Kruistriomf en gezangen
(1750)–Joannes Vollenhove– Auteursrechtvrij
[pagina 389]
| |
Bidden eischt waken.Op den toon van den 17. Psalm.- - - Alterius sic
Altera poscit opem res, & conjurat amice.
GY, die, bestreên van 's afgronts list
En boosheit, wenscht te triomferen,
En Christus bystant nooit t'ontberen,
Door wien zyn volk geen zege ooit mist;
Gebruik zyn' raadt, om nooit te staken
Uw zorg in 't volgen van zyn treên;
Die, bang in dootstryt, tot gebeênGa naar margenoot+
Vermaande en ook niet min tot waken.
Hoe menig mensch, die niet vergat,
Als node in zielgevaar versteken
Van 's hemels hulpe, om hulp te spreken,
Die tegens qua bekoring badt
Van dag tot dag, verzuimt te schendig
Zyn' plicht van zielwacht, zo gerust,
Als van geen' storm noch strydt bewust,
Door slaapzucht zonder zorge elendig!
| |
[pagina 390]
| |
Geen vonk van boosheit wort gebluscht,
Geen stof van heilloos vier, aan 't smoken,
Geschuwt: men helpt den brant eer stoken
En queken van verboden lust,
Met los gezwier van dertele ogen,
Toneelspel, dansvreugt, ydle praat,
Lichtvaardig tooisel en gelaat,
Als van de hel met lust bedrogen.
De vensters van de ziel, helaas!
Waardoor veel quaats komt ingeslopen,
Tot haar bederf, staan wydt dus open.
Onreine drift zoekt zelf heur aas,
Te zoet, om voor den hoek te schrikken.
Zy werpt, als viel de Satan traag
Tot zielvangst met zyn net en laag,
Zich los en vrolyk in zyn strikken.
Hoe fraai wort dan de hoogste hant
Om noothulp van den mensch gebeden,
Als van den vyant hardt bestreden,
Met wien hy leeft in goedt verstant!
Kan zulk een bê, vermeetle zotten,
Gehoor verwachten voor Godts troon?
Is dit niet valsch, Godts dienst tot hoon,
Zelf in 't gebedt zyn' naam bespotten?
| |
[pagina 391]
| |
Gy eischt van d'Oppermajesteit
(Wat stoutheit quam zo hoog gesteigert?)
Een weldaat, die gy zelfs u weigert;
Verzoekt, als zaagtge u no misleit,
(Moet dit verzoek u niet beschamen?)
Op 's hemels weg geleide door
Godts hant, maar wykt met kracht van 't spoor;
En zegt op uw gebedt geen amen.
Wie ongeveinst zich wenscht bevryt
Van list en magt der helsche troepen,
Hoor' niet vergeefs den Heilant roepen
Met zyn gezanten, wake altyt.
D'aartsvyant krenkt geen' mensch zo wakker
En wis, als die gemaklyk rust:
Dan woelt en werkt hy naar zyn' lust:
Dan zaait hy onkruit in Godts akker.
De krygsman, die op schiltwacht staat,
Bekruipt hem slaap by poort of wallen,
Bekoopt dit, deerlyk overvallen.
Wien treft gewelt of loos verraat
Ooit erger, dan die 't minst verbeiden?
Volg Christus last, die u bewaart
Wenscht door 't gebedt. Wat Godt dus paart,
Vermeet' geen mensch zich ooit te scheiden.
1693. |
|