De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 197]
| |
[pagina 198]
| |
VAN 1629. AFGEDRUKT NAAR DE TEKST VAN DE eerste uitgave, die op de plaats van een ontbrekend uitgeversadres de woorden heeft: ‘Gedruckt in 'tIaer ons Heeren. 1628’. De uitgave kan echter niet verschenen zijn vóór 1629, blijkens het aan de Hippolytvs toegevoegde gedicht ‘Over het verongelucken van den Iongen Kevrvorst. Liik Traenen’ van 1629. De uitgever was waarschijnlik Willem Jansz. Blaeu. Zie hiervoor 't titelblad typografies nagevolgd. Unger: Bibliographie, nr. 162. In deze druk werd de opdracht aan Hugo de Groot uitgesneden. In onze uitgave is deze Opdracht afgedrukt volgens de twede druk, van 1649 (Unger nr. 163), welke uitgave een slordige nadruk blijkt te zijn van nr. 162, met veel drukfouten. Daarentegen is de druk van 1658 (Unger nr. 164) door de dichter met zorg ingrijpend herzien, evenals hij dat te voren met de Palamedes gedaan had, en op grond van dezelfde taalkundige en aesthetiese overwegingen. De vele en belangrijke varianten van deze uitgave zullen aan het einde van dit deel opgenomen worden. Voor de Latijnse tekst van Seneca raadpleegden wij bij voorkeur een uitgave uit Vondel's tijd, bezorgd door Daniel Heinsius (Lugduni Batavorum 1611), en een uitgave te Amsterdam bij Blaeu gedrukt (1632); daarnaast een moderne uitgave, toegelicht door Dr. J. van Wageningen (Seneca's Phaedra, Groningen, P. Noordhoff, 1918). | |
[pagina 199]
| |
Inhovd.1 De stiefmoeder Phaedra vecht te vergeefs aen de kuyscheyd van Hip-Ga naar voetnootr. 1 2 polytus, soon van Theseus en d'Amazoon Antiope; die, geduurende sijns 3 vaders hellevaert, het hooghtijd der maeghd en jaghtgodinne Diane viert.Ga naar voetnoot3 4 D'onkuysche vrou afgeslagen, veynst voor Theseus, haeren weder- 5 keerenden man, verkrachting van den stiefsoon geleden te hebben. 6 Theseus lichtgeloovigh en verbittert, spilt ten bederve sijns kinds, datGa naar voetnoot6-7 7 ten geylen huyse uytgevloden was, de derde en laetste bede hem van 8 den Zeegod toegestaen. Neptun bekrachtight sijnen wensch, door eenen 9 gruwelijcken opborrelenden zeestier: waer door des vlughtenden paerdenGa naar voetnoot9 10 aen't hollen raeckende, de wagen gebroken, de voerman wtgeschockt,Ga naar voetnoot10 11 en verwart in den teugel, door steenen en doorenstruycken, geruckt en 12 aen flarden gescheurt word. Welcke droeve maere de koningin so treft 13 in haer beschuldight geweten, datse haeren gemael de waerheyd derGa naar voetnoot13 14 saecke ontdeckt, en sich selve met den swaerde doorsteeckt. De vader 15 besteenende het ongeval sijns onnoselen soons, ende sijne reuckelooseGa naar voetnoot15 16 gramschap verfoeyende, leyd de versamelde ledematen, best hy kan,Ga naar voetnoot16 17 op haere stede. 18 Het tooneel is t'Athenen.
De treurspeelders sijn
HIPPOLYTVS. PHAEDRA. VOESTER. REY. THESEVS. BODE. | |
[pagina 200]
| |
Opdracht Van Hippolytus,
|
|