De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 828]
| |
Aanvullingen en opmerkingen
| |
[pagina 829]
| |
Door J.A. Alberdingk Thijms Quartet te Muiden, gezongen op't Muiderslot bij gelegenheid der onthulling van Vondels standbeeld in 1867, hebben deze verzen een groote bekendheid verkregen. Merkwaardig is het, dat Vondel ze dichtende, een oude herinnering verlevendigde uit den ‘Thronvs Cvpidinis’, waarin een ‘Elegie’ voorkomt:
En waer ghy op 't velt u voetkens gaat zetten,
Daar wassen rooskens en violetten.
Dit is daar weer vertaald uit een tegenover gedrukt gedicht:
Et si l'aller par les champs vous delecte,
A chacun pas croit violette.
Bij blz 778. Bij Vondels gedichten op den ‘Hoornschen Meyr-man’ Willem Cornelisz. Schouten, breng ik in herinnering, dat de Schoutens tot Vondels ‘cousynen’ behoorden, dus aan hem geparenteerd waren. Bij het testament van Joost en Maeiken de Wolff van 7 December 1613 was o.a. getuige Laurens Cornelis Schouten, de vader van Cornelis Laurens Schouten, in 1638 gehuwd met Debora Baeck. De zeeheld Willem Cornelis Schouten was een broeder van Laurens Cornelis Schouten, die als getuige, tot Vondels intiemen kring gehoord moet hebben. Hieruit is Vondels belangstelling voor den zeeheld nader te verklaren, al was hij ongetwijfeld ook zonder dat vol bewondering voor die dapperen, die ‘den kloot der aerden omghewielt’ hadden. (Zie ‘Oorkonden over Vondel’, blz. 16-18).
Bij blz. 266-267. Pieter Serwouters, (geb. 1586 dus een jaar ouder dan de dichter), die het titelblad sneed voor Den Gulden Winckel, Vondels eerste Emblemata-Boek, behoorde tot den intiemen kring van zijn verwanten en lotgenooten. Ook Serwouters' ouders waren wegens de geloofsvervolging van Antwerpen uitgeweken, eerst naar Duitschland, om later naar Amsterdam te komen. Toen zijn zuster, Elisabeth Serwouters, 29 Dec. 1601 trouwde met Cornelis Symons van Hamburg, verwant aan de familie De Wolff, werden zij geassisteerd met Joost van den Vondel, 's dichters vader, Tanneken de Wolff, des bruigoms petemoei en Cornelis van Tongerlo, op wiens dochter Claerken, Vondel zijn eerste Bruylofts-Reffereyn dichtte. Pieter Serwouters sneed ook de prent bij Vondels ‘Hymnus of Lofzangh Vande Christelycke Ridder.’ (Zie blz. 446).
De Bibliographie blz. 24 aan te vullen met: 1618 Het boeck der Gesangen, enz. Tot Hoorn, Ghedruckt by Ian Iochimsz. Byvanck, woonende op 't Noort, in 't blau Lam van Haerlem. Anno 1618. Het bekende Liedboek der Doopsgezinden, waarin Vondels Jaerzang, Hemelvaertzang, en de twee Pinxterzangen voor het eerst zijn uitgegeven. 1618. Sur l'admirable navigation, in Iovrnal ou Description du merveilleux voyage de Guilliaume Schovten. A Amstredam, Chez Guillaume Ianson, l'an 1618. 1618. Huwelycks Lof. Uit Niev Liedt-Boeck, Ghenaemt Der Minnaers Harten Iacht enz. Tot Rotterdam, Voor Philips Iacobsz. van Steenwegen, 1627.Ga naar voetnoot* |
|