De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 376]
| |
[LI]
Ghy ziet 'tgebreydelt Ros hier met een vrou beladen,Ga naar voetnoot*
Die elck verwondert heeft met mannelijcke daden.
Iudith 13.
Bethulia door Gods en Iudiths tegenweijr
Nam Holofernes t'hooft, en sloegh het gantschen heijr.
| |
[pagina 377]
| |
LI
Ziet hoe een Man'lijck hert schuylt onder Vrouwe kleed'ren,
Ziet hoe Semiramis stelt t'heijr in zijn geled'ren,Ga naar voetnoot2
Ziet hoe kloeckmoedigh zy geseten op het Peerd
Grijpt met d'een hand den toom, met d'ander hand het zweerd,
5[regelnummer]
Hoe d'afkomst van heur bloed, en Koninghlijcken adel
Zy niet op't bedde toont, maer op den gouden Zadel,
En rijst noch s' morgens vroegh voor't blincken vande Zon
Als eenen blixem op nae't pratte Babylon;Ga naar voetnoot8
Zy strijd, zy overwind, zy slaet den vyand t'onder,
10[regelnummer]
En met veel wapen-roofs keert weer als eenen donder;
Ziet hoe zy heur parruijck diep inde palmen berght,Ga naar voetnoot11
Hy light al onder voet die heur ten strijde terght.Ga naar voetnoot12
|
|