De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 521]
| |
Op de beeldenis van Vorst Frederick Henrick.aant.Ga naar voetnoot*Wie, die dit aenschijn siet, moet niet in liefde blaecken?
Wat vyand schout dit aen en ziddert niet bedeest?
Dit 's FREDERICK, die stal hield in 't verloop der saecken,Ga naar voetnootVs. 3
En binnen werd bemint, van buyten werd gevreest.Ga naar voetnootvs. 4
Anders.
Waer dit gelaet op straelt, daer moet een hart ontdoyen,
Al waer het diamant tot water smolt het dra:
Waer 't vyand krijght in 't oogh, daer moet het heyr verstroyen:Ga naar voetnootvs. 3
Mendoze in Vlaenderland, voor Bergen Spinola.Ga naar voetnootvs. 4
Anders.
Soo sal hy eeuwigh zijn de glori van Orangien,
En Hollands schut en scherm, van Keyserlijcken stam:Ga naar voetnootvs. 2
Soo sal hy zijn de schrick van 't opgeblasen Spanjen,Ga naar voetnootvs. 3
Die Beyeren ontruckt 't geen hy sijn bloed ontnam.Ga naar voetnootvs. 4
Anders.
Al ruckte burgertwist den degen uyt der scheede:
Al stonden (God verhoed 't) de steden tegens steên:Ga naar voetnootvs. 2
Men maeckte om sijnent wil op staende voet weer vrede,
Soo flucx maer FREDERICK met dit gelaet verscheen.
| |
[pagina 522]
| |
Op Synen Helm.
Dit ysren hoofd van 't hoofd, dat over soo veele hoofdenGa naar voetnootvs. 1
Gesagh heeft, daer vaeck 't roode en blaeuwe vier uyt sprong,Ga naar voetnootvs. 2
Kreegh buylen, daer men stael en beckeneelen kloofde.Ga naar voetnootvs. 3
'sLands hopman past die hoed, gelijck een' Turck sijn wrong.Ga naar voetnootvs. 4
Pluym.
Hayrtoysel en perruyck een' bruyt voeght tot cieragie:
Des Veldheers hellemet een' swaeyende pluymagie:Ga naar voetnootvs. 2
Die als de ruytery kan vaen nocht stander sien,
In 't heetste van den strijd, haer tot kornette dien'.Ga naar voetnootvs. 4
Rusting.
Dat hart, dat heldenhart, daer Vranckrijcx vierden Henrich
In oorloght met sijn' geest, schuylt veyligh onder my.Ga naar voetnootvs. 1-2
Wat rusting vorsten deckt, ick deck der vorsten vendrigh;
Ga naar voetnootvs. 3
Die Hollands vrydom vrijd, terwijl ick hem bevry.Ga naar voetnootvs. 4
Sporen.
Wat is een vorstenband om 't hayr van laffe sielen,Ga naar voetnootvs. 1
Als bagge sonder glans, en purper sonder naem?Ga naar voetnootvs. 2
Maer sporen streng gegespt aen strengen hopmans hielen,Ga naar voetnootvs. 3
Die nopen minst het ros, en allermeest de faem.
Ga naar voetnootvs. 4
Speer.
Laet andre in ringesteeck en kinderspel uytmunten,
Daer kloot nocht koegel huylt, daer kling nocht slaghswaerd klinckt:Ga naar voetnootvs. 2
Vorst FREDRICK met dit punt rent aen op duysend punten.Ga naar voetnootvs. 3
Vreet roest eens anders speer, sijn punt en yser blinckt.Ga naar voetnootvs. 4
| |
[pagina 523]
| |
Pistool.
De blixem van Iupijn geslingert trof noyt beter
Op reusenborst, als ick, beswangert met salpeter,Ga naar voetnootvs. 2
In FREDRICX ysren vuyst, wanneer hy in een' slagh
Soo dicht quam, dat hy't wit van vyands oogen sagh.Ga naar voetnootvs. 4
Swaerd.
Dit is op 't ruggebeen geschaerd van Spaensche ruggen:Ga naar voetnootvs. 1
Het zy dat FREDERICK den vyand had op 't vlack,Ga naar voetnootvs. 2
Of stopte een' waterstroom, en sloegh sijn' legerbruggen
Van lijven, die hy velde, en sabelde, en doorstack.Ga naar voetnootvs. 4
Paerd.
Bucephal was den droes gelijck, doen AlexanderGa naar voetnootvs. 1
Teegh achter Porus her, en dreef hem op de vlught:Ga naar voetnootvs. 2
Dit me, doen Frederick vocht onder vryheyds stander,Ga naar voetnootvs. 3
En onder Nieupoort roock de soete Vlaenderlucht.Ga naar voetnootvs. 4
Breydel.
Daer stof en pulverroock des Hemels torts verduystert,Ga naar voetnootvs. 1
Daer trommel en trompet 't gesagh verdooft op 't ruym;Ga naar voetnootvs. 2
Vorst Fredricx klepper noch na 's breydels wetten luystert.
Wie praelt met diamant, ick prael met woedend schuym.
Sadel.
De deughd staet niet soo seer in vorstelijcken adel,Ga naar voetnootvs. 1
Of konincklijcken stam, of oock in kaysren bloed:
Als in prins FREDRICX hart, gewassen uyt den sadel;Ga naar voetnootvs. 3
Daer 't leeft, gelijck Iupijn op sijnen arend woed.Ga naar voetnootvs. 4
|
|