Aenleidinge ter Nederduitsche dichtkunste (ed. Werkgroep Utrechtse Neerlandici)
(1977)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
J. van Vondel
| |
[pagina 7]
| |
VerantwoordingVondels Aenleidinge ter Nederduitsche dichtkunste is één van de weinige literair-theoretische geschriften in onze17de-eeuwse letterkunde. Dat unieke karakter is overigens niet de enige verdienste van deze tekst: Vondel zegt er veel behartigenswaardigs in over de dichtkunst. De lezer van nú leert eruit welke dingen van belang waren voor de dichter van tóén. Op grond van deze overwegingen leek het ons gewenst de Aenleidinge gemakkelijk bereikbaar te maken voor het onderwijs, op ons eigen instituut en wellicht ook daarbuiten. Een afzonderlijke uitgave in de serie Ruygh-bewerp was daartoe de aangewezen mogelijkheid. We hebben ons bij de voorbereiding steeds gericht op het niveau van tweedejaars studenten, en niet op een publiek van fijnproevende kenners. Met het oog op deze lezers zijn we dan ook royaal met toelichtingen geweest, zo royaal dat de annotaties misschien soms de indruk wekken met groot vertoon een open deur in te trappen. Die indruk kan juist zijn, maar ook wel eens bedrieglijk, om de volgende reden. Hoe meer we ons met de Aenleidinge bezig hielden, hoe meer we gingen ervaren dat het een ongewoon weerbarstige, of beter gezegd, glibberige tekst is, waarin ‘het grimmelt van onzekerheên’. Een passage kon er bij eerste oppervlakkige lectuur niet bijzonder moeilijk uitzien, terwijl toch, als we probeerden exact te bepalen wat er stond, de problemen zich vermenigvuldigden. Soms hebben we onze onzekerheid aan de lezer geopenbaard door meer mogelijkheden tot uitleg aan te bieden. Vaak ook hebben we onze twijfels (voorlopig) onderdrukt en voor één bepaalde oplossing gekozen, zonder van de juistheid daarvan altijd volstrekt overtuigd te zijn, in de verwachting dat kritische tegenstemmen niet zouden ontbreken. Er is door drie verschillende groepen van studenten en docenten gewerkt aan onderdelen van de Aenleidinge. De resultaten van het groepswerk zijn plenair besproken, waarna de groepen een semi-definitieve redactie van hun werk hebben gemaakt. Een commissie heeft daarna nog eindredactionele werkzaamheden verricht in die zin dat ze ernaar gestreefd heeft de diverse stukken technisch op één lijn te brengen. Ze heeft het echter niet tot haar taak gerekend om opzet en aanpak van de verschillende | |
[pagina 8]
| |
commentaarfragmenten te egaliseren. Speurders zullen derhalve verschillende ‘handen’ kunnen onderscheiden. De gebruikers zullen mogelijk ook ervaren wat de ‘kenners’ al weten voordat ze ons lezen, nl. dat met deze tekstuitgave bepaald niet het laatste woord gezegd is over de Aenleidinge. We willen vooral beginners een eind op weg helpen met hun lectuur. Daarbij volgen we graag Vondels raad en vragen bij deze om kritiek ‘van eenen Aristarchus, ja verscheide keurmeesteren’. Kees Blokland Arie Gelderblom Paul van den Hoven Hennie de Jonge Margreet Leufkens Marijke Meijer Drees Leonoor Oversteegen Riet Schenkeveld - van der Dussen Jan Steenbeek Gertie Veldman Wim Vermeer Rien Wols |
|