Kruistriomf en gezangen
(1750)–Joannes Vollenhove– AuteursrechtvrijVerkeerde en billyke schaamte.
Pudor incendit vires, & conscia virtus.
WAar wil 't och! heen met 's menschen blintheit?
De schaamte, vol ontzintheit,
Wort gansch vergeten, of vergeet
Haar' plicht, te vroeg gereet.
Hoe wort Godts dienst zo licht vergeten?
Men schaamt zich daar te heten
Een huichelaar en Fariseew,
Beschimpt met veel geschreew.
Maar schaamte is wech, daar zich te schamen
Met recht elk zou betamen.
Vergryptge, ô mensch, u, luttel vroom,
Daar dwingt geen schaamte, of schroom.
| |
[pagina 431]
| |
Ei laat Godts wet uw herssens slypen:
Leer beter eens begrypen,
Opdatge een loflyk wit beschiet,
Waar schaamte passe, of niet.
Hoe? schaamtge u voor Godts troon te knielen?
Dit 's d'adeldom der zielen,
Haar glans en schoonheit, minst bekladt,
Haar pracht, haar rykste schat.
De deugt alleen, de deugt is heerlyk.
Wat snoodt is en oneerlyk,
Wat ziel en lichaam krenkt met hoon,
Stelt bozen aart ten toon.
Onkunde is daar en blinde botheit,
Ja gansch ontzinde zotheit:
Kleinhartigheit, die, blo van geest,
Haar schim en schaduw vreest:
Veel roemzucht, maar wel ras aan 't krimpen,
Met reden te beschimpen:
De zwaarste en snootste slaverny,
Van 's afgronts dwang niet vry:
Afgrysselyke lastervlekken,
Voor Godt noch mensch te dekken:
Geringheit van geboorte en staat,
En armoê, meest versmaadt:
| |
[pagina 432]
| |
Mismaaktheit, naaktheit, erfgebreken,
Van artseny versteken:
En wat Godts kechten strekt, ja Godt,
En 't helsche ryk ten spot.
Deze eerbesmetting, d'ergste snootheit,
Die voor Godts ogen bloot leit,
Verdient dat elk hier staag van gruw',
Met schaamte en schrik haar schuw'.
De vroomsten vatten dit, boetvaardigGa naar margenoot+
En schaamroot, als t' onwaardig
Tot Godt met een misdadig oog
Eens op te zien omhoog.
Veel moetwil zag men ingebonden
Door schaamte, of heel verslonden:
Gelyk de worm, het voesterkint,
Gewaat of hout verslint.
Op schaamte is beternis voorhanden:
Gelyk in d'akkerlanden,
Door braam en distel minst verrykt,
De gront noch vruchtbaar blykt.
Maar raadt noch baat wort nu vernomen:
't Is uit, 't is omgekomen.
Dees heilloze en veraarde tydt
Is eer en schaamte quyt.
1693. |
|