De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 338]
| |
[XXXII]
Pythagoras zit hier, den Disch die is hier knapGa naar voetnoot*
Verzorght met eenen wegh, wat vruchts, en eenen nap.
Marc. 1.
Den Dooper die den wegh voor Godes Zoon quam banen,
Hadde anders geene spijze als honigh en sprinckhanen.
| |
[pagina 339]
| |
XXXII
Pythagor', Samos roem, te wonderlijcken hatenGa naar voetnoot1
D'onnutte Gulzigheyd, die niet en kan als vraten;Ga naar voetnoot2
Met eenen sobren Disch hy wel te vreden was,
Hy speenden zich van Vleesch, en Visch; by't veldgewasGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
In ware danckbaerheyd hy heylighlijcken leefde,
En met der herten aen een goed genoegen kleefde.Ga naar voetnoot6
‘O gulden Soberheyd! ghy zijt v zelfs een maet;
‘Als d'ander eerst begint, zoo zijdy al verzaet.
‘De spijze is niet zoo zeer om t'lichaem vet te mesten,
10[regelnummer]
‘Gelijck een kermis-gans die kruypen moet ten lesten,Ga naar voetnoot10
‘Als zy geschapen is, dat elck een van heur proeftGa naar voetnoot11
‘Alleen zoo veel als t'lijf tot onderhoud behoeft.Ga naar voetnoot12
|
|