moet slaven,
En Ioseph steent nu vast ellendiger dan 't vee,Ga naar voetnoot913
Dat noch zijn voeder krijght; maer Joseph magh alreeGa naar voetnoot914
915[regelnummer]
Van honger en van dorst verteeren en versmachten.
Levi:
Hy heeft zijn vonnis wegh: laet vaeren die gedachten.Ga naar voetnoot916
Ghy quelt u te vergeefs.Ga naar voetnoot917
Iudas:
Vergun my eene gaef.
Simeon:
Wat 's dat?
Iudas:
Maer dat ick hem nu opveil, om voor slaefGa naar voetnoot918
Den vrecken Arabier te dienen al zijn leven;Ga naar voetnoot919
920[regelnummer]
Nadien een mager lijck toch niemant nut kan geven,Ga naar voetnoot920
Al bleef het schoon bedeckt. beraet u in 't gemeen.Ga naar voetnoot921
Waer spanden oit om strijt de leden tegens leên.Ga naar voetnoot922
Godts diepe wijsheit schiep, tot onderlinge hoeders,
De nutste leên aen 't lijf, als tweelingen en broeders.
925[regelnummer]
Men zet alleen, uit noodt geperst, een lit van 't lijf.Ga naar voetnoot925
Verschoont men dit, bedenckt, wat last wat ongerijfGa naar voetnoot926
Ghy hier door kunt ontgaen: 't zal eerst uw' geest vernoegen,Ga naar voetnoot927
En vryen het gemoedt van 't eeuwigh knaegend wroegen.Ga naar voetnoot928
't Zy verre dat ick u of my by Kain zet,Ga naar voetnoot929
930[regelnummer]
Die zich met Abels bloet zoo gruwelijck besmet.
Hoe dootsch zagh hy 'er uit. hoe wert zijn hart gegetenGa naar voetnoot931
Van binnen: och zijn hair (zoo pynight het geweten
Den broederslaghtigen) hing altijt nat van zweet.Ga naar voetnoot933
Hy vloodt, en waer hy vloodt, hem docht dat Abel kreet;
935[regelnummer]
En Godts gerechte wraeck den moort zat op de hielen.Ga naar voetnoot935
Dan zagh hy geesten, dan een nest vol slangen krielen.
| |
[pagina 119]
| |
De dampen stegen dan van angst naer 't beckeneel.Ga naar voetnoot937
Zijn zaet draeght noch dien vloeck. nu oordeel het verscheelGa naar voetnoot938
Van broedermoorden, of van spaeren en verkoopen.
940[regelnummer]
De misdaet en de straf moet altijt t' saemen loopen,Ga naar voetnoot940
En blyven in besteck van billijckheit. de haetGa naar voetnoot941
Op zynen hals gelaên hou dan in 't straffen maet,Ga naar voetnoot942
En loope eer wat te laegh. ghy doet die deught uw' broeder.Ga naar voetnoot943
Een wees verdient gena. de jongen heeft geen moeder,
945[regelnummer]
En Rachel was ons moey en moeder. treckt uw hantGa naar voetnoot945
Dit snoer te stijf; hoe 't zy, ghy breeckt een' dubblen bant;Ga naar voetnoot946
En breeckt dit uit, hoe 't ga, uw onschult wort gevonden.Ga naar voetnoot947
Een redelijcke straf stopt alle lastermonden.
Simeon:
Waerachtigh mannen, dat 's niet qualijck overleit.
Levi:
950[regelnummer]
Het schijnt dat Godt ons raet op dees gelegentheitGa naar voetnoot950
Te letten. zoo ghy 't stemt, ick heb 'er gantsch niet tegen.Ga naar voetnoot951
Simeon:
Ick merck ghy zijt 'er al eendraghtigh toe genegen.
Wie neemt dien last op zich?
Iudas:
vertrouwt ghy my dien last?
Levi:
Wel Judas, ga voort heen, want zy genaecken vast.Ga naar voetnoot954
Iudas:
955[regelnummer]
Zo zet hem eerst op prijs.Ga naar voetnoot955
Simeon:
dat volck valt scharp in 't dingen.
Levi:
Het eerste bodt is 't best.Ga naar voetnoot956
Simeon:
ja laet den Droomer springen.
| |
[pagina 120]
| |
Ioseph:
Och Ruben, gaet uw aenschijn voor my schuil?
Magh mijn gekerm tot Godt en u niet baeten?
En worde ick dus, in dezen naeren kuil,Ga naar voetnoot959
960[regelnummer]
Van Godt en u en yeder een verlaeten?
Ick stick in slijm, en hijgh vast naer de lucht,Ga naar voetnoot961
En zie van veer den heldren hemel blincken,
Die speelt moy weêr, en hoort naer geen gezucht:Ga naar voetnoot963
Hy drijft om hoogh, maer Joseph magh verzincken.Ga naar voetnoot964
965[regelnummer]
De putgalm volght op rijm mijn' lesten tarm,Ga naar voetnoot965
En schijnt beweeght mijn klaghten naer te smeecken:Ga naar voetnoot966
Dat 's al mijn troost en tijtverdrijf, ocharm.
Mijn keel wort heesch, en naulix kan ick spreecken.
'k Bedanck den galm, de galm my wederom.
970[regelnummer]
Ick klaegh' myn' noodt. hy antwoort vol medoogen:
Maer Ruben zwijght, als spraeckeloos en stom,
Hy blijft vast uit, ick klaegh mijn' rouw myne oogen.Ga naar voetnoot972
Och Ruben, koom, en zalf mijn diepe smart.
Ick kaeuw een vrucht vol dootelijcke korlen.Ga naar voetnoot974
975[regelnummer]
Och Ruben, koom, verlicht mijn angstigh hart.
Ick hoor gerucht. wat of hier op komt borlen?Ga naar voetnoot976
Vrachtmeester:
Hier rust ick uit het stof, van zon en hitte vry,
In deze hegh, tot dat de voortoght raeck voorby.Ga naar voetnoot978
Gaet knaepen, zeght dat zy een weinigh harder dryven.Ga naar voetnoot979
980[regelnummer]
Men zal een mijl van hier te middagh leggen blyven,Ga naar voetnoot980
Tot dat de dagh verkoele, en dan tot middernacht
Weêr spoeden onze reis, met d'aengenome vracht.Ga naar voetnoot982
Dees wilde woeste hey kent dieren nochte menschen.Ga naar voetnoot983
Men zou, om schaduw, zelf 't gewenschte licht verwenschen:Ga naar voetnoot984
985[regelnummer]
Maer wie genaeckt dien put? dit schijnt een ander man:Ga naar voetnoot985
't Gelijckt een' vreemdeling, en geen' uit Kanaän.
| |
[pagina 121]
| |
Indien hy water put, om zich of 't vee te drencken,
My lust een versche dronck: ick wil den harder wencken.Ga naar voetnoot988
IUDAS. VRACHTMEESTER.
Iudas:
Geluck mijn heer, geluck, op uwen verren toght.
Vrachtmeester:
990[regelnummer]
Wy jaegen 't vast: gaf Godt of 't ons gebeuren moght.Ga naar voetnoot990
Maer 't beurde meer dan eens, dat my die haes ontglipte.Ga naar voetnoot991
Iudas:
Waer leit de reis, mijn heer?Ga naar voetnoot992
Vrachtmeester:
Wy trecken naer Egypte
Van Galaad recht door, met ezel en kameel,
Gelaên met balssem myrrhe en kruiden en kanneel.
995[regelnummer]
Wat zoeckt ghy by dien put? wy zijn wat moe geronnen.Ga naar voetnoot995
My luste wel een dronk.
Iudas:
Aen geen zy springen bronnen,Ga naar voetnoot996
Indien de dorst u quelt: dees groene put is droogh.
Vrachtmeester:
Ick rust een poos, en heb van hier mijn volck in 't oogh.
Mijn dorst lijdt nog geen' last. men zal den last haest breecken,Ga naar voetnoot999
1000[regelnummer]
Eer noch de middaghzon op 't hooft begin te steecken.
Maar luister naer dien put. wat wil dat droef gezucht?Ga naar voetnoot1001
Iudas:
Daer leit een jonge slaef, die huilt, en maeckt gerucht.
Hy heeft het wat verkerft, en zich wat wulpsch verloopen.Ga naar voetnoot1003
Vrachtmeester:
Is hy u veil?Ga naar voetnoot1004
Iudas:
O ja.
Vrachtmeester:
Laet zien, ick wil hem koopen.
Iudas:
1005[regelnummer]
Ick zal hem by dit touw doen stygen uit den put.
Een ander heerschap waer den jongen wel zoo nut.Ga naar voetnoot1006
| |
[pagina 122]
| |
Daer hangt de koort. nu stijgh, nu jongen, stijgh naer boven.Ga naar voetnoot1007
Hy klimt, hy klimt. men mag hem passelijck gelooven:Ga naar voetnoot1008
De pols is niet als 't hart: zijn gront wort niet getast.Ga naar voetnoot1009
Vrachtmeester:
1010[regelnummer]
Aen veinzen is zomwijl gewin en voordeel vast.
Iudas:
Daer komt de knaep. spring af. hy dient wat onderwezen.Ga naar voetnoot1011
Ick zal hem eerst alleen een luttel gaen belezen.Ga naar voetnoot1012
IOSEPH. IUDAS. VRACHTMEESTER.
Ioseph:
Och Judas, zijt ghy daer? erbarm u over my.
Iudas:
Koom herwaert, ga met my een luttel aen d'een zy.Ga naar voetnoot1014
1015[regelnummer]
Wat billijcke oirzaeck ghy uw' broed'ren hebt gegeven,Ga naar voetnoot1015
Valt nu te lang. in 't kort, danck my, die u het levenGa naar voetnoot1016
Verbiddende, dat schencke en aenbie tot een gaef,Ga naar voetnoot1017
Mits dat men u terstont verkoope en veil voor slaef,Ga naar voetnoot1018
Aen dezen Arabier; dies draegh uw straf geduldigh.Ga naar voetnoot1019
Ioseph:
1020[regelnummer]
Mijn broeder, ick ben u, naest Godt, mijn leven schuldigh:
Maer dienstbaerheit valt hardt. wat gaet my leider aen!Ga naar voetnoot1021
Iudas:
Noch harder valt de doot, die kunt ghy dus ontgaen.Ga naar voetnoot1022
Dit 's 't eenigh middel. zie de broeders ons bespieden
Van dezen heuveltop: ghy kunt het niet ontvlieden;
1025[regelnummer]
Dies hou u stil en vroom, noch melt de broeders niet.Ga naar voetnoot1025
Ioseph:
Och Ruben, Ruben, och. ô Godt, die alles ziet.
Iudas:
Ick veil u dezen slaef, maer wil dit eerst bespreecken;
Ick stoot hem met den voet.Ga naar voetnoot1028
Vrachtmeester:
Zo dient hy naeu doorkeken.
| |
[pagina 123]
| |
Iudas:
Koom herwaert.
Vrachtmeester:
Wilt ghy wel veranderen van heer?
Ioseph:
1030[regelnummer]
Mijn heer, ick heb geen' wil.
Vrachtmeester:
Bedaer wat. schrey niet meer,
Steeck uit den rechten arm. nu buigh dien aen de schouder.
Nu met den slincken arm. hoe out zijt ghy?Ga naar voetnoot1032
Ioseph:
Niet ouder
Dan zestien jaer.
Vrachtmeester:
Nu gaep. ick zie noch jongk gebit.Ga naar voetnoot1033
De tanden staen zeer net, en melck is niet zoo wit.
1035[regelnummer]
Ga loop eens heen en weêr.Ga naar voetnoot1035
Iudas:
Nu wacker zonder weigeren.
Vrachtmeester:
Nu spring eens in de lucht. hy kan noch luchtigh steigeren.Ga naar voetnoot1036
Al spels genoegh. koom hier, lang my uw rechte hant.Ga naar voetnoot1037
Iudas:
Ghy Arabiers hebt meest van hantbezien verstant,Ga naar voetnoot1038
En ziet al 's menschen heil en ramp van verre komen.
Vrachtmeester:
1040[regelnummer]
Wat kunsten kan hy toch?
Iudas:
Die knaep kan geestig droomen.Ga naar voetnoot1040
Vrachtmeester:
Dat kan niet yeder een: dit komt al meê te sta.Ga naar voetnoot1041
Iudas:
De Vrachtheer zie te deegh, dat doet den koop geen scha.Ga naar voetnoot1042
Vrachtmeester:
Nu zet den knaep op prijs, my lust niet lang te dingen.Ga naar voetnoot1043
Iudas:
Waer voor gevalt hy u?Ga naar voetnoot1044
Vrachtmeester:
Voor tien paer zilverlingen.
| |
[pagina 124]
| |
Iudas:
1045[regelnummer]
't Is koop.Ga naar voetnoot1045
Vrachtmeester:
Zo dra? ghy vreest of ick my weêr bedocht.
Iudas:
Hy dient u meer dan ons.Ga naar voetnoot1046
Ioseph:
Helaes! ick ben verkocht.
Iudas:
Loop ginder aen een zy. wat dunckt u van dien jongen?
Vrachtmeester:
Recht uit, hy staet my aen. had ghy wat hardt gedrongen,Ga naar voetnoot1048
En hem vry dier gelooft, die knaep waer echter mijn.Ga naar voetnoot1049
1050[regelnummer]
Indien ick spreecken zou, naer uiterlijcken schijn;
Dat zwinxel heeft niet slaefs, maer meldt een' welgeboren.Ga naar voetnoot1051
Zoo ick de hant geloof, hem schijnt wat groots beschoren.Ga naar voetnoot1052
Die winckbraeu voeght geen' slaef, maer eer een' man van staet,Ga naar voetnoot1053
'k Verzwijgh al 't overigh.'t is mislijck hoe 't beslaet.Ga naar voetnoot1054
1055[regelnummer]
De Godtheit ziet het hart, de mensch den schijn van buiten.
Men kan uit gissingen niet vast noch zeker sluiten.Ga naar voetnoot1056
Iudas:
Ick zal 't bekennen, nu het zoo te passe koomt.
't Is al van heerschappy dat deze jongen droomt:
Dit baert afkeerigheit. hy magh noch beter leeren,Ga naar voetnoot1059
1060[regelnummer]
En beter onder vreemde, als binnelantsche heeren.
Al had ick schoon berouw, ick wensch u veel geluck.Ga naar voetnoot1061
Vrachtmeester:
Koom herwaert.
Iudas:
Nu gedult, en buigh u onder 't juck.Ga naar voetnoot1062
Gehoorzaem dezen heer, en luister vry wat sneller.Ga naar voetnoot1063
Vrachtmeester:
Ia reken dat ghy dient een' rechten Ismaëller.Ga naar voetnoot1064
| |
[pagina 125]
| |
Ioseph:
1065[regelnummer]
Och Ismaëller, nu mijn lot
My onder 't lastigh juck leert zuchtenGa naar voetnoot1066
Om troost en hulp tot Abrams Godt;
Gedenck hoe Ismaël most vlughten
Met Agar, dwars door 't gloeiend zant,
1070[regelnummer]
Zoo wijdt uit aller menschen oogen,
Daer kint en moeder waer door brantGa naar voetnoot1071
Versmacht, indien het mededoogen
Des Engels, in die zwoele zonGa naar voetnoot1073
Haer bey niet had te recht gewezen,Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
En met een koele en versche bronGa naar voetnoot1075
Het moeders hart en 't kint genezen
Van dorst, veel feller dan de doot:
Weest zoo een Engel en behoeder
Van my, die, op mijn moeders schoot,
1080[regelnummer]
En aen de borst der lieve moeder,
Verstreckte een lieve waerde vrucht,Ga naar voetnoot1081
Niet min als Ismaël de zyne;
Toen zy, vermoeit en afgezucht,Ga naar voetnoot1083
In dorre dorstige woestyne,Ga naar voetnoot1084
1085[regelnummer]
Hem leide in schaduw van de blaên,
En riep, een booghscheut afgeweken,Ga naar voetnoot1086
Godt zelf al heesch om bystant aen,
En kreet: wie kan dat hart zien breecken?
Waer op een trooster neergedaelt
1090[regelnummer]
Beloofde hare spruit te zegenen,Ga naar voetnoot1090
Die nu zoo breet den adem haelt.Ga naar voetnoot1091
Zoo moet u heil op wegh bejegenen.Ga naar voetnoot1092
Zoo zegen Godt uw' langen toght,
Als ghy voortaen een' vrygeboren,
1095[regelnummer]
Onschuldighlijck voor slaef verkocht
Zult handlen, zonder wraeck of toren.Ga naar voetnoot1096
Och Ismaëller, druck my zacht,Ga naar voetnoot1097
Gelijck een telgh van uw geslacht.Ga naar voetnoot1098
| |
[pagina 126]
| |
Vrachtmeester:
Naer u geboorte staet my wyders niet te vragen,Ga naar voetnoot1099
1100[regelnummer]
Ghy zijt dan vry of slaef: voortaen moet ghy u dragen,Ga naar voetnoot1100
Gelijck een' eygen slaef en een' verkochten past.
Komt knaepen, vleugelt hem, en bint zijn armen vast.Ga naar voetnoot1102
Ghy kunt uw lyden veel vermindren of vermeeren:
Waer goede slaeven zijn, daer vint men goede heeren:
1105[regelnummer]
Zoo knecht zoo meester, dies stel u gewilligh in.Ga naar voetnoot1105
Iudas:
Leef lang, en hou u vroom.Ga naar voetnoot1106
Ioseph:
Och vader, Benjamin.
Och Ruben, Ruben och.
Iudas:
Nu leer u wat bedwingen.
Geluck met dezen knaep.
Vrachtmeester:
Ghy met dees zilverlingen.
Iudas:
Geluck op uwen toght.
Vrachtmeester:
Dat neem ick altijt an.Ga naar voetnoot1109
Iudas:
1110[regelnummer]
Helaes, hoe kruipt mijn bloet, daer het niet gaen en kan.Ga naar voetnoot1110
Hoe deerlijck ziet hy om, zoo nat en root bekreten.Ga naar voetnoot1111
Ick doe 't om beters wil, 't en werd my niet geweten.Ga naar voetnoot1112
REY VAN ENGELEN.
Zang:
Arabië, ghy stoft zoo hooghGa naar voetnoot1113
Op uw geluck, gelijck uw booghGa naar voetnoot1114
1115[regelnummer]
Van onder, dat het snort en kraeckt,Ga naar voetnoot1115
Den arent in de veeren raeckt,
Op 't allerveilighst van zijn vlught,Ga naar voetnoot1117
In uw met geur doortrocke locht;Ga naar voetnoot1118
Waer door uw fiere Phenix zweeft;Ga naar voetnoot1119
| |
[pagina 127]
| |
1120[regelnummer]
Om wien ghy in festoenen weeft:Ga naar voetnoot1120
Mijn Vogel zagh noit wederga.
Ghy roemt: Godt schonck u dees gena,Ga naar voetnoot1122
Om dat uw volck zijn' oirsprong nam
Uit dien befaemden Abraham,
1125[regelnummer]
Die oostwaert stuurde naer de zonGa naar voetnoot1125
Zijn zonen, dien hy teelde en won
By Agar, en by Kethura;Ga naar voetnoot1127
Wier bloet noch groeit in Isax scha,Ga naar voetnoot1128
En lachende in 's Hebreeus verdriet,
1130[regelnummer]
Heeft gading in al 't geen het ziet.Ga naar voetnoot1130
Zwijgh Ismaël, zwijgh MadianGa naar voetnoot1131
Van roem, die luttel baten kan.
Zwijgh Arabier, dit 's 't oude liedt.
Den rechten Phenix kent ghy niet.Ga naar voetnoot1134
1135[regelnummer]
Hy is het niet, die nesten bouwtGa naar voetnoot1135
In uw gezegent myrtewout,Ga naar voetnoot1136
Daer ghy kanneele vieren stoockt,Ga naar voetnoot1137
En alle leckernyen koockt.Ga naar voetnoot1138
Tegenzang:
Ick hael mijn Vogels roem in top.Ga naar voetnoot1139
1140[regelnummer]
Hy voert op zijn' gekruifden kopGa naar voetnoot1140
(Om wien een glans zijn straelen spreit)Ga naar voetnoot1141
Een heldre star. de majesteitGa naar voetnoot1142
Ziet hem ten klaren oogen uit.
De goude halsbant hanght en sluitGa naar voetnoot1144
1145[regelnummer]
Om zynen geschakeerden hals;Ga naar voetnoot1145
Een rechte zonnespiegel, als
De zon zich blint ziet in dien gloet.Ga naar voetnoot1147
Natuur heeft met haer eigen bloetGa naar voetnoot1148
| |
[pagina 128]
| |
Zijn wiecken kostelijck bekladt;Ga naar voetnoot1149
1150[regelnummer]
Trots purper, trots schaerlaken, datGa naar voetnoot1150
Den koning of aertspriester kleet.Ga naar voetnoot1151
De blaeuwe staert, zoo lang, zoo breet,
Hangt geborduurt met roos by roos.Ga naar voetnoot1153
Robynen schittren op turkois.Ga naar voetnoot1154
1155[regelnummer]
Aldus, gevoedt van hemelsch vier,Ga naar voetnoot1155
En zon en daeuw, bereickt mijn dier
Zoo menige eeuw van hondert jaer,Ga naar voetnoot1157
Tot dat het smelt op 't zonautaer,Ga naar voetnoot1158
En uit zijn asch een jonge zwelt,Ga naar voetnoot1159
1160[regelnummer]
Die 't vaderlijcke lijck bestelt
Ten grave, met een staci vanGa naar voetnoot1160-61Ga naar voetnoot1161
Meer voglen, als ick schildren kan.
Waer vint men vogel in een Rijck,
Die mynen Vogel zy gelijck?
Toezang:
1165[regelnummer]
O blinde Arabers, waert ghy wijs,Ga naar voetnoot1165
Ghy hebt, voor een' geringen prijs,
Den Phenix, 't puick van uw geslacht,Ga naar voetnoot1167
Terstont gekregen in uw maght;Ga naar voetnoot1168
Den rechten Phenix, die gewisGa naar voetnoot1169
1170[regelnummer]
Veel schooner dan uw vogel is.
Een Phenix, dien de Haet en NijdtGa naar voetnoot1171
Met sporen stoot, verpickt en bijt.Ga naar voetnoot1172
Ghy voert dien onbekenden schatGa naar voetnoot1173
Naer Memphis, en naer Zonnestat,Ga naar voetnoot1174
1175[regelnummer]
Door eene wolck van zant en stof:Ga naar voetnoot1175
Daer zal men, in dat prachtigh hof,Ga naar voetnoot1176
Wiens naeldepunt Godts hof beschiet,Ga naar voetnoot1177
Zien, hoe de Nijl, de groote vliet,Ga naar voetnoot1178
| |
[pagina 129]
| |
(Die leven uit zijn pennen zuight)Ga naar voetnoot1179
1180[regelnummer]
De kroon met zeven tacken buightGa naar voetnoot1180
Voor zyne Godtheit, voor zijn hooft,Ga naar voetnoot1181
't Welck aller wyzen glans verdooft.Ga naar voetnoot1182
Daer zal hy sterven, droef beweent;
Zijn dubbele afkomst, 't vroom gebeentGa naar voetnoot1184
1185[regelnummer]
(Met myrrhe en stercken balsemgeur
Gebalsemt deur en weder deur,
Geleit met een ontelbaer heir)Ga naar voetnoot1187
Vervoeren droogh door stroom en meir;Ga naar voetnoot1188
Op dat het ruste in 't eerlijck graf,Ga naar voetnoot1189
1190[regelnummer]
Op 't lant, dat hem zijn vader gaf.Ga naar voetnoot1190
|
|