De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 418]
| |
[LXXII]
Hoe eenen Herder eerst het levendige BeeldGa naar voetnoot*
Der schoone Schilder-Konst in Griecken heeft geteelt.
Ezech. 4.
Een effen Tafel neemt, en luystert nae mijn stem,
Treckt daer nae 't leven op de Stat Ierusalem.
| |
[pagina 419]
| |
LXXII
Terwijl in Griecken-land den Herder gaet verknapenGa naar voetnoot1
Zijn kud, naet leven hy de schim van zijne Scapen
Natuurlijck treckt int zand: als nu de schaeu vertrockGa naar voetnoot3
Had hy een wolligh Vlies gemaelt met zijnen stock.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Aldus werd aldereerst met heur veel-verfde wieckenGa naar voetnoot5
De schoone Schilder-konst gebaert bij d'edel Griecken;
Pictura die voortsaen met een blijde aengezichtGa naar voetnoot7
De weereld heeft verheughd, en wonderlijck gesticht:Ga naar voetnoot8
Die ons gezicht bedrieght, alst platte schijnt verheven,
10[regelnummer]
Het stomme spreken, en het doode schijnt te leven,
Het gene stille staet, als oft het zich beroert:
Dies is zij weerdigh dat men heur ten Hemel voert.Ga naar voetnoot12
|
|