De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 372]
| |
Inwying der doorluchtige Schoole t' Amsterdam,aant.Ga naar voetnoot*aen den heer Herman vander Pol,
| |
[pagina 373]
| |
10[regelnummer]
Vw' stemme steef dit loflyck Raedsbesluyt.Ga naar voetnoot10
Nu veeghtghe noch, van vreughd, een kreucksken wt,Ga naar voetnoot11
En word herboren:
Gelyck somtyds de guure winter plagh
t'Ontluycken, met een' somersonnelach;
15[regelnummer]
En 't hart t'ontdoyen, op een' soeten dagh,
Als 't was bevroren.
Myn' swaeneschacht, myn treckebecksken drincktGa naar voetnoot17
Sich droncken, in onsterfelycken inckt:Ga naar voetnoot18
Ons' wapenkroon veel heerelycker blinckt,
20[regelnummer]
Op d'eer der feesten.
De Wysheyd setmen op den hooghsten trap,Ga naar voetnoot21
Beschoncken met den glans der burgerschap,Ga naar voetnoot22
En toegejuycht, met vrolyck handgeklap,
Van braeve geesten.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Nu yckt de Deughd de sielen, met haer merck.
Nu sweetmen in 't Sokratisch worstelperck.Ga naar voetnoot26
Nu boutmen aen de zede-enredekerck,Ga naar voetnoot27
Doorgalmt van leering,
Die 't buyghsaem hart der jongkheyd vormt en sout,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
En heylsaem voor verrotting onderhoud,Ga naar voetnoot30
En instort vroegh, 't geen onvermuft veroud,Ga naar voetnoot31
Door Deughds hanteering.Ga naar voetnoot32
Hier blaeckt het nonnenouter ongedooft.Ga naar voetnoot33
Hier stuyft de vorstenrenplaets, daermen slooft.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Partyschap hier geen' lamme guylen looft,Ga naar voetnoot35
Tot yemands voordeel.
De pallemtack en lover nimmer droefGa naar voetnoot37
Word toegeleyt, naer Recht, den vluggen hoef,Ga naar voetnoot38
Die glimt, als goud, na d'wtgestaene proef,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
In 't billyck oordeel.
Dit is 't doorluchtigh Argo, 't welck, bevrachtGa naar voetnoot41
| |
[pagina 374]
| |
Met hemelsch puyck van ridderlyck geslacht,
Naer d'eere streeft van Kolchos gulde vacht,
Door Nereus weyden.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Hier vindmen 't wettigh swaerd, dat, buyten hoop,Ga naar voetnoot45
In stucken hieuw den Gordiaenschen knoop;Ga naar voetnoot46
Oock 't kluwen, dat, in 's doolhofs ommeloop,Ga naar voetnoot47
Ons recht kan leyden.
Dees' schoolmeestres haer' schatten maeckt gemeen.Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Se weet Natuurs geheymenis t'ontkleen,
S'ontleedse moedernaeckt, van top tot teen,
Voor 's leerlings oogen;
En wroet, op 's overouden Tales spoor,Ga naar voetnoot53
Haer' grondeloosen boesem door en door.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
De necktartong verleckert 't leersaem oor,Ga naar voetnoot55
Op soete toogen.
't Geschichtboeck wacht syn' beurt, in dees' kappel;Ga naar voetnoot57
Dat brengt Fortuyns lichtvaerdigheyd in 't spel;Ga naar voetnoot58
En toont 'er leeuwenhuyd en Vossenvel,
60[regelnummer]
Geweld en treecken;Ga naar voetnoot60
Oock hoemen heelt het ingekanckert quaed;
Wat vloecken syn, wat zuylen voor den staet;Ga naar voetnoot62
Hoe 't een verryst, en 't ander ondergaet,
Door landgebreken.
65[regelnummer]
D'ervaeren Chiron bant den blinden dwerghGa naar voetnoot65
Wt dees' spelonck en wackren oeffenbergh;
En voed het voesterkind, met dierenmergh,
Op dat het schrapperGa naar voetnoot68
Syn' krachten stel, voor 't land van syn' geboort,
70[regelnummer]
En verw den grond des vyands rood van moord;
Of hou in vredehandeling het woord,
Soo wys, als dapper.
D'eerwaerde Themis, op den rechterstoel,
In barning van krackeelen even koel,Ga naar voetnoot74
| |
[pagina 375]
| |
75[regelnummer]
Verwerpt het valsch, en mickt op 't witte doel,Ga naar voetnoot75
En schift partye.Ga naar voetnoot76
Het doodse lyck, dat flus lagh wtgestreckt,Ga naar voetnoot77
Nu wt den ysren doodslaep opgeweckt,
Bedanckt den God, die 't leven schept en reckt,
80[regelnummer]
Door artzenye.Ga naar voetnoot77-80
De Poësy, het Goddelijckst van al,
Spant keel en snaer op sluysenwaterval,
En trippelt op fluweelen burreghwal,Ga naar voetnoot83
Die krielt van swaenen.
85[regelnummer]
Se dompelt Baerles kop in d'Amstelbron.Ga naar voetnoot85
Se schept, door hem, in Holland Helikon.
Ick quinckeleer, beschaduwt, voor de son,
In lindelaenen.
O goude lettereeuw! o wyse lent!
90[regelnummer]
O lucht vol geurs, na 's onweers dreygement!
Ick raeskal, of Apol is hier ontrent,Ga naar voetnoot91
Met negen nonnen;Ga naar voetnoot92
Die maecken tien met hem: of tel ick elf?
Gewislyck ja; daer sienwe Pallas selfGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
Haer heylighdom betrouwen 't hoogh gewelf,Ga naar voetnoot95
Noch ongeschonnen.
Iustè.
I.V. Vondelen.
|
|