Wellekomst van den Heer Hvigh de Groot,
'tAmsterdam.Ga naar voetnoot*
Na sijne langduurige ballingschap.
Den stroom op, in 't ondankbre Vaderlandt
Tot dat de Sein het in haar armen nam,
Met blyschap op den koningklijcken schoot
10[regelnummer]
Die 't herbergh schonck, tot glory sijnes Rijcks;
Op dat het, na 'et verstuiven van die wolck
Hem weder eerde, en riep: het is mijn schuldt.
Voor 't lichaam van het algemeene best.
Het treurigh aansicht van den Staat dat lacht.
20[regelnummer]
De swacke wetten voelen nieuwe kracht.
| |
25[regelnummer]
Men tast niet meer in blinde duisternis,
En rept 'er ergens een van dwinglandy
O groote Ziel, o son van mijn gesangk,
30[regelnummer]
Die weêr verrijst, na uwen ondergangk,
En ons verheught met desen gouden dagh,
Dien Hollandt wel met eere vieren magh:
35[regelnummer]
Om u t'onthalen op den hooghsten trap;
Na 's kerckers ramp, na suure ballingschap.
Bestreeck Standvastigheit uw vast gemoedt
|
-
voetnoot*
- Van 1631. Afgedrukt volgens Vondels Verscheide Gedichten 1644, blz. 184.
Opschrift: Na zijn ballingschap, aan 't Franse hof, kwam Hugo de Groot in het laatst van 1631 heimelik naar Rotterdam. Achtervolgd door het gerecht, vertrok hij naar Amsterdam, waar hij de 9de Desember aankwam en zich schuil hield bij Joost Brasser. Daar bezochten hem zijn vrienden en bloedverwanten, o.a. ook Vondel. Uit dit gedicht blijkt dat Vondel het volste vertrouwen heeft op zijn eerherstel.
-
voetnoot3
-
Hervoert: terugbrengt; het Delfsche wetorakel: de grote Delftse wetskenner.
-
voetnoot5
-
bange: als 't ware angstig voor mogelike vervolging.
-
voetnoot7
-
geberghde: in veiligheid gebrachte; Godskleynoodt: kostbare, goddelike gave aan de mensheid.
-
voetnoot9
- Lodewijk XIV, als Frans koning met de erenaam Allerchristelijkste Majesteit.
-
voetnoot11-12
-
't verstuiven van die wolck des drucks: wanneer de tijden van godsdienstvervolging voorbij zouden zijn (vgl. het vrye volck in vs. 12); verscheen: zou verschijnen; evenzo zijn eerde en riep in vs. 14 voorwaardelik op te vatten.
-
voetnoot13
-
misverstandt: het (vroegere) onjuiste inzicht.
-
voetnoot15
-
De Vader der welsprekentheit: Cicero, die, door Clodius aangeklaagd, Rome een tijdlang moest ontvluchten; herblonck: zijn talent schitterde opnieuw.
-
voetnoot17
-
schadelijck: te verbinden met vs. 18; pest (naar Lat. pestis): fig. voor: verderfelik wezen, schurk.
-
voetnoot21
-
Ontucht: tuchteloosheid; van 't eerlijck licht: door een zo rechtschapen man.
-
voetnoot22
- Bewaart de vrede door de partijen in evenwicht te houden, de machtsverhoudingen te regelen.
-
voetnoot23
-
stemmen: besluiten nemen: er worden geen besluiten genomen die verwarring stichten.
-
voetnoot24
-
Soo veele steên: de Hollandse steden zijn niet meer onderling verdeeld; uit één mondt: eenstemmig.
-
voetnoot28
-
Daar ooghtmen op: die houdt men in 't oog.
-
voetnoot37
-
hardt gesmeedt: door tegenspoed gestaald.
-
voetnoot38
-
Groothart: woordspeling met zijn naam; door het bestrijken met die magneet voelt dat stalen gemoed zich onweerstaanbaar aangetrokken tot het vaderland.
-
voetnoot40
- In plaats van heel heeft de uitgave van 1660: heet. Beide lezingen geven een goede zin; woedt: hartstochtelik verlangend zich richt.
-
voetnoot41
- En de weelde van een vorstelik hof verwerpt, versmaadt.
-
voetnoot42
-
peis kussen: de vredekus geven; dus: geen wrok gevoelt tegenover zijn vaderland en zijn heftige tegenstanders. De latere lezing (1660) luidt: het lant, zijn strenge stiefmoêr, peis!
|