Kruistriomf en gezangen(1750)–Joannes Vollenhove– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 452] [p. 452] Morgenzang. Op de wyze van Mariaas of Simeons Lofzang, of van den 3. Psalm, met 12. regelen. Of op den toon van Sluiters eerste Gezangen, 74: en leste, 178. 196. Of in H. Zweerts Zedezangen, 129. Lux suscitat alma. DAar schuift het morgenlicht Van 's hemels aangezigt De duisternis en dampen. De dagtoorts, die nooit rust, Verschynt weêr bly, en bluscht Al 't nachtlicht met zyn lampen. Al wat nu adem haalt, In woudt of weide dwaalt, De lucht doorsnydt met pennen, Begroet, elk op zyn wys, Den dageraat, ten prys Van d'almagt, dus te kennen. D'onzigtbre toont alom Is 't hart niet blint en dom, [pagina 458] [p. 458] Zich zigtbaar in zyn werken. Hoe ryst myn ziel zo traag! Hoe zweeftze noch zo laag Langs d'aarde met haar vlerken! Hoe sluimert zy, helaas, Hoe droomtze in 't waken, dwaas Door mist en damp bedrogen; Door 's werelts list misleit! Waar Delila dus vleit, Daar gelt het Simsons ogen. O Schepper van de zon, O aller lichten bron, Verlicht myn hart, dus duister; Dat 's werelts valsche schyn En boze drift verdwyn' Voor dien genadeluister. Uw liefde ontsteke een' gloet Van liefde in myn gemoet; Die nu, en al myn dagen, Geen schepsel diene, ô neen, Maar u, myn heil alleen, Verheff' naar uw behagen. Och! leerme uw ongunst vliên, Uw alziende oog ontzien, [pagina 454] [p. 454] Uw hoge vierschaar vrezen, U volgen, wis van tredt, Op 't heilspoor van uw wet; Uit 's misdaats slaap verrezen. Wek niewe kracht en vlyt, Die in uw werk zich quyt', Door 't myne nooit bedorven: Vooral de kroon ter eer Van 's levens opperheer, Met smaat aan 't kruis gestorven. Hou staag myn' lust gespeent Van 't goet, dat ons, geleent, Kan dag op dag begeven. Schenk rykdom, eer en staat, Die lyf en ziel verzaadt, Nooit endigt met dit leven. Geleime in dees woestyn, Gereet in vreugt, of pyn, Uw hant altoos te loven. Uw heillicht wysme klaar, Als wolk- en vierpylaar, Naar Kanaän hier boven. 1682. Vorige Volgende