Kruistriomf en gezangen(1750)–Joannes Vollenhove– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De grootste ongelykheit van staat en waardigheit. Op de wyze van den 78. of 90. Psalm. Immane quantum discrepat. WIst myn gezang nu 't onderscheit volkomen, Zo groot, als 't is, van vromen en onvromen T'ontvouwen! kon een menschetong dit melden, Dat elk 't begreep! By wien zou dit niet gelden? Wie hoorde niet naar Godt? wie koos dan voor Den weg, die hem behaagt, een schendig spoor? Hier spreekt Godts Geest van wyzen, daar van dwazen, Ontzinden, die verwoedt en vreeslyk razen. Hier tart het huis op steenrots wint en baren: Daar kan in storm geen zantgront dat bewaren. [pagina 424] [p. 424] Hier valt de kracht al 's afgronts ryk te sterk: Daar deugtze tot geen' stryt, of loflyk werk. Hier is de ziel, in 't volgen van Godts wetten, Door Christus bloet gevaagt van lastersmetten: Daar vuil, en vuilst, als elk, door schyn bedrogen, Haar zuiver schouwt. Hier pronktze in 's Heilants ogen Met deugt, die hem gelykt: en daar verveelt Hem gruwlyk quaat, dat helschen aart verbeelt. Hier strekt Godts Zoon een kleedt voor's menschen naaktheit: Daar staatze bloot, beschaamt door veel mismaaktheit. Hier blyft geen schat in armoê zelf ontbreken: Daar rykdom arm, van 't hoogste goet versteken. Hier eet men Man, en zit by Christus aan: Daar voedt geen draf die van gebrek vergaan. De vrome staat in 't boek van 't ewig leven, De boze voor Godts wraakrecht opgeschreven. Dees heerscht met Godt in Christus ryk, als koning: Die dient de helle, en krygt daar zyn beloning: Dees, als Godts zoon, door erfrecht ryk gekroont; Die, als van 't zaat der helsche slang, gehoont. Onendig is 't verschil hier (wie kan 't noemen?) Van zaligheit en vreesselyk verdoemen, Van ere en smaat, van welvaart en elende, Van hoogste vreugt en jammren zonder ende, Van zegen reis op reis, en vloek op vloek. Dit 's loon van deugt en ondeugt in Godts boek. Zo scheelt de tarw van onkruit, kaf van koren, Van zilver schuim, de lelistruik van doren, [pagina 425] [p. 425] De dorre rank van vruchtbre wyngertstokken, 't Onnozel schaap van wolven en van bokken, Godts kerk van 't huis des afgodts en zyn' troon, De nacht van 't licht, van Belial Godts zoon. Alziende Godt, Aartswysheit, vry van blintheit, Bewaar myn ziel voor zulk een boze ontzintheit, Datze ooit van twee het ergste lot zou kiezen, Daar elk zoveel kan winnen, of verliezen. Al wort het padt, dat breedt is, meest betreên, Wie schrikt niet, als hy denkt, waar loopt het heen? 1693. Vorige Volgende